In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, F.T. Vastgoed B.V. en MP Real Estate B.V., die gezamenlijk een onroerend goedcomplex wilden aankopen van ASR Vastgoed vermogensbeheer B.V. Op 8 december 2010 sloten zij een koopovereenkomst, waarin een ontbindende voorwaarde was opgenomen. Deze voorwaarde hield in dat de koop alleen doorging als de uitkomst van een due diligence onderzoek voor de kopers 'conveniërend' was. MP Real Estate heeft op 16 december 2010 aan F.T. Vastgoed medegedeeld zich terug te trekken uit de koop, en op 20 december 2010 heeft MP Real Estate de ontbindende voorwaarde ingeroepen. F.T. Vastgoed heeft vervolgens de ontbinding van de koopovereenkomst betwist en vorderde schadevergoeding van MP Real Estate, stellende dat er geen geldige reden was voor de ontbinding.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat MP Real Estate op basis van de ontbindende voorwaarde gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank oordeelde dat de betekenis van 'conveniëren' subjectief is en dat MP Real Estate voldoende redenen had om te concluderen dat de uitkomst van het due diligence onderzoek niet aanstond. De rechtbank heeft ook overwogen dat de ontbinding door MP Real Estate niet ter toetsing in rechte stond, omdat de voorwaarden in de overeenkomst dit niet toelieten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van F.T. Vastgoed afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van MP Real Estate, die op € 1.705,- zijn begroot, vermeerderd met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van de formulering van ontbindende voorwaarden in koopovereenkomsten en de ruimte die partijen hebben om deze voorwaarden subjectief te interpreteren. De rechtbank heeft de vordering van F.T. Vastgoed afgewezen, omdat zij niet kon aantonen dat MP Real Estate onterecht gebruik had gemaakt van de ontbindende voorwaarde.