In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B.V. Aannemingsbedrijf X] de vernietiging van twee arbitrale vonnissen die zijn gewezen door het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) in een geschil met de Duitse onderneming Blohm + Voss Oil Tools GmbH (B+V). De vordering tot vernietiging is gebaseerd op verschillende gronden, waaronder het niet naleven van de opdracht door het scheidsgerecht en het ontbreken van een deugdelijke motivering van de arbitrale vonnissen. De rechtbank Rotterdam heeft de procedure op tegenspraak behandeld en de feiten van de zaak zijn als volgt: In december 2007 zijn partijen een overeenkomst aangegaan voor tankconstructiewerkzaamheden, waarbij is afgesproken dat geschillen aan het NAI zouden worden voorgelegd zonder mogelijkheid van hoger beroep. In 2008 heeft [B.V. Aannemingsbedrijf X] de overeenkomst beëindigd, wat leidde tot een arbitrageprocedure. De arbiters hebben in hun tussenvonnis en eindvonnis geoordeeld over de beëindiging van de overeenkomst en de gevolgen daarvan. [B.V. Aannemingsbedrijf X] stelt dat het scheidsgerecht niet heeft geoordeeld over haar reconventionele vordering en dat de motivering van de arbitrale vonnissen tekortschiet. B+V verzet zich tegen de vernietiging en beroept zich op niet-ontvankelijkheid van de vordering van [B.V. Aannemingsbedrijf X]. De rechtbank overweegt dat de rechter terughoudend moet zijn bij het toetsen van arbitrale vonnissen en dat vernietiging niet mag worden gebruikt als een verkapt hoger beroep. Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van [B.V. Aannemingsbedrijf X] af en veroordeelt haar in de proceskosten.