4.In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de WIA wordt onder arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de WIA verstrekt de verzekerde die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend of een recht heeft op een uitkering op grond van deze wet op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie, aan het UWV.
Op grond van artikel 76, eerste lid en aanhef en onder a, van de WIA herziet het UWV beschikkingen op grond van deze wet of trekt dergelijke beslissingen in, indien als gevolg van het niet of niet volledig nakomen van de artikelen 27 tot en met 32 en de daarop berustende bepalingen het recht op een uitkering op grond van deze wet niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of de hoogte van de uitkering ten
onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Op grond van het derde lid kan het UWV geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien indien daarvoor dringende redenen zijn.
Op grond van artikel 77, eerste lid, van de WIA wordt een uitkering die op grond van deze wet onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 76 door het UWV onverschuldigd is betaald of verstrekt, door het UWV teruggevorderd.
Op grond van het vierde lid kan het UWV indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
In artikel 3, eerste lid, van de beleidsregels Schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006, gepubliceerd in de Staatscourant van 24 november 2006, nr. 230, pagina 17, (de Beleidsregels) is bepaald dat indien door toedoen van de verzekerde ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, intrekking of herziening van de uitkering plaatsvindt met terugwerkende kracht tot en met de dag vanaf welke de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels wordt, indien als gevolg van of mede als gevolg van het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting of een medewerkingsverplichting ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn ingetrokken of herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan.
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels wordt, indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.
Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Beleidsregels wordt bij samenloop van één of meer situaties als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de vroegste dag.
5.1Ter beoordeling ligt de vraag voor of eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door een onjuist beeld van zijn gezondheidstoestand te scheppen en of als gevolg daarvan ten onrechte aan hem een uitkering op grond van de WIA is toegekend.
5.2.Ter zitting heeft eiser desgevraagd naar voren gebracht dat het beroep zich niet meer richt tegen het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit I. De opschorting van de betaling van de uitkering met ingang van 1 oktober 2011 zal dan ook buiten bespreking blijven.
5.3Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het (in bezwaar gehandhaafde) primaire besluit II op goede gronden geconcludeerd dat eiser ten tijde van het onderzoek in het kader van einde wachttijd zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door zijn gezondheidstoestand onjuist, dan wel onvolledig weer te geven, en dat hem als gevolg daarvan ten onrechte een uitkering is verstrekt. De rechtbank acht hierbij van belang dat uit de rapportage van [naam] van 27 juli 2011 blijkt dat eiser beter functioneert dan passend bij het niveau “geen duurzame benutbare mogelijkheden”. Uit deze rapportage blijkt dat op basis van getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat eiser vanaf 2006 tot eind 2010 een normaal leven leidde en eiser zelfs is opgetreden als belangenbehartiger van anderen, waaronder zijn dochter. Ook uit de rapportage van 4 oktober 2011 van de verzekeringsarts blijkt dat eiser goed tot normaal heeft kunnen functioneren.
Voor zover eiser stelt dat zijn verbeterde medische situatie niets zegt over zijn toestand tijdens het onderzoek in 2007, kan de rechtbank hem daarin niet volgen. De verzekeringsarts bezwaar & beroep heeft in zijn rapportage van 19 april 2012 uitgebreid uiteengezet dat eiser in 2005 is uitgevallen voor zijn werk wegens psychische klachten. De toenmalige behandelaar bij de Grote Rivieren, waar eiser tot 15 januari 2007 onder behandeling is geweest, heeft als diagnose gesteld milde psychopathologie, voornamelijk reactief van aard. Voorts is eiser onder behandeling gekomen van Gülsaçan, die een ernstige psychiatrische stoornis vaststelt. Echter de diagnose van de huidige behandelaar ligt in de lijn van de diagnose gesteld door de eerste behandelaar. De door Gülsaçan gestelde chronische diagnose betreft een reeds in de adolescentie tot uiting komende aandoening. Nu bij eiser sprake is van een abrupte start op latere leeftijd en een vrij abrupt einde van deze aandoening, is het onwaarschijnlijk dat deze diagnose werkelijk aan de orde is geweest. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd, dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar & beroep onjuist zouden zijn.
5.4.Met betrekking tot de stelling van eiser dat verweerder zijn huidige klachten heeft gebagatelliseerd is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat verweerder niet mocht afgaan op de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar & beroep. Hierin is rekening gehouden met de door P.R.N. Nazir, psychiater i.o., en de huisarts, M. Elean, verstrekte informatie. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat deze conclusies onjuist zouden zijn.
5.5Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om de bevindingen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar & beroep voor onjuist te houden. De conclusie van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar & beroep is gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek, kennisname van het dossier, waaronder het rapport van [naam] van 27 juli 2011, en aanwezigheid tijdens de hoorzitting. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat daarmee voldoende gemotiveerd is dat de beperkingen van eiseres per 8 oktober 2007 anders zijn dan destijds is vastgesteld.
Hiermee staat vast dat door toedoen van eiser - namelijk het simuleren van een onjuist psychiatrisch beeld – ten onrechte per 8 oktober 2007 een WIA-uitkering is verstrekt
.