Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het vonnis van de rechtbank Breda in het bevoegdheidsincident d.d. 14 oktober 2009 waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Rotterdam, en de aan dat vonnis ten grondslag liggende processtukken;
- het oproepingsexploot van 14 december 2009 waarbij TVM [gedaagde] heeft opgeroepen voor de rolzitting van 13 januari 2010;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de akte uitlating voortprocederen van de zijde van TVM;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
Verzuimpercentage 4,32 %”
ARTIKEL 11. Verplichtingen tot het verstrekken van informatie11.1
Opgegeven jaarlijkse naverrekeningsgegevensDe verzekeringnemer is verplicht om voor zijn rekening zo spoedig mogelijk na afloop van ieder verzekeringsjaar, uiterlijk binnen een maand nadat de Maatschappij een daartoe strekkend verzoek heeft gezonden, aan de Maatschappij opgave te verstrekken van:
- de totale brutoloonsom over het afgelopen jaar, alsmede, wanneer de Maatschappij hierom verzoekt, een nadere specificatie daarvan, dan wel overlegging van een verzamelloonstaat;
(…)
Het niet of niet tijdig voldoen aan de in dit Artikel weergegeven verplichting heeft tot gevolg, dat de premie per 1 januari volgend op het naverrekeningsjaar wordt vastgesteld op basis van 5,5% verzuim en 10% stijging van de brutoloonsom, tenzij uit de bij de Maatschappij bekende informatie hogere percentages blijken, in welk geval die hogere percentages worden gevolgd, waarbij de Maatschappij het recht heeft een aanvullende premietoeslag van 10% in rekening te brengen.
(…)
PremieDe op het Polisblad vermelde premie is een voorschotpremie. Aan het begin van ieder verzekeringsjaar zal de voorschotpremie voor dat jaar worden berekend aan de hand van de brutoloonsom over het afgelopen verzekeringsjaar.
Tevens zal aan de hand hiervan de premie over het voorgaande jaar definitief worden vastgesteld en verrekend met de voorschotpremie. Vervolgens zal er een premiepercentage (de premie uitgedrukt als percentage van de verzekerde loonsom) worden vastgesteld. Dit percentage blijft gedurende het jaar ongewijzigd.
(…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
- een naverrekeningsfactuur van 11 september 2007 ad € 1.919,57 waarbij TVM de premie over het jaar 2006 heeft naverrekend en de voorschotpremie over het jaar 2007 heeft aangepast
- een kwartaalfactuur van 1 oktober 2007 ad € 7.438,15
- een kwartaalfactuur van 1 januari 2008 ad € 7.441,75
- een naverrekeningsfactuur van 20 augustus 2008 ad € 4.634,33 waarbij TVM de premie over 2008 heeft naverrekend en de voorschotpremie voor 2008 heeft aangepast
- een naverrekeningsfactuur van 27 oktober 2009 ad € 909,72 waarbij TVM de premie over het eerste kwartaal van 2008 heeft verrekend.
Hierna zal de rechtbank eerst het beroep op vernietiging van artikel 11.1 van de algemene polisvoorwaarden beoordelen. Vervolgens zal worden ingegaan op de vraag van welke jaarloonsom en verzuimpercentages/premie TVM (in redelijkheid) diende uit te gaan bij het naverrekenen van de premies over de jaren 2006 tot en met 2008.
De rechtbank overweegt als volgt.
€ 483.754,-.
4.7.1 TVM heeft gesteld dat [gedaagde] geen (toereikende) gegevens over 2008 heeft verstrekt, zodat TVM op grond van artikel 11.1 van de algemene polisvoorwaarden gerechtigd was om de jaarloonsom vast te stellen op de jaarloonsom van 2007 verhoogd met 10%, neerkomend op (€ 483.754,- plus 10% =(afgerond)) € 532.129,-. Volgens [gedaagde] is TVM wel tijdig voorgelicht over de jaarloonsom van 2008, in ieder geval op 20 juli 2011, en bedraagt deze € 253.113,-.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] tegen deze achtergrond onvoldoende onderbouwd dat voor 2008 uitgegaan dient te worden van een jaarloonsom van € 253.113,-. Dat bedrag valt niet te herleiden uit de gegevens die [gedaagde] in haar productie 4 bij de conclusie van dupliek over 2008 heeft verstrekt. Dat betekent evenwel niet dat TVM in redelijkheid van een jaarloonsom van € 532.129,- mocht uitgaan. Uit de door [gedaagde] verstrekte gegevens blijkt immers van een jaarloonsom over 2008 die beduidend lager is dan dat bedrag. Van TVM mocht, zoals hiervoor is overwogen, in redelijkheid verwacht worden dat zij alsnog op grond van die gegevens tot naverrekening over 2008 zou overgaan en het in dat kader in rekening gebrachte factuurbedrag naar beneden zou bijstellen. Dat wordt niet anders doordat [gedaagde] over 2008 geen verzamelloonstaat heeft overgelegd maar slechts het als productie 4 overgelegde document. TVM heeft niet (onderbouwd) gesteld dat de uit dat document volgende jaarloongegevens onjuist zijn. Het een en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [gedaagde] over 2008 naverrekeningspremie verschuldigd is op basis van een jaarloonsom van € 384.956,65. Voor het hierbij optellen van de in 2008 betaalde CAO-vergoeding is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft [gedaagde] gesteld dat de CAO-vergoeding een onkostenvergoeding betreft die chauffeurs uitbetaald krijgen als zij buiten hun standplaats werken en dat deze niet wordt uitbetaald bij ziekte. TVM heeft op deze stelling niet (onderbouwd) gereageerd. De rechtbank zal daarom uitgaan van de juistheid van deze stelling, die naar het oordeel van de rechtbank de conclusie rechtvaardigt dat de CAO-vergoeding niet dient te worden meegerekend in de verzekerde jaarloonsom.