Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het vonnis van 10 februari 2010 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte uitlating voortprocederen van de zijde van TVM, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met één productie;
2.De feiten
Verzuimpercentage 4,32 %”
ARTIKEL 11. Verplichtingen tot het verstrekken van informatie11.1
Opgegeven jaarlijkse naverrekeningsgegevensDe verzekeringnemer is verplicht om voor zijn rekening zo spoedig mogelijk na afloop van ieder verzekeringsjaar, uiterlijk binnen een maand nadat de Maatschappij een daartoe strekkend verzoek heeft gezonden, aan de Maatschappij opgave te verstrekken van:
- de totale brutoloonsom over het afgelopen jaar, alsmede, wanneer de Maatschappij hierom verzoekt, een nadere specificatie daarvan, dan wel overlegging van een verzamelloonstaat;
(…)
Het niet of niet tijdig voldoen aan de in dit Artikel weergegeven verplichting heeft tot gevolg, dat de premie per 1 januari volgend op het naverrekeningsjaar wordt vastgesteld op basis van 5,5% verzuim en 10% stijging van de brutoloonsom, tenzij uit de bij de Maatschappij bekende informatie hogere percentages blijken, in welk geval die hogere percentages worden gevolgd, waarbij de Maatschappij het recht heeft een aanvullende premietoeslag van 10% in rekening te brengen.
(…)
PremieDe op het Polisblad vermelde premie is een voorschotpremie. Aan het begin van ieder verzekeringsjaar zal de voorschotpremie voor dat jaar worden berekend aan de hand van de brutoloonsom over het afgelopen verzekeringsjaar.
Tevens zal aan de hand hiervan de premie over het voorgaande jaar definitief worden vastgesteld en verrekend met de voorschotpremie. Vervolgens zal er een premiepercentage (de premie uitgedrukt als percentage van de verzekerde loonsom) worden vastgesteld. Dit percentage blijft gedurende het jaar ongewijzigd.
(…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 4.250,56, tot betaling van een naverrekeningsnota over 2007 ad € 5.568,77 en tot betaling van naverrekeningsnota over 2008 ad € 2.104,08. [gedaagde] heeft de juistheid van de door TVM gevorderde bedragen betwist, stellende dat TVM bij de berekening van de op grond van de bedoelde verzekering verschuldigde premies is uitgegaan van onjuiste jaarloonsommen. [gedaagde] heeft voorts een beroep gedaan op verrekening van hetgeen zij mogelijk verschuldigd mocht blijken te zijn aan TVM, met het bedrag van een drietal creditfacturen tezamen bedragende € 11.755,67 welke door TVM nog niet zijn voldaan.
Niet in geschil is voorts dat het aan [gedaagde] was om zorg te dragen voor het (tijdig) verstrekken van de jaarloonsom, zodat jaarlijks naverrekening kon plaatsvinden. De stelling van TVM is dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de verplichting om deze gegevens tijdig te verstrekken, zodat TVM op grond van artikel 11. 1 van de volgens haar op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde algemene polisvoorwaarden gerechtigd was om de jaarloonsom en het verzuimpercentage forfaitair vast te stellen. Dat leidt volgens TVM tot een premiebijbetaling voor 2007 van € 5.568,77, in rekening gebracht bij factuur van 4 november 2008, en voor 2008 van € 2.104,08, in rekening gebracht bij factuur van 27 oktober 2009. [gedaagde] heeft betwist dat zij de benodigde gegevens niet (tijdig) heeft verstrekt. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat artikel 11.1 niet door TVM kan worden ingeroepen. Volgens [gedaagde] is de betreffende bepaling uit de algemene polisvoorwaarden vernietigbaar omdat zij onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233a BW, althans [gedaagde] geen redelijke mogelijkheid in de zin van artikel 6:233b BW heeft gehad om van de polisvoorwaarden kennis te nemen. Tenslotte heeft [gedaagde] aangevoerd dat een beroep op de hier bedoelde bepaling van de algemene polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
heeft nog aangevoerd dat niet duidelijk is hoe de premie weer op het juiste niveau kan worden gebracht nadat TVM artikel 11.1 heeft toegepast. De rechtbank overweegt dat op zichzelf juist is dat het toepassen van de forfaitaire jaarloonsom en het forfaitaire verzuimpercentage nog een aantal jaren doorwerkt in de premie, aangezien de premie wordt berekend aan de hand van het gemiddelde van de verzuimpercentages van de voorgaande jaren. Dat betekent dat de premie pas na een aantal jaren weer op het werkelijke niveau is. Dat is evenwel het gevolg van het eigen nalatig handelen van [gedaagde] terzake de (tijdige) verstrekking van de voor de premieberekening vereiste gegevens en is om die reden dan ook niet als onredelijk bezwarend aan te merken. Al met al oordeelt de rechtbank dat voor vernietiging van het hier bedoelde beding op grond van artikel 6:233a BW geen plaats is.
TVM heeft het door [gedaagde] ondertekende acceptatieformulier overgelegd. In dit acceptatieformulier is onder het kopje “Ondertekening” onder meer bepaald:
TVM heeft bij het pleidooi voorts aangevoerd dat zij sinds april 2009 heeft gepoogd de jaarloongegevens over 2008 van [gedaagde] te verkrijgen. Volgens TVM heeft daarover op 14 april 2009 en 6 juli 2011 een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van TVM, waarbij met [gedaagde] is afgesproken dat de betreffende gegevens zouden worden overgelegd. Ook op 28 april 2009 en op 16 augustus 2009 (schriftelijk) heeft TVM verzocht om verstrekking van de gegevens over (onder meer) 2008, omdat dat nog altijd niet was gebeurd.
€ 412.349,- (de door [gedaagde] niet betwiste jaarloonsom over 2006 ad € 374.863,-, vermeerderd met 10%) en voor 2008 van een jaarloonsom van € 453.583,90 (€ 412.349,- vermeerderd met 10%) over 2008.
TVM heeft betwist dat er plaats is voor verrekening. Volgens TVM betreft het hier vorderingen die [gedaagde] op een andere rechtspersoon heeft, te weten TVM U.A. zodat verrekening reeds daarom niet aan de orde is. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat deze vorderingen inmiddels zijn voldaan door TVM U.A., aldus TVM.
heeft nog gesteld dat tussen partijen gebruikelijk was dat bedragen die verschuldigd of te vorderen waren uit hoofde van de andere verzekeringen werden verrekend. TVM heeft dat betwist. [gedaagde] heeft in het licht van die betwisting onvoldoende onderbouwd dat verrekening gebruikelijk was tussen partijen. Het als productie 1 bij de dagvaarding overgelegde overzicht waarnaar [gedaagde] verwijst is onvoldoende onderbouwing voor die stelling. In dat overzicht, dat kennelijk verstrekt is door de verschillende verzekeraars bij wie [gedaagde] verzekeringen heeft lopen, wordt per verzekeraar aangegeven welke bedragen [gedaagde] nog verschuldigd is c.q. te vorderen heeft. Het betreffende overzicht noemt aan het einde een bedrag dat [gedaagde] per saldo nog verschuldigd is. Daaruit valt niet af te leiden dat de verschillende verzekeraars hun vorderingen en/of schulden onderling verrekenen. Het is uitsluitend TVM die [gedaagde] in rechte heeft betrokken en haar eigen vordering heeft ingesteld.