Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser 2],
[eiser 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 maart 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 17 mei 2013
- de akte voor comparitie, tevens voor zover nodig akte tot wijziging van eis van [eisers] (met producties)
- de door de advocaat van ArcelorMittal ter comparitie overgelegde “pleitnotities”
- een brief van mr. Roos d.d. 4 juni 2013, waarin hij enkele opmerkingen maakt over het proces-verbaal van de comparitie.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
bevoegdheid
als afzender en/of als bevrachterzou geschieden. NOF stelt derhalve terecht dat zij noch juridisch noch feitelijk bij de lossing betrokken is geweest. Dit maakt deze casus anders dan die van de [A] (Rechtbank Rotterdam 11 november 2009; S&S 2011,6) waar volgens de Bevrachtingsvoorwaarden de bevrachter of ontvanger moest lossen alsook de [B] en [C] (Rechtbank Rotterdam 27 februari 2013; ongepubliceerd) waar volgens de IVTB de ladingbelanghebbenden (afzender en de ontvanger) moesten lossen.
als afzenderaansprakelijk is op grond van artikel 8:913 lid 1 BW geen doel treffen. Zoals overwogen heeft NOF geen enkele bemoeienis met de behandeling van de lading bij de lossing gehad noch moeten hebben en hebben [eisers] haar ook geen enkel concreet verwijt gemaakt. Met andere woorden: in deze zaak geldt tussen partijen dat NOF op geen enkele wijze betrokken zou zijn bij de lossing. Van aansprakelijkheid van NOF voor schade die tijdens de lossing door de behandeling van de lading aan het schip is ontstaan kan dan ook geen sprake zijn. NOF had het immers in die fase niet meer in haar macht om schade te voorkomen.
als bevrachterheeft verwezen naar een onveilige plaats om te lossen (artikel 8:926 BW). Integendeel, zij stellen zelf in november/ december 2009 in opdracht van Water-Land althans NOF een identieke lading van Leeuwarden naar Duinkerken te hebben vervoerd waarbij na lossing geen enkele schade aan het schip bleek te zijn toegebracht.
- griffierecht € 1.789,00
- salaris advocaat
furthermore numerous scratches and dents have been ascertained on the tank top”) en een gezamenlijk expertiserapport van [D] namens de belanghebbenden bij het m.s. [X] en BMT Techmar namens Water-Land/NOF d.d. 13 augustus 2010. Laatstgenoemd rapport bevat een uitgebreid overzicht van in de verschillende vakken van de buikdenning geconstateerde krassen, putten en indeukingen inclusief diepte en diameter. Deze schade werd op aanduiding van de schipper toegeschreven aan de lossing bij Sea Bulk te Duinkerken op 1 juli 2010. In een brief van 3 oktober 2012 schrijft [D] dat de op 2 juli 2010 geconstateerde zeer recente roodbruinkleurige oxidatie voor hem een aanduiding is dat de schade de dag daarvoor was veroorzaakt. Verder betreft het volgens hem duidelijk schade veroorzaakt door poliepgrijpers. Ook de heer [E] van BMT Techmar is, blijkens zijn brief van 3 oktober 2012, van mening dat de vastgestelde schade recent veroorzaakt was tijdens het lossen met een poliepgrijper. Hij wijst er op dat de geconstateerde oppervlakkige roest (“vliegroest”) is veroorzaakt doordat de schipper het ruim gereinigd heeft met brak water en dat in sommige groeven het blinkende metaal nog zichtbaar was wat duidt op recente krassen.
causaal verbandwas tussen de wijze van lossing en de door hen geconstateerde schade. Met name sluiten de bevindingen van de experts niet uit dat de schade is veroorzaakt door een lading of lossing die kort voorafgaand aan de onderhavige lossing heeft plaatsgevonden. Ook is nog niet duidelijk of de geconstateerde schade geheel of gedeeltelijk het gevolg was van normale slijtage die inherent is aan het gebruik van een buikdenning in de praktijk. Het m.s. [X] is gebouwd in 1974 en volgens schipper [eiser 2] is de buikdenning in augustus 2008 voor tweederde vervangen.