ECLI:NL:RBROT:2013:6001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
C-10-414119 - HA ZA 12-1067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen EMHA Technisch Bureau B.V. en IMO Anlagenmontage GmbH

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een internationaal bevoegdheidsincident tussen EMHA Technisch Bureau B.V. (hierna: EMHA) en IMO Anlagenmontage GmbH (hierna: IMO). EMHA heeft een vordering ingesteld tegen IMO, waarbij zij betaling eist voor werkzaamheden die zij heeft verricht in het kader van het HyCO-4 project in Rotterdam. IMO heeft zich echter beroepen op een forumkeuzebeding in haar inkoopvoorwaarden, waarin is bepaald dat geschillen moeten worden voorgelegd aan de rechtbank in Merseburg, Duitsland. De rechtbank heeft in haar vonnis van 10 juli 2013 geoordeeld dat de forumkeuze tussen partijen geldig is, en dat zij zich daarom onbevoegd moet verklaren om van de vordering van EMHA kennis te nemen.

De procedure begon met een dagvaarding van EMHA, waarin zij stelde dat zij op basis van een mondelinge overeenkomst werkzaamheden had verricht voor IMO en dat deze werkzaamheden niet waren betaald. IMO heeft in haar verweer aangevoerd dat de inkoopvoorwaarden van toepassing zijn, waarin een forumkeuze voor Merseburg is opgenomen. EMHA betwistte de toepasselijkheid van deze voorwaarden en stelde dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn, die een andere bevoegde rechter aanwijzen.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Ze concludeerde dat de inkoopvoorwaarden van IMO, inclusief het forumkeuzebeding, van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Dit betekent dat de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd moet verklaren, omdat de forumkeuze voor Merseburg is aanvaard door EMHA door niet expliciet te reageren op de voorwaarden van IMO. De rechtbank heeft EMHA vervolgens veroordeeld in de proceskosten van IMO, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 4.977,-, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven & handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/414119 / HA ZA 12-1067
Vonnis van 10 juli 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EMHA TECHNISCH BUREAU B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Rebel,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
IMO ANLAGENMONTAGE GMBH,
gevestigd te Merseburg, Duitsland,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H. Stroeve.
Partijen zullen hierna EMHA en IMO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnis van 17 april 2013 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken.
Vervolgens heeft op 30 mei 2013 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen hebben beide partijen een akte genomen.
Mr. Rebel heeft bij schrijven van 10 juni 2013 opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt. De rechtbank heeft dat schrijven aan het proces-verbaal heeft gehecht.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
EMHA vordert - samengevat weergegeven - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis IMO zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 166.620,41, vermeerderd met rente en kosten.
EMHA stelt daartoe - kort gezegd - het volgende.
2.2.
EMHA heeft in 2011 op basis van een mondelinge overeenkomst in opdracht van IMO werkzaamheden verricht en materialen aan IMO geleverd ten behoeve van het zogeheten HyCO-4 project in Rotterdam. EMHA heeft haar werkzaamheden in Rotterdam uitgevoerd en deze op basis van bestede tijd en verwerkte materiaal aan IMO in rekening gebracht.
2.3.
IMO heeft de betreffende factuur van EMHA van 1 maart 2012 ad € 178.551,01 (productie 3 van EMHA) onbetaald gelaten. Deze factuur betrof een vervanging van de facturen van 3 oktober 2011 ad € 140.207,83 en 17 november 2011 ad € 38.408,92. EMHA heeft bij factuur van 3 april 2012 (productie 6 van EMHA) een bedrag van € 11.930,59 gecrediteerd op de factuur van 1 maart 2012, zodat een door IMO te betalen bedrag van € 166.620,42 resteert.

3.De vordering en het verweer in het bevoegdheidsincident

3.1.
IMO vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren met veroordeling van EMHA in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
Daartoe voert IMO - samengevat - het volgende aan.
3.2.
Met betrekking tot het HyCO-4 project zijn tussen partijen twee eerdere overeenkomsten gesloten. De eerste ligt vast in de bevestiging van IMO van 1 november 2010, de tweede in die van 15 november 2010 (producties 14 en 16 van IMO). In die door beide partijen ondertekende opdrachtbevestigingen staat dat de inkoopvoorwaarden van IMO van toepassing zijn, met voorrang boven de aanbiedingen van EMHA waarin naar de Metaalunievoorwaarden wordt verwezen. In artikel 15.2 van de inkoopvoorwaarden van IMO is bepaald: “Gerichtsstand ist Merseburg”. IMO heeft met het van toepassing verklaren van haar inkoopvoorwaarden beoogd een forumkeuze te doen voor Merseburg, Duitsland,
3.3.
De overeenkomst waarop EMHA haar vordering baseert staat weliswaar los van die eerdere overeenkomsten tussen partijen, maar ook die overeenkomst betreft het HyCO-4 project en ook op die overeenkomst zijn om de volgende redenen de inkoopvoorwaarden van IMO van toepassing. Bij e-mail van 19 november 2010 (productie 17 bij akte van IMO) heeft IMO aan EMHA een uitnodiging gedaan tot het doen van een aanbod voor werk voor het HyCO-4 project op basis van haar inkoopvoorwaarden, naar welke inkoopvoorwaarden een hyperlink in die e-mail was opgenomen (“Based on our general conditions for purchase (
http://www.imo-anlagenmontagen.de/pdf/agb_imogruppe.pdf) and the data attached we ask for your quotation for Equipment-Grouting in Rotterdam”). Onderaan die e-mail staat vermeld:
“Sitz und Gerichtsstand: Merseburg
Amtsgericht Stendal [..]”.
IMO heeft met het van toepassing verklaren van haar inkoopvoorwaarden en die vermeldingen in haar e-mail beoogd een forumkeuze te doen voor Merseburg voor de overeenkomst die uit die uitnodiging van 19 november 2010 zou voortvloeien.
Bij e-mail van 6 december 2010 (productie 23 bij akte van EMHA) heeft EMHA gereageerd op de uitnodiging van 19 november 2010. Weliswaar is vervolgens mondeling tussen partijen overlegd over de opdracht en is die uiteindelijk in februari 2011 tot stand gekomen, maar die overeenkomst is voornamelijk gebaseerd op de uitnodiging van IMO van 19 november 2010 en niet op het aanbod van EMHA of een ander document. Er is dus sprake van een mondeling tot stand gekomen, maar schriftelijk bevestigde overeenkomst als bedoeld in artikel 23 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I-Vo. Derhalve is tussen partijen een bindende forumkeuze gemaakt voor Merseburg, zodat de rechtbank onbevoegd is om van de vordering van EMHA kennis te nemen.
3.4.
De conclusie van EMHA strekt tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van IMO in de proceskosten bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Daartoe voert EMHA - naast hetgeen zij bij dagvaarding heeft gesteld - het volgende aan.
3.5.
EMHA betwist dat tussen partijen een forumkeuzebeding voor het gerecht te Merseburg is overeengekomen.
In alle offertes die EMHA heeft opgemaakt in verband met de (eerdere) overeenkomsten met IMO heeft zij de Metaalunievoorwaarden van toepassing verklaard. IMO heeft de Metaalunievoorwaarden nimmer nadrukkelijk van de hand gewezen zodat deze toepasselijk zijn op deze overeenkomsten, ook op de onderhavige overeenkomst.
Ingevolge de Metaalunievoorwaarden is bevoegd de rechter van de vestigingsplaats van de opdrachtnemer, derhalve van EMHA, dus de rechtbank Rotterdam.
3.6.
Subsidiair voert EMHA het volgende aan.
De overeenkomst van februari 2011, waarop EMHA haar vordering grondt, is niet gebaseerd op de e-mail van IMO van 19 november 2010 of het aanbod van EMHA van 6 december 2010. In de e-mail van 19 november 2010 was een uiterste reactietermijn gesteld van 25 november 2010. Toen EMHA bij e-mail van 6 december 2010 reageerde, had de e-mail van IMO haar werking dus al verloren. IMO heeft niet binnen de door EMHA in haar aanbod van 6 december 2010 gestelde termijn van 31 december 2010 het aanbod aanvaard, zodat de e-mail van 6 december 2010 haar werking ook had verloren. in de periode eind januari tot medio februari 2011 hebben IMO en EMHA overlegd over een opdracht voor hetzelfde werk, maar met toepassing van een ander product (“Five Star”) dan EMHA bij e-mail van 6 december 2010 had aangeboden. Toen is tussen partijen overeenstemming bereikt. EMHA heeft daarop bij e-mail van 15 februari 2011 de opdracht aan IMO bevestigd, zonder dat daarbij algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Op die overeenkomst zijn dus geen algemene voorwaarden van toepassing.
Op grond van artikel 5 aanhef en sub 1 onder a) Brussel I-Vo is de rechtbank Rotterdam bevoegd.
3.7.
De inkoopvoorwaarden van IMO zijn naar hun aard niet van toepassing, omdat die voorwaarden betrekking hebben op de inkoop door en levering van goederen aan IMO, terwijl het in dit geval om een overeenkomst van opdracht gaat. Geen enkele bepaling uit de inkoopvoorwaarden van IMO is toepasselijk of door partijen gevolgd, zodat die inkoopvoorwaarden in hun geheel niet van toepassing zijn, evenmin het forumkeuzebeding.

4.De beoordeling

4.1.
IMO heeft zich in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, op onbevoegdheid in de zin van het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter beroepen.
4.2.
Er is sprake van een internationaal kader nu IMO woonplaats heeft (gevestigd is) in Duitsland en EMHA in Nederland.
4.3.
Beide partijen hebben woonplaats (plaats van vestiging) op het grondgebied van een EU-lidstaat. De vordering in de hoofdzaak is ingesteld bij dagvaarding van 24 oktober 2012 derhalve na de inwerkingtreding van de Brussel I-Vo. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, dan wel of deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de vordering van EMHA in de hoofdzaak, dient daarom in beginsel aan de hand van de Brussel I-Vo te worden beantwoord.
4.4.
In beginsel is voor de beoordeling van de bevoegdheid bepalend de vordering in de hoofdzaak en de grondslag(en) daarvan zoals gesteld in de dagvaarding.
EMHA heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij met IMO een overeenkomst heeft gesloten waarbij EMHA in opdracht en voor rekening van IMO in Rotterdam werkzaamheden heeft verricht en goederen heeft geleverd en dat IMO gehouden is de factuur voor deze werkzaamheden en leveranties te betalen.
4.5.
IMO beroept zich op het beding in artikel 15.2 van haar inkoopvoorwaarden en in haar e-mails: “Gerichtsstand ist Merseburg”, stellende dat dat beding tussen partijen is overeengekomen.
EMHA betwist dat een forumkeuze voor Merseburg tussen partijen is overeengekomen en dat de inkoopvoorwaarden van IMO van toepassing zijn.
4.6.
Ingevolge artikel 23 Brussel I-Vo is, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, exclusief bevoegd het gerecht van een lidstaat dat bij schriftelijk aangegane of schriftelijk bevestigde overeenkomst tussen partijen, dan wel in een vorm die toegelaten wordt door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk is geworden, bevoegd is verklaard.
Indien geen forumkeuze tussen partijen is gemaakt, geldt het volgende.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 2 Brussel I-Vo in samenhang met artikel 60 Brussel I-Vo, is het gerecht van Merseburg, als de plaats van vestiging (woonplaats) van de verweerder IMO bevoegd.
Voorts is ingevolge artikel 5, aanhef en sub 1 onder a), Brussel I-Vo ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd, bevoegd. In het onderhavige geval levert die bepaling rechtsmacht en bevoegdheid van deze rechtbank op.
Daarom onderzoekt de rechtbank eerst of zij uit hoofde van een forumkeuze bevoegd is.
4.7.
Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU gelden twee vereisten om een rechtsgeldige forumkeuze in de zin van artikel 23 Brussel I-Vo te maken: partijen dienen overeenstemming te hebben bereikt over de keuze van het gerecht waaraan zij de ontstane of toekomstige geschillen willen voorleggen en deze forumkeuze dient duidelijk en nauwkeurig te zijn (vgl.: HvJEG 14 december 1976, NJ 1977/446 – [X/Y]; HvJEG 14 december 1976, NJ 1977/447 - [Z/Q]; HvJEG 20 februari 1997, NJ 1998/565 - MSG/Les Gravières Rhénanes).
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de clausule “Gerichtsstand ist Merseburg” een voldoende duidelijk forumkeuzebeding voor het gerecht van Merseburg inhoudt.
Partijen debatteren over de vraag of dat forumkeuzebeding is overeengekomen.
4.9.
Tussen partijen staat vast dat zij in oktober/november 2010 twee overeenkomsten hebben gesloten met betrekking tot het HyCO-4 project, één vastgelegd in een door beide partijen ondertekende bevestiging van 1 november 2010 en één in een door beide partijen ondertekende bevestiging van 15 november 2010.
De bepalingen van die bevestigingen luiden voor zover hier van belang als volgt:
“Projektbezeichnung: HyCO-4 Rotterdam [..]
hiermit bestellt die IMO [..] bei EMHA [..]
1. Bestellunterlagen
Die nachfolgend aufgeführten Unterlagen sind Bestandteil dieser Bestellung und gelten in aufgeführter Reihenfolge:
  • diese Bestellung,
  • [..]
  • Allgemeine Enkaufsbedingungen der IMO-Gruppe (einzusehen unter http://www.imo-anlagenmontagen.de/pdf/agb_imogruppe.pdf
  • Ihr Angebot [..] vom [datum].
[..]
Ihre vorbehaltslose Auftragsbestätigung erwarten wir [..] bis zum [datum]”.
De beide opdrachtbevestigingen zijn door EMHA met het bedrijfsstempel gestempeld en ondertekend. Op de opdrachtbevestiging van 15 november 2010 heeft de heer [W] van EMHA bij punt 1. Bestellunterlagen bij de verwijzing naar een e-mail met de pen bijgeschreven“15.11.2010 attached” en daarbij geparafeerd.
4.10.
In het midden kan blijven of het Duitse, dan wel het Nederlandse recht op de in de bevestigingen van 1 en 15 november 2010 belichaamde overeenkomsten van toepassing is, omdat bij toepassing van elk van beide rechtsstelsel de conclusie moet zijn dat de in de uitoefening van hun bedrijven handelende partijen EMHA en IMO aan de inhoud van die bevestigingen gebonden zijn.
Derhalve geldt ook dat de inkoopvoorwaarden van IMO voorgaan (“Reihenfolge”) op de aanbiedingen van EMHA, derhalve ook op de Metaalunievoorwaarden die EMHA in haar aanbiedingen van toepassing verklaarde. Door de toepasselijkheid van de inkoopvoorwaarden van IMO en de “Reihenfolge” uitdrukkelijk overeen te komen, speelt de vraag of IMO de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden al dan niet van de hand heeft gewezen geen rol meer.
Daarom is tussen partijen met de inkoopvoorwaarden van IMO het forumkeuzebeding van artikel 15.2 van toepassing geworden op de beide overeenkomsten.
4.11.
Het betoog van EMHA dat de inkoopvoorwaarden van IMO in hun geheel, met inbegrip van het daarin opgenomen forumkeuzebeding, niet van toepassing zijn omdat de overeenkomsten het karakter van opdracht inhouden en niet zien op inkoop van goederen door IMO, verwerpt de rechtbank om de volgende redenen.
In beginsel dienen op een overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden betrekking te hebben op het onderwerp van die overeenkomst. Hier doet zich de situatie voor dat het leeuwendeel van de overeenkomst ziet op een opdracht tot het verrichten van werkzaamheden en een klein gedeelte betrekking heeft op de koop van goederen. Echter, ook voor wat betreft het gedeelte van de overeenkomst dat betrekking heeft op de opdracht tot het verrichten van werkzaamheden is IMO, de gebruiker van de inkoopvoorwaarden, de opdrachtgever, zodat geen sprake is van van toepassing verklaarde algemene voorwaarden die zien op een volstrekt andersoortige overeenkomst. Bovendien is het forumkeuzebeding van artikel 15.2 van de inkoopvoorwaarden van IMO in algemene bewoordingen opgesteld en niet specifiek gericht is op de koop van goederen door IMO.
4.12.
De overeenkomst waarop EMHA haar vordering in de hoofdzaak baseert is als volgt tot stand gekomen.
Bij e-mail van 19 november 2010, derhalve kort na het ondertekenen van de opdrachtbevestiging van 15 november 2010, verzocht IMO aan EMHA om een aanbod te doen voor andere werkzaamheden betreffende hetzelfde project HyCO-4 in Rotterdam. In die e-mail schreef IMO onder meer:
“Betreff: request for inquiry 2010 9451 HyCO-4 Rotterdam
[..]
Based on our general conditions for purchase (
http://www.imo-anlagenmontagen.de/pdf/agb_imogruppe.pdf) and the data attached we ask for your quotation for Equipment-Grouting in Rotterdam.
Please offer in accordance with the attached BoQ.
Grouting:
[..]
Submission date: 25.11.2010 to
raue@imo-merseburg.de
[..]
Sitz und Gerichtsstand: Merseburg
[..]”.
EMHA deed een aanbod bij e-mail van 6 december 2010, met voor zover in dit opzicht van belang de volgende inhoud:
“An:
raue@imo-merseburg.de
[..]
Betreff: RE: Request for inquiry 2010 9451 HyCO-4 Rotterdam
[..]
We apologize for not having responded to your request earlier.
We tried to get more detailed information [..]
Grout Materials [..]
Grout Materials [..]
Validity of quotation untill: 31-12-2010
[..]
To all our work the “Metaal unie voorwaarden” are applicable; they will be sent to you upon request. [..]”.
In de e-mails van 19 november en 6 december 2010 gaat het om “grouting” werkzaamheden; partijen zijn het erover eens dat het om “grouting” van onder meer “piperacks” ging.
Kennelijk heeft IMO medio februari 2011 aan EMHA opgedragen die “grouting” werkzaamheden met gebruikmaking van een ander product te verrichten.
De factuur waarvan EMHA in de hoofdzaak betaling vordert (productie 3 van EMHA) betreft eveneens een opdracht tot “grouting work [..] of piperacks, pumps and tanks”.
4.13.
De e-mails van 19 november en 6 december 2010 betreffen uitdrukkelijk het HyCO-4 project te Rotterdam, waarover ook de eerdere overeenkomsten tussen partijen gingen.
Uit de aangehaalde bewoordingen in de e-mail van IMO van 19 november 2010 blijkt dat zij verlangde om ook in dit geval haar inkoopvoorwaarden van toepassing te doen zijn. Bovendien schreef IMO onderaan haar e-mail een forumkeuzebeding “gerichtsstand ist Merseburg”.
Uit de aangehaalde bewoordingen van de e-mail van EMHA van 6 december 2010 blijkt dat – anders dan EMHA betoogt – dat haar aanbod aansloot op het verzoek van IMO van 19 november 2010. Weliswaar was de in laatstgenoemde e-mail gestelde termijn voor het doen van een aanbod verstreken, maar EMHA excuseerde zich voor die vertraging en deed een aanbod dat bij het verzoek van IMO paste. EMHA, die kort tevoren twee opdrachtbevestigingen van IMO betreffende hetzelfde HyCO-4 project te Rotterdam had ondertekend waarin de toepasselijkheid van de inkoopvoorwaarden van IMO uitdrukkelijk en met voorrang boven haar aanbod (met daarin een van toepassing verklaring van de Metaalunievoorwaarden) van toepassing waren verklaard, heeft zich behoren te realiseren dat IMO in haar e-mail van 19 november 2010 wederom de toepasselijkheid van haar inkoopvoorwaarden bedong. Voorts heeft EMHA uit de tekst aan het slot van de e-mail van 19 november 2010 behoren te realiseren dat IMO de betreffende forumkeuze wilde maken.
Door op die voorgestelde forumkeuze niet uitdrukkelijk te reageren, bij voorbeeld met een expliciete andere forumkeuze of een afwijzing van de door IMO voorgestelde forumkeuze voor Merseburg, heeft EMHA de forumkeuze voor Merseburg aanvaard voor de daaruit voortvloeiende overeenkomst.
Het betoog van EMHA dat de geldigheidstermijn van het aanbod van 6 december 2010 was verstreken voordat IMO aan EMHA opdracht gaf, brengt slechts mee dat EMHA niet meer aan de daarbij aangeboden uitvoering en prijzen was gebonden, maar die omstandigheid heeft geen invloed op de loop van het overleg tussen partijen.
Zoals gezegd gaat het bij alle overeenkomsten tussen partijen over het project HyCO-4 in Rotterdam en betrof de onderhavige opdracht “grouting” werkzaamheden van onder meer “piperacks”.
Uit de volgende omstandigheden blijkt bovendien dat die “grouting” werkzaamheden, althans de administratie daarvan, te maken hebben met de overeenkomst tussen partijen van 15 november 2010. Op de factuur waarvan EMHA in de hoofdzaak betaling vordert (productie 3 van EMHA) en de daarbij behorende creditfactuur van 3 april 2010 (productie 6 van EMHA) heeft EMHA hetzelfde ordernummer vermeld als dat van de overeenkomst die in de opdrachtbevestiging van 15 november 2010 is belichaamd, namelijk “your order: BSO10878/20109451T.Ottlik”.
4.14.
Weliswaar gaat het bij de opdracht waarvan EMHA in de hoofdzaak betaling vordert om een zelfstandige overeenkomst – daarover zijn partijen het eens – maar uit het vorenstaande blijkt dat ook deze overeenkomst het project HyCO-4 te Rotterdam betreft en dat deze in de tijd en naar haar aard verweven is met de overeenkomst tussen partijen van 15 november 2010 en de tussen partijen gevoerde correspondentie van 19 november en 6 december 2010.
4.15.
Daarom is EMHA ook bij de overeenkomst voor het “grouting” werk aan het forumkeuzebeding “Gerichtsstand ist Merseburg” gebonden. Zoals gezegd gaat het om een exclusief beding, zodat het beroep op de alternatieve bevoegdheidsregel van artikel 5 Brussel I-Vo EMHA niet baat.
4.16.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank zal EMHA als de in het ongelijk gestelde partij in de aan de zijde van IMO gevallen proceskosten veroordelen. Die kosten worden begroot op € 1.356,- (3 punten x tarief II van € 452,-) aan salaris voor de advocaat en op € 3.621,- aan verschotten (griffierecht).
Zoals door IMO gevorderd en door EMHA niet weersproken, zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van EMHA kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt EMHA in de aan de zijde van IMO gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.356,- aan salaris voor de advocaat en op € 3.621,- aan verschotten;
5.3.
verklaart dit vonnis voor zover het een veroordeling bevat uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013. 1295/1928