Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure in de zaak met rolnr. 12-928
- het tussenvonnis van 16 januari 2013, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van UPC d.d. 22 februari 2013, met producties;
- de brieven van T-Mobile d.d. 20 en 22 februari 2013, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2013, alsmede de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotities aan beide zijden en de naar aanleiding van dat proces-verbaal ingekomen en aan dat proces-verbaal gehechte brieven.
2.De procedure in de zaak met rolnr. 12-788
- het tussenvonnis van 16 januari 2013, alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief van UPC d.d. 22 februari 2013, met producties;
- de brief van KPN d.d. 21 februari 2013, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2013, alsmede de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotities aan beide zijden en de naar aanleiding van dat proces-verbaal ingekomen en aan dat proces-verbaal gehechte brieven.
3.De feiten
Bij het bestreden besluit heeft OPTA de wholesalemarkten voor gespreksafgifte op de afzonderlijke mobiele netwerken van KPN, Vodafone, Orange, T-Mobile en Tele2 aangewezen als relevante markten en hen zelf aangewezen als partij met aanmerkelijke marktmacht en hun toegangs-, tarief-, non-discriminatie- en transparantieverplichtingen opgelegd. Daartoe heeft OPTA, voorzover voor deze beschikking van belang en samengevat weergegeven, het volgende overwogen en beslist.(…)
Een belangrijk nadelig effect van buitensporig hoge tarieven dat daar is genoemd, is de inefficiënte retailtariefstructuur ten nadele van eindgebruikers en de welvaart. De vraag die hier aan de orde is, is welke afgiftetarieven die nadelige effecten geheel kunnen voorkomen. (…)
10. De beoordeling van het geschil(…)Vast staat dat als gevolg van de bij het bestreden besluit aan verzoeksters opgelegde tariefregulering de maximum in rekening te brengen MTA-tarieven over de periode van 7 juli 2010 tot en met 1 september 2012 in zeer aanzienlijk mate dalen. Deze tariefregulering heeft tot gevolg dat verzoeksters in genoemde periode geconfronteerd worden met een zeer aanzienlijke daling van inkomsten uit de aan andere vaste en mobiele aanbieders aangeboden dienst van mobiele gespreksafgifte.(…) Mede in het licht van de reeds per 7 juli 2010 en 1 september 2010 geëffectueerde, en de per 1 januari 2011 te effectueren tariefsverlagingen acht de voorzieningenrechter daarin een voldoende mate van spoedeisendheid gelegen om tot een afweging van de betrokken belangen alsmede een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit over te gaan.(…)
Gelet op artikel 15, derde lid, Kaderrichtlijn heeft als uitgangspunt te gelden dat OPTA bij de regulering van de Nederlandse markt zoveel mogelijk rekening heeft te houden met de door de Commissie uitgebrachte aanbevelingen, waaronder de Aanbeveling afgiftetarieven 2009. Daarbij heeft OPTA onweersproken gesteld dat de Commissie die Aanbeveling heeft gebaseerd op een eigen analyse van de daarvan te verwachte effecten. In die analyse komt de Commissie tot de conclusie dat regulering van de afgiftetarieven aan de hand van het pure BULRIC-model naar verwachting tot een in totaliteit positief welvaartseffect zal leiden.Inherent aan een effectenanalyse van op te leggen maatregelen is dat daarbij sprake is van een onzekerheidsmarge bij de schatting van de waarden van de parameters waarmee de analyse wordt uitgevoerd. Zoals het College in de uitspraak van 26 mei 2010 heeft overwogen noopt deze onzekerheid tot een zekere mate van voorzichtigheid bij het verbinden van conclusies aan de uitkomsten van de welvaartsanalyse. OPTA heeft de onzekerheidsmarges in de door haar uitgevoerde effectenanalyse grotendeels ondervangen door meerdere scenario's uit te werken waarbij telkens met andere parameters is gerekend. Bovendien heeft OPTA deze scenario's niet alleen ten behoeve van het pure BULRIC-model doorgerekend maar tevens de effecten van regulering bepaald als zij zou hebben gekozen voor een BULRIC-model, dan wel een plus BULRIC-model. Tevens heeft OPTA gemotiveerd dat de door haar in de welvaartsanalyse gehanteerde uitgangspunten en parameters overeenkomen met inzichten daarover in de economische literatuur. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook thans niet tot de conclusie worden gekomen dat OPTA de te betrachten mate van voorzichtigheid bij het analyseren van de welvaartseffecten heeft overschreden.In het licht van het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen grond om te oordelen dat OPTA op onvoldoende grond heeft besloten tot het opleggen van de tariefregulering. OPTA heeft - gelet op alle omstandigheden en naar voorlopig oordeel - in redelijkheid daarvoor kunnen kiezen.10.11 Ook in hetgeen overigens door verzoeksters is aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.(…)”
4.Het geschil
in de zaak met rolnr. 12-928
5.De beoordeling
In de zaak met rolnr. 12-788
Het buitensporige karakter van de prijs wordt objectief vastgesteld door de grootte van de winstmarge te bepalen, in het bijzonder of het gerealiseerde rendement duurzaam aanzienlijk hoger ligt dan de vermogenskostenvoet. (De vermogenskostenvoet is een economisch begrip, dat ziet op de prijs van het aan de onderneming beschikbaar gestelde vermogen; voor de vaststelling daarvan bestaan algemeen geaccepteerde berekeningsmethodes).