Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met producties,
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
(…)
ten onrechte geen rekening gehouden met een aantal waarderingsvoorschriften, zodat om die reden de waarde al te hoog is vastgesteld. Bovendien heeft GBR bij de waardevaststelling van de Slufter (…) in het geheel geen rekening gehouden met de wettelijk voorgeschreven correcties wegens functionele en technische veroudering en heeft GBR de waarde van de grond te hoog vastgesteld. Op basis van recente jurisprudentie luidt de conclusie dat de waarde van de Slufter (…) op nihil moet worden gesteld.”
(…)
(…) Ten aanzien van de restwaarde merk ik op dat een gevulde Slufter en Papegaaienbek geen enkele restwaarde kan vertegenwoordigen, beide zijn immers gevuld met vervuild baggerslib.
van mening dat niet alleen de waarde van de grond doch de totale waarde van de Slufter (…) nihil moet zijn. (…) Uitgangspunt bij de OZB is immers de waarde van de onroerende zaak en niet van de activiteiten die er plaatsvinden. Kortom, de waarde van de Slufter dient op nihil te worden gesteld.
(…)
Het HbR verkoopt en levert hierbij aan het Rijk die hierbij van het HbR koopt en aanvaardt: 9 miljoen m3 bergingscapaciteit in de Slufter.
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2 jo. Bijlage 5 van Overeenkomst ZHa 23944 komen partijen overeen dat de totale koopprijs€ 30.000.000inclusief BTW bedraagt.
Overeenkomstig artikel 5 lid 1 van Overeenkomst ZHa 23944 was de verhouding van de bergingscapaciteit van de Slufter 30% voor het Rijk / 60% voor het HbR / 10% voor derden.
In verband met de verkoop van 9 miljoen m3 bergingscapaciteit uit het quotum van het HbR aan het Rijk is de verhouding vanaf datum van overname van de bergingscapaciteit 39,6% voor het Rijk / 50,4% voor het HbR / 10% voor derden. Deze berekening gaat uit van een volume van de Slufter van 93,3 miljoen m3.
(…)
(…)
(…)
aangeslagen voor de eigendom en het gebruik van het object. Op deze wijze heeft GBR ten behoud van recht de belastingopbrengst gegarandeerd. Hiertoe is gezien de zich nu reeds lang voortslepende waardediscussie indertijd besloten.
(…)
(…)
€ 33,58 per m² (belastingjaren 2001-2004);
€ 37,07 per m² (belastingjaren 2005-2006);
€ 37,38 per m² (belastingjaar 2008).
€ 15,- per m² (belastingjaren 2001-2004);
€ 16,03 per m² (belastingjaren 2005-2006);
€ 16,50 per m² (belastingjaar 2008).
(…-)
(…)
(…)
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
formeel
blijktin art. 2 dient derhalve te worden verstaan dat het voor de heffingsambtenaar naar objectieve maatstaven onmiskenbaar moet zijn dat de waardevaststelling van de onroerende zaak onjuist is. Partijen twisten zowel over de vraag of de waardevaststelling inderdaad onmiskenbaar onjuist was als over de vraag wanneer dat dan (in voorkomend geval) gebleken is.
we weten het allemaal niet, dus doen we ieder de helft.”
onmiskenbaarveel te hoge waardering.
we weten het allemaal niet, dus doen ieder de helft”), kan niet de conclusie rechtvaardigen dat Gemeentebelastingen daarmee heeft erkend dat de door haar vastgestelde WOZ-waarde onmiskenbaar onjuist was. Daaruit kan hoogstens worden afgeleid dat partijen van inzicht verschilden over de WOZ-waarde, geen van hen daadwerkelijk wist wie het gelijk aan haar/zijn zijde had, en de verwachting was dat partijen daarover nog jaren zouden (kunnen) strijden, zodat een compromis in de vorm van een 50/50-deling voor beide partijen interessant zou kunnen zijn.
- betaald griffierecht € 575,--
- salaris advocaat