5.3.1Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daartoe behoren niet alleen de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt in de beschouwing te worden betrokken, maar onder meer ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag om die reden voor hem zou hebben.
5.3.1.1 Vaststaat dat [verweerder] op 26 juni 2012 gepoogd heeft zijn partner te vermoorden. Hij verkeerde in financiële problemen in verband waarmee die dag zijn woning zou worden ontruimd, waarvan hij zijn partner niet op de hoogte had gesteld. Hij zag geen andere uitweg meer dan zijn partner te doden en daarna de hand aan zichzelf te slaan. Diezelfde dag is [verweerder] in voorlopige hechtenis genomen en sedertdien verblijft hij in detentie. Op
19 februari 2013 is [verweerder] veroordeeld. Verwezen wordt naar het onder 2.4 vermelde vonnis. Het behoeft geen betoog dat een poging tot moord op je partner een ernstig misdrijf is. Dat op 26 juni 2012 beroering op de werkvloer is ontstaan toen bij medewerkers van [verzoekster] bekend werd waarvan [verweerder] werd verdacht, is dan ook voorstelbaar.
5.3.1.2 Vastgesteld wordt echter dat het vorenstaande geen aanleiding is geweest voor [verzoekster] om [verweerder] op staande voet te ontslaan, ondanks dat al snel duidelijk is geworden wat [verweerder] had gedaan, hij op 3 juli 2012 in een gesprek met zijn leidinggevende hierover heeft gesproken en op 19 februari 2013 het veroordelende vonnis is gewezen, waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
5.3.1.3 Kennelijk heeft [verzoekster] de ontstane situatie kort na het plegen van het misdrijf en tot geruime tijd na het veroordelende vonnis niet als dermate dringend aangemerkt dat [verweerder] onverwijld moest worden ontslagen. Die benadering wordt in casu juist geacht. Het misdrijf heeft zich immers afgespeeld in de privésfeer van [verweerder] en kan, anders dan van de zijde van [verzoekster] thans wordt gesteld, niet op zodanige wijze in verband worden gebracht met de werkzaamheden van [verweerder] dat dit reeds op zichzelf genomen een dringende reden oplevert voor een onverwijlde beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.3.1.4 Weliswaar bestaat er verband tussen de financiële problemen van [verweerder] en het misdrijf dat hij heeft gepleegd en is [verzoekster] in het verleden ongevraagd betrokken geraakt bij de financiële problemen van [verweerder], onder meer doordat loonbeslagen zijn gelegd, maar dat levert niet, zoals lijkt te worden gesteld, een rechtens relevant verband op tussen het misdrijf en de werkzaamheden van [verweerder]. De financiële problemen zijn ook nimmer aanleiding geweest om de continuering van het dienstverband van [verweerder] ter discussie te stellen, zodat deze nauwelijks gewicht in de schaal leggen in het kader van de beoordeling of zich een dringende reden als voormeld voordoet.
5.3.1.5 Dit geldt ook voor wat betreft het gestelde gebrek aan stressbestendigheid van [verweerder]. De omstandigheid dat [verweerder] in een stressvolle situatie tot het misdrijf is gekomen, gecombineerd met de omstandigheid dat zich op de werkvloer ook stressvolle situaties voordoen, hetgeen bij [verweerder] tot uitbarstingen heeft geleid, levert - wat daar verder ook van zij - geen grond op voor het oordeel dat een rechtens relevant verband bestaat tussen het misdrijf en de werkzaamheden van [verweerder]. Nu van het gestelde gebrek aan stressbestendigheid niet eerder een punt is gemaakt, weegt dit ook minder zwaar in het kader van de beoordeling of zich een dringende reden als voormeld voordoet.
5.3.1.6 Het gestelde dat terugkeer bij [verzoekster] onmogelijk is, gelet op de gevoelens die [verweerder] heeft losgemaakt en de weerstand en emoties die dit zal oproepen, mede gezien de functie van teamleider die [verweerder] verricht, maakt evenmin dat zich thans een dringende reden als voormeld voordoet, want terugkeer van [verweerder] op de werkvloer is, gelet op de periode waarin hij in detentie moet verblijven, de komende twee jaren niet aan de orde.
5.3.1.7 Met de stelling dat [verweerder] in staat is gebleken tot het plegen van een poging tot moord, hetgeen inhoudt dat [verweerder] met voorbedachten rade zijn partner van het leven heeft willen beroven, en dat [verzoekster] koste wat kost wil voorkomen dat zich die situatie voordoet op de werkvloer, wordt miskend dat het strafbare feit onder zeer uitzonderlijke omstandigheden in de privésfeer is gepleegd. Gelet hierop alsmede gezien de omstandigheid dat [verweerder] blijkens het strafvonnis tot dan toe een blanco strafblad had en het recidivegevaar als laag gemiddeld is geschat, wordt de vrees dat [verweerder] mogelijk een (zelfde soort) delict zal plegen op de werkvloer weinig gegrond geacht. Reeds hierom maar ook omdat terugkeer van [verweerder] op de werkvloer vooralsnog niet aan de orde is, legt dit bij de vaststelling of er sprake is van een dringende reden ook niet veel gewicht in de schaal.
5.3.1.8 De omstandigheid dat [verzoekster] gebruik maakt van het coördinatiecentrum voor de gehele Rotterdamse haven, dat tevens zenuwcentrum is voor de samenwerkende hulpdiensten van politie, brandweer en ambulance, en tegenover deze partijen verantwoordelijkheid dient af te leggen over de door haar in te zetten werknemers, levert evenmin een dringende reden als voormeld op, om genoemde reden dat [verweerder] voorlopig niet zal terugkeren op de werkvloer.
5.3.1.9 Het vorenstaande neemt niet weg dat [verzoekster] als gevolg van het misdrijf dat [verweerder] heeft gepleegd, op 26 juni 2012 en nadien geconfronteerd werd met zijn afwezigheid. Zijn werk moest worden overgenomen, een collega is doorgeschoven naar zijn positie en een nieuwe medewerker is aangesteld om het team te versterken. Het heeft drie maanden gekost om deze nieuwe medewerker in te werken. Bovendien is er sprake van een situatie waarin [verweerder], gelet op de opgelegde straf, gedurende drie jaren niet beschikbaar is om de bedongen arbeid te verrichten, waarvan thans nog twee jaren resteren, terwijl nog ongewis is of hij na het uitzitten van zijn gevangenisstraf daartoe wel in staat zal zijn. Na vrijlating uit detentie zal immers uitvoering moeten worden gegeven aan de opgelegde bijzondere voorwaarden in Roermond of ergens in Duitsland, waarschijnlijk in de omgeving van Duisburg, waar genoemde partner met wie hij nog steeds een relatie heeft nu woont. Terecht is gesteld dat [verweerder] zijn verplichting uit de arbeidsovereenkomst tot het verrichten van arbeid gedurende lange tijd niet zal nakomen, vanwege een reden die voor zijn rekening en risico komt. Weliswaar is de financiële schade die [verzoekster] hierdoor lijdt beperkt doordat met ingang van 26 juni 2012 de betaling van loon is gestopt, maar dat laat onverlet dat het niet verrichten van arbeid de kern van de arbeidsverhouding direct raakt en derhalve zwaar weegt.
5.3.1.10 Alles overziende is de kantonrechter echter van oordeel dat de door [verzoekster] gestelde omstandigheden, ook tezamen bezien, in casu onvoldoende grond bieden om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden over te gaan. De gestelde omstandigheden kunnen niet tot de conclusie leiden dat onverwijld tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst dient te worden overgegaan. Dat geldt ook ten aanzien van de zwaarwegende omstandigheid dat [verweerder] langdurig geen arbeid zal kunnen verrichten. Voor afwijzing van de primaire grondslag van het verzoek is verder redengevend dat [verweerder] in de ruim achtentwintig jaar van zijn dienstverband, zij het met enige kritische kanttekeningen, naar behoren heeft gefunctioneerd. Voorts is van belang dat [verweerder], gezien zijn leeftijd, hij is thans 54 jaar, zijn eenzijdige en specialistische arbeidsverleden, en de huidige slechte conjunctuur, na een ontbinding van de arbeidsovereenkomst naar verwachting lange tijd werkloos zal blijven, terwijl hij geen WW-uitkering zal ontvangen bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden. De gevolgen van een ontslag op voormelde grond zouden derhalve ingrijpend zijn voor [verweerder].