Nietoli en haar rechtsvoorgangers (onder meer Calpam) hebben vanaf 1 januari 1970 (een deel van) een terrein aan de Wilhelminakade 15 te Rotterdam (hierna: het Calpam-terrein) dat in eigendom toebehoorde aan de Nederlandse Spoorwegen NV (NS), in gebruik gehad.
2.2
Op 15 februari 1983 heeft de gemeente het Calpam-terrein aangemeld voor sanering in de zin van de Interimwet Bodemsanering (IBS).
2.3
Het terrein is vervolgens opgenomen geweest in jaarlijkse saneringsprogramma’s van de provincie en later van de gemeente zelf. De sanering is aangevangen in november 1993.
2.4
De gemeente heeft het terrein gekocht van NS.
2.5
Het Calpamterrein maakt deel uit van het plan Kop van Zuid, dat gerealiseerd is nadat het daartoe strekkende bestemmingsplan op 12 september 1991 was vastgesteld.
2.6
De onderhavige procedure is de vrijwaringsprocedure bij de zaak met rolnr. 98-2938, tussen de Staat en Nietoli (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak zijn tussenvonnissen gewezen en inmiddels ook een eindvonnis. Het appel tegen dat eindvonnis is ingetrokken. In het eindvonnis van 20 juli 2011 is voor zover thans van belang het volgende overwogen en beslist:
“’(…)
Bij vonnis van 14 juli 2004 is beslist en bij vonnis van 6 juni 2007 bevestigd, dat de vordering van de Staat niet toewijsbaar is voor zover die ziet op de periode voor 1 januari 1975, zodat uitsluitend schade veroorzaakt tussen 1 januari 1975 en 31 december 1980 relevant is. De Staat heeft inmiddels zijn eis gewijzigd en vordert nu ter zake betaling van een bedrag aan schadevergoeding groot € 1.777.650,= (met de wettelijke rente vanaf 26 september 2002).
Vervolgens heeft bewijslevering plaatsgehad (…) en is een deskundigenbericht uitgebracht. (…)
2.6
Als vaststaand kan worden beschouwd dat het terrein ten tijde van de sanering serieus verontreinigd was. Vooropgesteld moet worden, zoals ook al in eerdere vonnissen is gebeurd, dat de bewijslast van de omvang van de tussen 1 januari 1975 en 31 december 1980 door Nietoli veroorzaakte verontreiniging op de Staat rust.
(…)
2.13
Bij tussenvonnis van 31 maart 2010 is geoordeeld dat de Staat niet was geslaagd in de bewijslevering aangaande de vraag of in de met NS overeengekomen vergoeding van hfl. 20 miljoen een bedrag was verdisconteerd voor het Calpam- terrein. Daarom is voorlopig aangenomen dat van die bijdrage hfl. 5,2 miljoen kan worden toegerekend aan de saneringskosten van dit terrein.
(…)
2.17
Op basis van het voorgaande is de conclusie, dat voldoende is komen vast te staan dat Nietoli in de periode 1 januari 1975 tot 31 december 1980 10% van de aangetroffen verontreiniging heeft veroorzaakt, met uitzondering van de koolassenverontreiniging. De daaruit voortgevloeide schade dient Nietoli te vergoeden, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat van de door NS betaalde vergoeding hfl. 5,2 miljoen moet worden toegerekend aan de totale saneringskosten van het Calpam-terrein.
Uitgaande van het voorgaande komt de rechtbank dan tot het oordeel dat Nietoli zal hebben te betalen: (€ 7.647.450,- (totale saneringskosten ad hfl 16.852.762,= ) -/- € 2.359.657,= (bijdrage NS ad fl. 5.200.000,=) -/- € 536.861,= (7,02% koolassen)) x 10% = € 475.093,=
Daartoe zal Nietoli worden veroordeeld.
2.18
Nu tegen het gevorderde ingangstijdstip van de rente -geruime tijd na de sanering en na de dagvaarding- geen verweer is gevoerd zal de wettelijke rente vanaf dat moment, 26 september 2002, worden toegewezen.(…)”