Op 19 februari 2013 is de raad gestart met raadsonderzoek in een gezag- en omgangsprocedure met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de zorgregeling. Gedurende het onderzoek heeft de raad van diverse professionals of objectieve derden (Centrum Jeugd en Gezin, de orthoptist, de kinderarts en het kinderdagverblijf) zorgen vernomen over de ontstane ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De raad stelt dat de minderjarige door zijn ouders wordt betrokken in een strijd waarvan hij dagelijks hinder ondervindt. De raad kan talloze voorbeelden benoemen waarbij de minderjarige iets heeft moeten doen of ondernemen, omdat een van partijen in hun juridische strijd iets ten nadele van de andere ouder wilde aantonen. Op alles wat de minderjarige doet, volgt een mailcorrespondentie tussen ouders of hun partners (die zich eveneens grensoverschrijdend gedragen).
De minderjarige mag bijvoorbeeld een knuffel die hij heeft gekregen van de ene ouder niet meenemen naar de andere ouder. De raad vindt de houding van beide ouders en hun partners verwerpelijk en erg schadelijk voor de minderjarige. De raad ziet bij de minderjarige op meerdere ontwikkelingsgebieden zorgelijk gedrag. Ook loopt de minderjarige achter in zijn ontwikkeling, bonkt hij met zijn hoofd tegen de muur en slaat hij zichzelf. De minderjarige is huilerig, trekt zichzelf terug en loopt achter in zijn taalontwikkeling. Hij heeft geregeld blauwe plekken, schrammen en verwondingen, die beide ouders waarnemen om vervolgens elkaar ervan te beschuldigen dat de ander hierin een aandeel heeft.
De raad stelt dat kinderen bij wie het sociaal-emotioneel niet goed gaat en die nog niet goed in staat zijn zich uit te spreken (hetgeen bij dezedriejarige jongen dus ook het geval is) vaak dergelijk zorgelijk gedrag laten zien. De oorzaak van het gedrag bij de minderjarige kan naar de mening van de raad direct worden gezocht in de aanhoudende strijd tussen de ouders en de (kwalijke) betrokkenheid van beide partners van de ouders daarin.
De raad vindt derhalve dat de minderjarige dient te worden beschermd in zijn ontwikkeling om verdere schade te voorkomen. De raad ziet, nadat hier een uitgebreide afweging over is gemaakt, geen andere optie dan te verzoeken de minderjarige uit huis te plaatsen. Gezien de huidige omstandigheden acht de raad een definitieve plaatsing bij zowel de vader als de moeder niet in het belang van de minderjarige, hoezeer de ouders ook van hem houden en de minderjarige van hen. Het zou de minderjarige in zijn verdere ontwikkeling bijzonder schaden als hij zou blijven wonen bij de één, terwijl er een omgangsregeling loopt met de ander. Uit niets blijkt namelijk dat de ouders thans er toe in staat zijn zonder strijd een omgangsregeling te volbrengen, ook niet met inzet van (professionele) derden. De minderjarige laten wonen bij de één zonder contact met de ander, hetgeen het alternatief zou zijn, acht de raad ook niet in het belang van de minderjarige. Hij is gehecht aan zijn beide ouders en hem het contact onthouden met één van hen, brengt ook grote schade toe aan zijn (identiteits)ontwikkeling.
De raad acht het van belang dat de minderjarige leert hoe het is om in een harmonieus gezin te leven en te leren hoe mensen op een normale manier met elkaar om gaan, zonder dat er continue strijd is. De minderjarige heeft rust nodig, zodat hij zichzelf kan zijn zonder te hoeven vrezen dat hetgeen hij doet, leidt tot nieuwe - voor de minderjarige schadelijke - handelingen door zijn ouders, enkel en alleen om elkaar te schaden en te bestrijden.
De raad stelt dat een voorwaarde tot terugplaatsing dient te zijn dat de ouders, onder begeleiding van een gezinsvoogd, leren met elkaar te communiceren.
De minderjarige is gehecht aan zijn beide ouders en gezien zijn jonge leeftijd acht de raad het zeer in zijn belang als hij wekelijks contact houdt met zijn beide ouders, zolang deze maar niet direct met elkaar geconfronteerd worden. Daarom vindt de raad het belangrijk dat de contacten tussen de minderjarige en zijn ouders onder toeziend oog plaatsvinden van de toe te wijzen gezinsvoogd.