Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 augustus 2013 in de zaak tussen
[naam eiseres], te[vestigingsplaats], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
- het eerste transport van Venlo naar Biala Podlaska, Polen, op 1 september 2011 (journaal 79071) 28,30 uur heeft geduurd. Eiseresses chauffeur heeft in sectie 4 van het journaal ten aanzien van dit transport aangegeven dat de werkelijke aanvang laadtijd 12.30 uur is. De rechtbank overweegt met betrekking tot dit transport dat, uitgaande van de door de chauffeur aangegeven aanvangstijd laden, nog steeds een overtreding van de 24-uurs termijn aan de orde is. In sectie 4 heeft de chauffeur ook nog aangegeven dat er onderweg oponthoud is geweest. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat oponthoud onderweg niet kan leiden tot een langere toegestane termijn. In de planning zal daarmee rekening moeten worden gehouden. Verweerder heeft terecht een overschrijding van de 24-uurstermijn aangenomen.
- het tweede transport van Nieuweroord naar Grabica, Polen, op 14 september 2011 (journaal 79083) 27,15 uur heeft geduurd. Eiseresses chauffeur heeft op dit journaal ingevuld dat de laadtijd niet correct is ingevuld door de dokter. Hij heeft zelf echter geen andere aanvangstijd laden genoemd. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht is uitgegaan van de aanvangstijd laden van 12.15 uur. Daarvan uitgaande heeft verweerder terecht een overtreding van de 24-uurstermijn aangenomen.
- het derde transport van Oirschot naar Sant Enea, Italië, op 19 september 2011 (journaal 79091) heeft 28,45 uur geduurd. Eiseresses chauffeur heeft in sectie 4 van dit journaal ingevuld dat de laadtijd niet klopt en de auto pas om 12.00 uur is vertrokken. Nog los van de vraag wat dit aangegeven tijdstip van vertrek betekent voor tijdstip aanvang laden (en dus aanvang 24-uurstermijn), moet worden geoordeeld dat ook met betrekking tot dit transport, uitgaande van de door de chauffeur aangegeven tijd, nog steeds een overschrijding van de 24-uurstermijn moet worden aangenomen.
- het vierde transport van Landhorst naar Liszki, Polen, op 25 januari 2012 (journaal 77932) heeft 28 uur geduurd. Eiseresses chauffeur heeft in sectie 4 van dit journaal gemeld dat er voor dit transport later is gelost omdat de geplande tijd voor laden en lossen te kort was. De rechtbank is, met verweerder, van oordeel dat de planning van het transport, inclusief de benodigde laad- en lostijden de verantwoordelijkheid is van de vervoerder. Een niet realistische planning kan niet leiden tot een langere termijn dan die van 24 uur.
- Dat eiseres naar gesteld niet de organisator is van het transport doet aan het vorenstaande niet af. De norm uit artikel 6, derde lid, van de Transportverordening is gericht tot vervoerders. Zoals blijkt uit artikel 2, aanhef en onder x, van de Transportverordening wordt verstaan onder vervoerder: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor eigen rekening of voor rekening van derden dieren vervoert. Derhalve is ook eiseres als vervoerder gehouden om bepalingen uit de Transportverordening na te leven.
- Verweerder is terecht uitgegaan van een overschrijding van die termijn.
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Daarbij verdient opmerking dat laatstbedoelde criteria - die zijn ontwikkeld in HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378 en die naar het geval dat in die zaak aan de orde was, plegen te worden aangeduid als ‘ijzerdraadcriteria’ - weliswaar zijn ontwikkeld met het oog op het functionele daderschap van een natuurlijke persoon (dus met het oog op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon voor een gedraging van een andere natuurlijke persoon), maar dat zij in voorkomende gevallen tevens kunnen fungeren als maatstaven voor de toerekening van een gedraging van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon (vgl. HR 14 januari 1992, NJ 1992,413).
22 maart 2011 (LJN: BP9342) kan de overtreding aan eiseres worden toegerekend, nu de normale bedrijfsvoering van eiseres bestaat uit het vervoeren van levende dieren en de gedragingen in die sfeer hebben plaatsgevonden. De stelling van eiseres dat zij haar personeel adequaat heeft opgeleid en voldoende instructies heeft gegeven, maakt het vorenstaande niet anders. Het beroep van eiseres op het arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 4 februari 2009 (parketnummer 21-004971-07) leidt gelet op het vorenstaande niet tot een ander oordeel.