Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 februari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2013
- de akte van [eiseres]
- de akte van de Gemeente.
2.De feiten
1.Beoordeling
2.Randvoorwaarden
3.Conclusie
2 jaarna dato ontvingen wij een bericht vanuit de Gemeente Breda dat de procedure toch NIET kon worden vervolgd. Wij hebben in deze 2 jaar vele kosten gemaakt, welke na 2 jaar voor niets zijn gebleken, als ook vertraging opgelopen in ons ontwikkelingsplan. Hieromtrent is de aanslag zoals deze er ligt absurd!! Wij gaan absoluut geen leges betalen voor iets wat er uiteindelijk niet is gekomen, allen te wijten aan gebreken uwer zijde!”
3.Het geschil
4.De beoordeling
zijnkwijtgescholden, zodat de Gemeente ten onrechte (desondanks) tot invordering overgaat. Een dergelijke stelling kan wel degelijk ter beoordeling worden voorgelegd aan de civiele rechter die het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel toetst. Dat ligt – wederom vanuit het perspectief van [eiseres] – ook voor de hand. [eiseres] is – dat volgt wel uit de correspondentie zoals weergegeven onder de feiten – ervan uitgegaan dat de leges zijn kwijtgescholden. Voor [eiseres] was er dan ook geen enkele noodzaak een besluit tot kwijtschelding uit te lokken. Het is de Gemeente die kennelijk meende dat van een (onvoorwaardelijke) kwijtschelding geen sprake was en om die reden tot dwanginvordering is overgegaan. De eerste mogelijkheid voor [eiseres] om in rechte te betogen dat van kwijtschelding wel degelijk sprake is, is dan de onderhavige verzetprocedure.
- dagvaarding € 92,16
- griffierecht 575, 00
- salaris advocaat
5.De beslissing
1729