ECLI:NL:RBROT:2013:5764

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
10/710102-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van gekwalificeerde doodslag te Spijkenisse

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, heeft de rechtbank Rotterdam op 25 juli 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1], die op 28 januari 2010 op de Malledijk te Spijkenisse zwaar letsel opliep en enkele dagen later overleed. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door de officieren van justitie mrs. C.J.A. van der Maas en W.D. de Boer, heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht. De verdediging heeft dit standpunt ondersteund.

De rechtbank heeft het dossier zorgvuldig bestudeerd en verschillende omstandigheden in overweging genomen. Er waren aanwijzingen die de betrokkenheid van de verdachte bij het incident konden suggereren, zoals een afgeluisterd gesprek van de medeverdachte met zijn zus, waarin hij mogelijk impliciet de verdachte noemde. Echter, de rechtbank concludeerde dat deze verklaringen niet voldoende bewijs boden voor de rol van de verdachte. Ook de getuigenverklaringen over het signalement van de verdachte waren te algemeen en niet specifiek genoeg om zijn aanwezigheid op de plaats delict te bevestigen.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de doodslag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.S. Beukema, en is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, waarbij de principes van onschuldpresumptie en bewijsvoering centraal stonden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/710102-12
Datum uitspraak: 25 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. L.M. Verkuil (hierna: de verdediging) advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 en 14 juni 2013 en op
11 juli 2013.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OPENBAAR MINISTERIE

De officieren van justitie mrs. C.J.A. van der Maas en W.D. de Boer (hierna: de officier van justitie) hebben gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
Oordeel rechtbank
Het dossier bevat een aantal omstandigheden dat zou kunnen duiden op de betrokkenheid van de verdachte bij het incident, dat op 28 januari 2010 op de Malledijk te Spijkenisse heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer 1] zwaar letsel heeft opgelopen en waaraan zij enige dagen later is overleden.
Een van die omstandigheden is het opgenomen gesprek van de medeverdachte [medeverdachte] met zijn zus [getuige 1], gevoerd in de penitentiaire inrichting op
20 december 2011. In dit gesprek zegt de medeverdachte, nadat is gesproken over de zaak Zargar, onder meer: “
die klootzak als hij nou gaat lullen over die andere”. Vervolgens gaat het gesprek over de zaak Malledijk. Omdat de verdachte toen in de zaak Zargar al belastend over de medeverdachte had verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat met
“die klootzak”de verdachte wordt bedoeld en met
“die andere”de vervolgens besproken zaak, de zaak Malledijk. De passage in het gesprek die dan volgt, althans het deel dat daarvan is verstaan en uitgewerkt, bevat geen aanwijzing dat de verdachte een rol of aandeel heeft gehad in de zaak Malledijk. Over de verdachte wordt dan niet meer gesproken. Hooguit zou uit deze passage kunnen worden afgeleid dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de zaak Malledijk.
De zus van de medeverdachte heeft daar anders over verklaard. Zij was daarbij stellig in haar overtuiging dat de medeverdachte haar in dit gesprek heeft verteld dat hij samen met de verdachte verantwoordelijk is voor hetgeen [slachtoffer 1] is overkomen. Naar aanleiding van haar verklaringen is het gesprek van 20 december 2011 diverse malen opnieuw uitgeluisterd en tegen het licht gehouden. De politie kan de door [getuige 1] gedane beweringen, daar waar het volgens haar over de rol van de verdachte zou zijn gegaan, echter niet terugvinden in de opnames van het afgeluisterde gesprek. Ook [getuige 1] had in haar verklaringen bij de politie moeite om aan te geven waar in het gesprek de bedoelde uitlatingen door haar broer zouden zijn gedaan en daarnaast heeft zij hierover niet steeds even consequent verklaard.
Hetgeen [getuige 1] heeft verklaard over de rol van de verdachte kan derhalve niet worden geborgd in de bevindingen van de politie ten aanzien van dit gesprek; dit in tegenstelling tot hetgeen [getuige 1] heeft verklaard over de rol van haar broer in deze zaak. Dit klemt te meer nu het, ook voor de rechtbank, duidelijk is dat [getuige 1] een belang heeft bij het verklaren over de verdachte, zoals zij heeft gedaan. Uit opgenomen (telefoon)gesprekken maar ook uit haar eigen verklaring blijkt dat zij wil dat niet alleen haar broer zal opdraaien voor de aan hem ten laste gelegde feiten. Het geheel maakt dat de verklaringen van [getuige 1], waar het de rol van de verdachte betreft, met uiterste behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld.
Een andere omstandigheid die mogelijk in de richting van de verdachte zou kunnen wijzen, is het feit dat twee getuigen op 28 januari 2010 op de Malledijk een tweetal personen heeft zien lopen. Eén daarvan voldoet aan het signalement van de medeverdachte en van de andere persoon is een signalement gegeven dat zou kunnen passen bij dat van de verdachte.
Gezien het feit dat diverse getuigen hebben verklaard dat de verdachte en de medeverdachte ook in die tijd veel met elkaar omgingen en regelmatig rondhingen in of rond het Mallebos, is het niet verwonderlijk dat gezien de combinatie van deze signalementen in de richting van de verdachte is gekeken. Echter, nu het door de getuigen opgegeven signalement heel gangbaar en weinig specifiek is - het past bij veel jongens van ongeveer dezelfde leeftijd - kan enkel op basis hiervan niet worden vastgesteld dat de verdachte op 28 januari 2010 op de Malledijk was. Hierin kan dan ook geen steun worden gevonden voor de verklaring van [getuige 1].
Tot slot zijn er enkele uitlatingen door de medeverdachte gedaan tegenover medegedetineerden. Wat er verder ook van deze uitlatingen zij, ze zijn in ieder geval onvoldoende specifiek om op grond daarvan aan te nemen dat de verdachte als mededader van de zaak Malledijk dient te worden aangemerkt.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hij dient daarvan te worden vrijgesproken.

VOORLOPIGE HECHTENIS

Aangezien de rechtbank tot vrijspraak komt van het ten laste gelegde zal, zoals door de verdediging is verzocht, het op 19 september 2012 gegeven bevel tot voorlopige hechtenis met betrekking tot dit ten laste gelegde feit (zaakdossier Malledijk) worden opgeheven.
De rechtbank merkt daarbij op dat de voorlopige hechtenis ten aanzien van de andere bij afzonderlijk vonnis van heden bewezenverklaarde feiten van rechtswege doorloopt.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. C. Laukens, rechter,
en mr. J.J.I. de Jong, rechter, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2013.
Bijlage bij vonnis van 25 juli 2013:

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(zaak Malledijk)
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 1]
-van een fiets geduwd en/of getrokken (mede)tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] op de grond en/of het ijs is gevallen, in elk geval voornoemde
[slachtoffer 1] ten val gebracht, en/of
-meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam
gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, in elk geval (heftig) uitwendig
mechanisch botsend geweld op (het hoofd en/of het lichaam van) voornoemde
[slachtoffer 1] toegepast,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan
van enig strafbaar feit, te weten (poging) diefstal met geweld/afpersing, en
welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(artikelen 288/287 van het Wetboek van Strafrecht);
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge, in elk geval enig goed,
geheel of ten den dele toebehorend aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan (een)
ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge,
geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan (een)
ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het voornoemde
[slachtoffer 1] - van een fiets duwen en/of trekken (mede) tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] op de grond en/of het ijs is gevallen, in elk geval voornoemde
[slachtoffer 1] ten val brengen, en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
lichaam stompen/slaan en/of schoppen/trappen, in elk geval(heftig) uitwendig
mechanisch botsend geweld op (het hoofd en/of het lichaam van) voornoemde
[slachtoffer 1] toepassen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden
(artikel 312/317 van het Wetboek van Strafrecht)
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf/misdrijven om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten den dele toebehorend aan
die [slachtoffer 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
goederen, geheel of te dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan
(een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1],
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte, en/of (een) mededader(s)
heeft/hebben voornoemde [slachtoffer 1]
- van een fiets geduwd en/of getrokken (mede) tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer 1] op de grond en/of het ijs is gevallen, in elk geval voornoemde
[slachtoffer 1] ten val gebracht, en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het
lichaam gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, in elk geval(heftig)
uitwendig mechanisch botsend geweld op (het hoofd en/of het lichaam van)
voornoemde [slachtoffer 1] toegepast,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
(artikel 312/317 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht