ECLI:NL:RBROT:2013:5763

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
10/711122-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gekwalificeerde doodslag en straatroven met terbeschikkingstelling

Op 25 juli 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere misdrijven, waaronder poging tot gekwalificeerde doodslag en straatroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 maart 2011 in Spijkenisse samen met een medeverdachte een dronken man heeft beroofd. De verdachte heeft het slachtoffer met een ijzeren staaf op het hoofd geslagen, waarna de medeverdachte het slachtoffer verder heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door deze gewelddadige handelingen, de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdachte is ook betrokken geweest bij andere straatroven, waarbij hij slachtoffers heeft bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en heeft ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/711122-11 en 10/710006-12
Parketnummer TUL: 10/711104-10
Datum uitspraak: 25 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. L.M. Verkuil (hierna: de verdediging), advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 14 juni 2013 en van 11 juli 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10/711122-11 (zaaksdossier Sterrenkwartier feiten 1 tot en met 6), zoals deze op de terechtzitting van 22 juni 2012 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd, alsmede hetgeen is vermeld in de dagvaarding met hetzelfde parketnummer (zaaksdossier Sterrenkwartier feiten 7 tot en met 9) en de dagvaarding met parketnummer 10/710006-12 (zaaksdossier Apollo). De tekst van deze tenlasteleggingen en die van de gewijzigde tenlastelegging zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Van deze zaken wordt de voeging bevolen.
EIS OPENBAAR MINISTERIE
De officieren van justitie mr. C.J.A. van der Maas en mr. W.D. de Boer (hierna: de officier van justitie) hebben gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde in zaaksdossier Apollo (poging gekwalificeerde doodslag) en in zaaksdossier Sterrenkwartier het onder
1, 2 primair, 4, 5, 6, 7, 8 subsidiair en 9 subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.
VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot 30 dagen dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 7 april 2011 van de politierechter van deze rechtbank.
ZAAKSDOSSIER APOLLO(10/710006-12)
BEOORDELING VAN HET TENLASTEGELEGDE
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de resultaten uit het opsporingsonderzoek - in het bijzonder de inhoud van een op 20 december 2011 door de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) in het huis van bewaring gevoerd en heimelijk afgeluisterd en opgenomen gesprek (hierna: OVC-gesprek), hetgeen de medeverdachte tegenover de informant, die zich in opdracht van de officier van justitie heeft laten insluiten in het huis van bewaring waar de medeverdachte gedetineerd was (hierna: informant A-3482) heeft verklaard en de verklaringen van de verdachte -
bewezen kan worden dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde doodslag op het slachtoffer
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd. De verdachte kan niet als pleger van dit feit worden gezien, allereerst omdat hij zelf geen geweld op [slachtoffer 1] heeft toegepast. De andersluidende verklaringen van de broer, de zus en de moeder van de medeverdachte zijn minst genomen onbetrouwbaar en moeten niet tot het bewijs worden gebezigd. De medeverdachte heeft geprobeerd in diens verklaring de rol van de verdachte in strijd met de waarheid aan te dikken. Zelfs als wel bewezen wordt dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen, kan niet worden gezegd dat hij daarbij het opzet op moord of doodslag heeft gehad, omdat niet kan worden vastgesteld hoe en op welke plek van het lichaam van [slachtoffer 1] hij die klap dan heeft toegediend.
Van het medeplegen van moord of doodslag is evenmin sprake. De verdachte wist dat het de bedoeling was om [slachtoffer 1] te bestelen. Het opzet van de verdachte was op dus louter gericht op een diefstal in vereniging, maar niet op daarmee gepaard gaand geweld. De verdachte kon ook niet voorzien dat de medeverdachte in disproportionele mate geweld zou gebruiken. Evenmin kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking; de verdachte heeft aan de poging tot moord c.q. doodslag geen substantiële bijdrage geleverd.
Oordeel rechtbank
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel dat zich in de avond van 24 maart 2011 in Spijkenisse het volgende heeft voorgedaan.
De medeverdachte had het plan opgevat om een dronken man van Poolse komaf, te weten [slachtoffer 1], te beroven. Met het oog daarop heeft hij de verdachte opgehaald en hem verteld wat zijn plan was. Nadat zij [slachtoffer 1], die in het bezit was van een koffer en een laptop, hadden getroffen en met hem kris kras door de wijk waren gelopen, kwam het drietal bij een grasveld, gelegen aan de achterzijde van woningen aan de Apollostraat. De medeverdachte haalde daar een zware ijzeren staaf met een lengte van 48 centimeter en aan beide uiteinden een moer tevoorschijn, gaf deze aan de verdachte en maande hem daarmee de Poolse man op zijn hoofd, dan wel neer te slaan. De verdachte heeft [slachtoffer 1] vervolgens een klap op het hoofd gegeven, waarop [slachtoffer 1] begon te schreeuwen. Hierna heeft de verdachte te kennen gegeven niet meer (verder) te durven, heeft de koffer (met de laptop) van [slachtoffer 1] afgepakt en is weggelopen. De medeverdachte riep de verdachte na: “Klootzak, maak hem dan af”, of woorden van gelijke strekking. Hierop heeft de medeverdachte zelf de staaf weer ter hand genomen en daarmee [slachtoffer 1] vier tot vijf keer op het hoofd geslagen. Toen beide verdachten elkaar even later weer troffen heeft de medeverdachte tegen de verdachte gezegd dat hij de Poolse man had afgemaakt.
Zoals uit het voorgaande blijkt gaat de rechtbank, anders dan door de verdediging is bepleit, niet uit van de lezing van de verdachte, voor zover deze inhoudt dat hij [slachtoffer 1] niet heeft geslagen. Daartoe is redengevend dat de verdachte in zijn verklaringen over het ter hand nemen van de staaf niet consistent is en dat hij zijn rol steeds verder afzwakt. Zo verklaart hij eerst en tot twee maal toe dat de medeverdachte hem de staaf overhandigde en toont hij de politie hoe hij de staaf boven zijn hoofd hief, maar stelt hij later dat hij de staaf wel heeft vastgehad, maar naast zich heeft gehouden en dus niet heeft opgeheven. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verdachte waar het gaat om zijn eigen rol in deze zaak.
Tegenover de verklaringen van de verdachte staan de uitlatingen die de medeverdachte heeft gedaan in een OVC-gesprek met zijn zus [getuige 1] en in een gesprek met informant A-3482. Daaruit komt naar voren dat de verdachte - die door de medeverdachte ‘Judas’ wordt genoemd - [slachtoffer 1] de eerste klap heeft gegeven. Deze uitlatingen vindt de rechtbank geloofwaardig, omdat de medeverdachte in die gesprekken ook zeer belastend over zichzelf spreekt en de inhoud van deze gesprekken goed op elkaar aansluit. Daarbij komt nog het volgende. De medeverdachte is in deze gesprekken door zijn zus geconfronteerd met haar stellige overtuiging dat de verdachte ook een rol heeft gehad bij de verdwijning en de dood van [slachtoffer 2]. Niettemin maakt de medeverdachte haar bij herhaling duidelijk dat de verdachte daarmee niets van doen heeft. Hieruit maakt de rechtbank op dat de medeverdachte juist niet bezig is de rol van de verdachte in zijn eigen voordeel te vergroten. Hij spreekt over de rol van de verdachte in zaken waarin ook een rol voor hem was weggelegd en hij benadrukt de afwezigheid van verdachtes rol in zaken waarin van diens betrokkenheid geen sprake was.
Ook het verweer dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzet op de dood van [slachtoffer 1] had, wordt verworpen. Uit de mededelingen van de medeverdachte aan zijn zus en aan de informant volgt dat de verdachte met een ijzeren staaf van 48 centimeter [slachtoffer 1] ‘tegen het hoofd’ heeft geslagen, hem heeft ‘neergeknuppeld’. Naar zeggen van de verdachte was de staaf ‘een zwaar ding’ dat vier tot vijf kilo woog. Aldus heeft de verdachte zich minst genomen willens en wetens [slachtoffer 4]gesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] het leven zou laten. Die gedraging van de verdachte was voorts zo zeer gericht op een fatale afloop, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg ook heeft aanvaard, terwijl er geen (objectieve) contra-indicaties voor deze conclusie zijn.
De stelling dat geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte treft evenmin doel. Hun rollen waren in de eerste fase van de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] min of meer gelijkwaardig. De medeverdachte overhandigde de verdachte, zoals gezegd, een door die medeverdachte meegebrachte staaf en maande de verdachte te slaan, waaraan de verdachte gehoor gaf.
De verdachte kan niet strafrechtelijk aansprakelijk gehouden voor de vier tot vijf slagen die de medeverdachte [slachtoffer 1] in de tweede fase van de geweldpleging heeft toegediend. De verdachte had zich op dat moment al uit de voeten gemaakt, zodat toen niet langer sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte en derhalve evenmin van medeplegen.
Gesteld noch gebleken is dat de verdachte met betrekking tot de poging tot doodslag heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat hij van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks24 maart 2011 te Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
en met voorbedachte rade, althans opzettelijkeen persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet
na kalm beraad en rustig overleg,
meermalen, althans éénmaal (met kracht
)met een
stok en/ofijzeren staaf
, althans een hard voorwerp,op/tegen het hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
/of
welk vorenomschreven misdrijf (poging
tot moord en/ofdoodslag) werd gevolgd
,
vergezeld en/of voorafgegaanvan enig strafbaar feit, te weten diefstal
met geweldin vereniging
zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, en welke geweldshandeling
(en)werd
(en)gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaring kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud van de wettige bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
KWALIFICATIE
Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1 tevens slachtoffer 1], wonende te Wloclawek (Polen), ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 23.541,27 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de gevraagde compensatie voor een laptop, onder toewijzing van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft opgemerkt dat de verdachte bereid is de goederen die zijn beschadigd te compenseren, maar ten aanzien van het overige te komen tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij in diens vordering, gelet op het door de verdediging bepleite standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Vast staat dat door het bewezen verklaarde strafbare feit schade is toegebracht aan kleding (schoenen, spijkerbroek, T-shirt, leren jas) van de benadeelde partij (post 1). Bij gebrek aan concrete onderbouwing zal de rechtbank deze schade niet begroten op de gevraagde € 425,-, maar deze schattenderwijs vaststellen op € 200,- Voor het overige zal dit deel van de verzochte compensatie worden afgewezen.
De gevraagde vergoeding voor een laptop (post 2) zal worden afgewezen. De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat een in beslag genomen laptop aan de benadeelde partij zal worden geretourneerd. Voor zover er aangaande deze post al schade is geweest, zal die schade daardoor teniet worden gedaan.
Niet weersproken is dat de benadeelde partij ten gevolge van het incident op 24 maart 2011 epileptische klachten heeft. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de overgelegde (ongedateerde) bon van een Poolse apotheek vooralsnog onvoldoende kan worden opgemaakt dat de benadeelde partij in verband met die klachten gedurende 24 maanden een (maandelijks) bedrag van € 65,- aan kosten voor het medicijn Depakine heeft gemaakt
(post 3). Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren hem alsnog in de gelegenheid te stellen hierop een toelichting te geven, zodat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
Ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor kosten in verband met het vervoer van de benadeelde partij van Nederland naar zijn woonplaats Wloclawek (post 4, eerste deel) geldt dat niet is betwist en vast staat dat er kosten zijn gemaakt en dat die kosten een rechtstreeks verband hebben met het bewezen verklaarde. Ondanks dat er geen specificatie van het aantal gereden kilometers is overlegd, is de rechtbank, van oordeel dat het leeuwendeel van het gevraagde voor vergoeding in aanmerking komt. Uit de openbare bron google.com/maps blijkt dat de afstand van het Ruwaard van Puttenziekenhuis in Spijkenisse, van waaruit de benadeelde partij op 29 maart 2011 is ontslagen, naar het Provinciaal Ziekenhuis in Wloclawek, waar hij op 2 april 2011 is opgenomen, 1.138 kilometer is, vice versa 2.276 kilometer. Tegen de opgevoerde kilometerprijs van € 0,24 komt dit neer op (0,24 x 2.276)
€ 546,24. Voor het overige zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde, rechtstreeks schade is toegebracht in de vorm van telefoonkosten (post 5). Deze kosten zijn niet betwist. Bij gebrek aan verdere onderbouwing komt het gevraagde bedrag van € 100,- de rechtbank bovenmatig voor. Schattenderwijs zal de rechtbank deze kosten begroten op
€ 50,- en dit bedrag voor compensatie in aanmerking brengen. Voor het overige zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Nu niet is betwist en is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde, rechtstreeks schade is toegebracht in de vorm van reiskosten van € 861,12 voor het bijwonen van de terechtzitting van 6 juni 2013 (post 4, tweede deel) en in de vorm van de kosten voor de bijstand van een tolk van € 744,97 (post 6, eerste deel) en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zullen deze onderdelen van de vordering worden toegewezen.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op gesteld verlies aan arbeidsvermogen (post 6, tweede deel), levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu niet is betwist en is komen vast te staan is dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde, rechtstreeks schade is toegebracht in de vorm van immateriële schade ter hoogte van € 7.500,- (post 7) en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
In totaal zal de verdachte worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.902,33, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de verdachte het feitencomplex ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
De onderdelen van de vordering van de benadeelde partij waarin deze niet-ontvankelijk is verklaard, kunnen slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Nu de vordering van de benadeelde partij in belangrijke mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
ZAAKSDOSSIER STERRENKWARTIER(10/711122-11)
BEOORDELING VAN HET TENLASTEGELEGDE
Zaak Duikerhoek (feit 2)
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde nu de verdachte wel aanwezig was bij het voorval, maar geen uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Oordeel rechtbank
Op 13 oktober 2011 zijn de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in de avond samen met de fiets op pad gegaan. Op enig moment zijn zij aangeefster [slachtoffer 3] tegengekomen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de achterste persoon van de fiets afsprong en voor haar ging staan. Zij zag dat deze een vuurwapen tevoorschijn haalde en op haar richtte. Zij hoorde hem roepen: “stoppen of ik schiet je dood”. Zij wist weg te komen zonder dat er spullen van haar werden afgenomen. Hierna zijn de verdachte en zijn medeverdachte teruggegaan naar het schuurtje. [getuige 2] heeft verklaard dat zij, toen zij bij het schuurtje aankwamen riepen ‘het is mislukt, het is mislukt’. Wanneer de verklaring van [getuige 2] aan de verdachte wordt voorgehouden, verklaart hij dat ‘het mislukt was’ omdat hij en zijn medeverdachte geen spullen hadden; het slachtoffer had niets afgegeven. Hij verklaart ook dat ze elkaar na de eerste keer hebben opgefokt om het nog een keer te proberen.
Nadat de verdachte en zijn medeverdachte even in het schuurtje waren geweest, zijn ze weer op pad gegaan. Ditmaal kwamen zij [slachtoffer 4] tegen. De verdachte heeft verklaard dat hij het meisje op het fietspad heeft tegengehouden en haar onder bedreiging van een balletjespistool heeft gedwongen tot afgifte van haar telefoon. Na dit voorval zijn de mannen samen terug naar het schuurtje gegaan.
De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat de verdachte en zijn medeverdachte de avond van 13 oktober 2011 een gemeenschappelijk voornemen hadden om mensen te beroven. Daartoe zijn zij samen op pad gegaan. De eerste berovingspoging mislukte, maar vrij snel daarna zij ze weer samen op weg gegaan en toen lukte het om [slachtoffer 4] van haar telefoon te beroven. De rechtbank is van oordeel dat wel degelijk gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking. Bij het tweede incident is het duidelijk dat de verdachte degene is geweest die de confrontatie met het slachtoffer is aangegaan. Bij het eerste incident wijzen de verdachte en de medeverdachte naar elkaar en is niet duidelijk geworden wie van de twee de uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Of bij de uitvoering al dan niet sprake is geweest van gelijkwaardige rollen en wie welke rol heeft gespeeld, is hier naar het oordeel van de rechtbank niet doorslaggevend. Beide verdachten hadden een gezamenlijk doel, het beroven van mensen, en gingen daartoe samen op pad in de wetenschap dat één van hen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had. De buit werd vervolgens gedeeld. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging diefstal met geweld.
Zaak Venus (feit 4)
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. Aangever [slachtoffer 5] (hierna [slachtoffer 5]) had wel het vermoeden dat het geen echt vuurwapen was, maar hij is tegelijkertijd wel bang geweest, omdat hij het niet zeker wist en de verdachte wel in staat achtte een vuurwapen te gebruiken.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen nu [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij niet bang was en dat hij wist dat het om een nepwapen ging.
Oordeel rechtbank
Om te komen tot bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht moet sprake zijn van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De verdachte is samen met zijn medeverdachte naar [slachtoffer 5] gegaan. Zij waren op zoek naar twee jongens die daar ook zouden zijn. De verdachte heeft direct een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [slachtoffer 5] getoond, waarbij hij zijn vinger aan de trekker hield en vroeg waar die jongens waren. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij weliswaar voor mogelijk hield dat het een nepvuurwapen betrof, maar dat hij dit niet zeker wist. Hij heeft tevens verklaard dat hij daarom voor de zekerheid heeft geprobeerd het wapen af te pakken.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 5] wel degelijk de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen, zodat de ten laste gelegde bedreiging in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het verweer wordt verworpen.
Zaak Bedreiging vuurwapen (feit 5)
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er valse aangiften zijn gedaan door [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]. De verdachte had geen wapen bij zich, ook geen nepwapen. Nadat de politie was gearriveerd hebben zij de verdachte gefouilleerd en de woning onderzocht waar hij op dat moment verbleef, maar daarbij is geen wapen aangetroffen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Zowel aangeefster [slachtoffer 6] als aangever [slachtoffer 7] hebben verklaard dat de verdachte op 24 september 2011 bij hun woning te Spijkenisse stond en dat de verdachte een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp uit zijn zak haalde en dit op [slachtoffer 6] richtte. Vervolgens richtte de verdachte het wapen op [slachtoffer 7]. De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze aangiftes en betrekt daarin mede dat de verdachte in de betreffende periode (ook naar eigen zeggen) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp - een balletjespistool - in zijn bezit had en dit ook altijd bij zich droeg. Dat, zoals door de verdediging is gesteld, de aangevers indertijd ‘volledig doorgesnoven’ zouden zijn, brengt niet met zich dat aan de inhoud van hun verklaringen geen waarde kan worden gehecht. Het ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Zaak Voedingskanaal (feit 6)
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de gedetailleerde verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2], het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit nu niet kan worden bewezen dat het de verdachte was, die de tas heeft weggenomen.
Oordeel rechtbank
De aangever [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij, terwijl hij op 6 juni 2010 in het Voedingskanaal aan het zwemmen was, heeft gezien dat er een tasje met inhoud uit zijn rugzak werd weggenomen. De getuige [getuige 4], als ook de verdachte en zijn medeverdachten die over dit feit zijn gehoord, bevestigen die datum.
Nu in de tenlastelegging als pleegdatum 10 juni 2010 is vermeld kan dit feit niet wettig bewezen worden verklaard en dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Zaken Hydra en Meeldijk (feiten 8 en 9)
Het primair ten laste gelegde in de zaken Hydra en Meeldijk is niet wettig en overtuigend zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de verdediging. De rechtbank zal dit oordeel daarom niet nader motiveren.
De in beide zaken subsidiair ten laste gelegde opzethelingen kunnen wel worden bewezen.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair (zaak Schopvoorde)
hij op
of omstreeks13 oktober 2011 te Spijkenisse op
of aande openbare weg, de Schopvoorde
, althans op of aan een openbare weg,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit het
- blokkeren van de doorgang van die [slachtoffer 4], terwijl die [slachtoffer 4] op de fiets zat,
en
/of
- richten van een
vuurwapen, althans eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op het hoofd van die [slachtoffer 4], en
/ofdoorladen van dat
(op een
)vuurwapen
(gelijkende
)voorwerp, en
/of
  • (daarbij
    )aan die [slachtoffer 4]
    (dreigend
    )toevoegen van de woorden: “geef je mobiel, geef je mobiel”,
    althans woorden van dreigende aard en/of strekking,en
    /of
  • vastpakken van de keel
2. primair (zaak Duikerhoek)
hij op
of omstreeks13 oktober 2011 te Spijkenisse tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleenter uitvoering van het
/dedoor verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf
/misdrijven
om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorend aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3],
in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),en deze diefstal te doen voorafgaan en
/ofvergezellen
en/of volgenvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], een en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s) heeft/hebben
-de doorgang van die [slachtoffer 3] geblokkeerd, terwijl die [slachtoffer 3] op een fiets zat, en
/of
-een
(op een
)vuurwapen
(gelijkend voorwerp
)op die [slachtoffer 3] gericht, en
/of
-aan die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "stop
penof ik schiet je dood";
4. ( zaak Venus)
hij op
of omstreeks13 oktober 2011 te Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers
heeft/hebben verdachte en
/of (een of meer van)zijn mededader
(s)opzettelijk dreigend een
(op een
)vuurwapen
(gelijkend voorwerp
)getoond aan die [slachtoffer 5];
5. ( zaak bedreiging vuurwapen)
hij op
of omstreeks24 september 2011 te Spijkenisse [slachtoffer 6] en
/of[slachtoffer 7] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een
(op een
)vuurwapen
(gelijkend voorwerp
)gericht op, althans getoond aan, die [slachtoffer 6] en
/ofdie [slachtoffer 7].
, althans met zijn verdachtes, hand, een beweging gemaakt naar zijn broeksband
en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, vingers een schietbeweging gemaakt in de richting van die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of (aldus) aan die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] de indruk gewekt dat hij, verdachte, een vuurwapen had;
7. ( zaak M.A. de Ruijterstraat)
hij op
of omstreeks11 september 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in
/uiteen woning gelegen aan de M A de Ruijterstraat heeft weggenomen sieraden en
/ofeen geldkist met daarin ongeveer 2000 euro en
/ofeen dolby surround systeem en
/ofeen laptop
en
/ofeen navigatiesysteem (TomTom) en
/ofeen fototoestel en
/ofeen enveloppe met daarin ongeveer 300 euro en
/ofdrie Albert Heijn spaarboekjes met een waarde van 150 euro en
/oftwee jassen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 9],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/hebbenverschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
8. subsidiair (zaak Hydra)
hij
(op een of meer tijdstippen)in de periode van
9 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2011 te Spijkenisse,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een mobiele telefoon (Blackberry, type 8520)
heeft verworven,voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van het
verwerven of hetvoorhanden krijgen van die telefoon wist
(en)dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren)betrof;
9. subsidiair (zaak Meeldijk)
hij
(op een of meer tijdstippen)in de periode van
4 augustus 2011 tot en met 13 oktober 2011 te Spijkenisse,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (zak
)horloges
en/of (een) sierra(a)d(en) en/of (een) televisie(s) en of
(andere) (elektrische) apparatuur en of een mobiele telefoon (LG)heeft verworven
,envoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s)ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgenvan voornoemde goederen wist
(en)dat het
(een
)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud van de wettige bewijsmiddelen is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
KWALIFICATIE
De bewezen feiten leveren op:

1.

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg

2.primair

poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;

4.

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

7.

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

8.subsidiairopzetheling

9.subsidiair

opzetheling
BENADEELDE PARTIJEN
Benadeelde partij [benadeelde partij 2 tevens slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 4 / benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats benadeelde partij 4], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 132,- aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, zulks onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte bereid is de gevorderde schade te vergoeden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade, groot € 132,-, is toegebracht en de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet heeft betwist, zal deze worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag van € 1.000,- komt de rechtbank, in vergelijking met hetgeen in vergelijkbare zaken voor vergoeding in aanmerking wordt gebracht, echter bovenmatig voor. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-. De benadeelde partij zal ten aanzien van dit deel van de vordering voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Resumerend zal de verdachte worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 632,- aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [ benadeelde partij 3 tevens slachtoffer 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd M.V. [slachtoffer 5 / benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats benadeelde partij 3], ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.145,- aan materiële schade.
De benadeelde partij zal, zoals de officier van justitie heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit, in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats benadeelde partij 4] ter zake van het onder 6 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij zal in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot heden worden begroot op nihil.
Benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats benadeelde partij 5], ter zake van het onder 9 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 6.025,- aan materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering niet toewijsbaar is. De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij zal in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde inbraak in de woning van [benadeelde partij 5] en niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit, te weten de heling van zakhorloges.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot heden worden begroot op nihil.
STRAFBAARHEID FEITEN
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
MOTIVERING STRAF EN MAATREGEL
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstaf van 6 jaren wordt opgelegd, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Ter onderbouwing van het laatste is aangevoerd dat het jonge leven van de verdachte nu al bol staat van recidiverend, antisociaal en grensoverschrijdend gedrag. De verdachte kampt dan ook met een persoonlijkheidsstoornis en het herhalingsgevaar is hoog. Bij gebrek aan alternatieven kan het recidivegevaar alleen worden gekeerd door middel van de TBS-maatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte een redelijke straf, bijvoorbeeld 4 jaar gevangenisstraf waarvan 1 jaar voorwaardelijk, wordt opgelegd. Voor het geval de rechtbank een maatregel zou overwegen, is verzocht te kiezen voor de PIJ-maatregel. De ten laste gelegde feiten rechtvaardigen geen TBS-maatregel. Daarbij komt dat in de zaak Apollo, de belangrijkste zaak, niet kan worden vastgesteld dat bij de verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts is nog aangevoerd dat de rapporten van psychiater Blansjaar en psycholoog Vitale in strijd met artikel 6 EVRM tot stand zijn gekomen en mitsdien buiten beschouwing moeten blijven, omdat het de bedoeling van de rechtbank is geweest om psycholoog Stolk en psychiater De Gooijer, die reeds eerder omtrent de verdachte rapporteerden, aanvullend te laten rapporteren, en de officier van justitie desondanks twee nieuwe deskundigen heeft benoemd.
Oordeel rechtbank
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging doodslag op een Poolse man om hem op die manier van zijn spullen te kunnen beroven. De verdachte heeft het slachtoffer daartoe een klap met een ijzeren pijp op zijn hoofd gegeven. Vervolgens heeft de verdachte de koffer van het slachtoffer gepakt en meegenomen, waarna zijn medeverdachte ook nog een aantal klappen op het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven met de pijp. Het slachtoffer draagt nog elke dag de gevolgen van die gebeurtenis met zich mee, die vooral zijn sporen heeft nagelaten in de gezondheidstoestand van het slachtoffer. Hij heeft maanden na de gebeurtenis met een briefje rondgelopen met daarop de namen van zijn kinderen omdat hij die niet kon onthouden. De verdachte heeft een buitengewoon ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het is moeilijk, zo niet onmogelijk te bevatten dat dergelijk ernstig geweld wordt gepleegd om een koffer van een dronken man te kunnen stelen.
De verdachte heeft zich voorts samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een straatroof en een poging daartoe, waarbij het gebruik van geweld en bedreiging daarmee niet is geschuwd, alsmede aan bedreigingen waaraan een op een echt gelijkend vuurwapen te pas is gekomen. Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokken slachtoffers.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een reeks andere misdrijven waaronder diefstal, opzetheling en woninginbraak. Dit zijn zeer ergerlijke feiten. Daarbij komt dat de inbraak werd gepleegd in de woning van verdachtes eigen grootmoeder, in de periode dat zij vanwege een beroerte in het ziekenhuis was opgenomen. Dit is een laffe daad die van weinig respect voor zijn grootmoeder getuigt en die hun relatie en haar vertrouwen in de verdachte danig zullen hebben geschaad.
De verdachte lijkt zich slechts te hebben laten leiden door zijn eigen behoefte aan snel en makkelijk geldelijk gewin, zonder zich ook maar enig moment te bekommeren om het leed dat hij de slachtoffers hiermee berokkent. Dergelijke feiten zijn niet alleen voor de slachtoffers buitengewoon vervelend, bekend is dat slachtoffers van dit soort misdrijven vaak jarenlang de psychische gevolgen hiervan met zich dragen. Ook wakkeren dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in zijn algemeenheid aan. De rechtbank heeft daarbij niet de indruk gekregen dat de verdachte oprecht spijt heeft van alle door hem gepleegde feiten. Hij neemt daarvoor niet echt de volle verantwoordelijkheid en lijkt, blijkens de verhoren bij de politie, selectief te zijn in wat hij over de feiten verklaart en zijn rol daar waar mogelijk en gaandeweg wat te willen afzwakken.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet in de publiciteit rond deze zaak en de gevolgen daarvan voor de verdachte, mede gezien de ernst van de feiten, geen aanleiding tot matiging van de straf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 mei 2013 reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep ten tijde van het merendeel van de bewezen verklaarde feiten zelfs in een proeftijd van een in voorwaardelijke vorm opgelegde gevangenisstraf voor soortgelijke feiten. Ook deze voorwaardelijke veroordeling heeft hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw (ernstige) strafbare feiten te plegen.
Psycholoog drs. J.S.H. Stolk heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2012. De psycholoog beschikte voor diens onderzoek louter over de zaaksdossiers Duikerhoek, Schopvoorde en Venus. Het rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van ontwikkeling van persoonlijkheidsproblematiek (cluster B), waarbij met name elementen worden gezien die passen bij een antisociale en borderline persoonlijkheidsstoornis, zoals impulsiviteit, grenzeloosheid, onvermogen tot vooruitplannen en onverantwoordelijkheid. Verder is er een tekort aan inlevingsvermogen, aan zelfbeeld, aan adequate copingvaardigheden en zijn er problemen in het reguleren van emoties. Er bestaan sterke aanwijzingen voor ADHD. Er is, tot slot, sprake van afhankelijkheid van cannabis en van misbruik van andere middelen. Dit alles kan worden gezien als een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Genoemde persoonlijkheidskenmerken waren de drijvende kracht achter het plegen van het ten laste gelegde, waarbij het drugsgebruik een drempelverlangend effect zal hebben gehad. Geadviseerd wordt de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op herhaling van geweldsdelicten wordt als hoog ingeschat. Verwacht wordt dat ambulante behandeling onvoldoende soelaas kan bieden, omdat de verdachte geen behandeling wenst en er te veel destabiliserende factoren bestaan; er is nauwelijks sprake van persoonlijke steun en de familiebanden zijn zeer gebrekkig. Jarenlange residentiële opname via een ondertoezichtstelling heeft bovendien ook niet het gewenste resultaat opgeleverd. Een behandeling zou kunnen worden vormgegeven via klinische opname binnen de forensische jeugdpsychiatrie door middel van de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Psychiater drs. T. de Gooijer heeft eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 februari 2012. Ook de psychiater beschikte bij zijn onderzoek enkel over de zaaksdossiers Duikerhoek, Schopvoorde en Venus. Hij komt in zijn rapport tot conclusies en adviezen die aansluiten op die van de psycholoog, waarbij het opmerking verdient dat de psychiater - stelliger dan de psycholoog - de diagnoses van ADHD en een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft gesteld.
Ook de psychiater adviseert de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, schat het recidivegevaar als verhoogd in en vindt klinische behandeling in het kader van de PIJ-maatregel en langdurige begeleiding geïndiceerd.
Onder meer omdat de deskundigen bij hun onderzoek niet de beschikking hadden over de dossiers in de andere zaken waarmee de verdachte inmiddels in verband was gebracht, zoals de zaak Apollo, heeft de rechtbank op 7 december 2012 opdracht gegeven tot nadere gedragskundige rapportages. Op 30 april 2013 zijn rapportages uitgebracht door psychiater dr. B.A. Blansjaar en psycholoog dr. S.G. Vitale. De verdachte heeft niet aan het onderzoek van psychiater Blansjaar willen meewerken, zodat deze de hem gestelde vragen niet heeft kunnen beantwoorden.
Met psycholoog Vitale heeft de verdachte eenmaal willen spreken, maar heeft vervolgens alsnog verdere medewerking aan het onderzoek geweigerd. Desondanks heeft de psycholoog enkele conclusies kunnen trekken en heeft het volgende gerapporteerd.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er zijn aanwijzingen voor verstoorde hechting, beperkt mentaliserend vermogen en afweer, gekenmerkt door primitieve en onrijpe mechanismen, zoals ontkenning, verdringing en splitting, hetgeen kan wijzen op een vroege stoornis en daarmee op (ernstige) persoonlijkheidsproblematiek. Ook kan aan ADHD of hechtingsproblematiek gedacht worden. Tot slot kampt de verdachte met cannabisafhankelijkheid. Zijn ziektebesef en
-inzicht zijn beperkt; zelf meent hij dat hij geen psychische klachten heeft. Er zijn psychosociale en omgevingsproblemen op het gebied van de primaire steungroep, de woonsituatie, financiën en politiecontacten. Vragen naar de (mate van) invloed van de gesignaleerde problematiek op de aan de verdachte verweten gedragingen, het recidivegevaar en een advies om genoemde problemen het hoofd te bieden heeft de deskundige, vanwege het gebrek aan medewerking van de verdachte, niet kunnen beantwoorden.
Psycholoog Vitale heeft bij brief van 6 juni 2013 nog toegelicht dat hij, anders dan de deskundigen die in maart 2012 rapporteerden, thans geen aanleiding meer ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De omstandigheden van de verdachte zijn na de eerdere rapportages gewijzigd. De verdachte imponeert tijdens het recente onderzoek meer volwassen en zijn identiteit is verder ontwikkeld. Hij wekt de indruk erg berekenend te zijn en zijn weigering om volledig aan het onderzoek deel te nemen was een weloverwogen beslissing.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de rapporten van Vitale en Blansjaar buiten beschouwing moeten blijven. De officier van justitie heeft op de zitting toegelicht dat zij op enig moment van het NIFP heeft vernomen dat de deskundigen De Gooijer en Stolk, die eerder hadden gerapporteerd, niet in staat waren om vóór de geplande inhoudelijke behandeling van de zaken aanvullend te rapporteren. Zij heeft er toen voor gekozen om twee andere deskundigen te benoemen. Op deze handelwijze valt naar het oordeel van de rechtbank niets aan te merken. Verder heeft de verdediging, zoals ook op de terechtzitting van 29 mei 2013 is besproken, de gelegenheid gehad om Vitale en Blansjaar schriftelijk nadere vragen te stellen en om de officier van justitie te verzoeken hen op te roepen teneinde hen ter zitting te doen horen. Van deze gelegenheid heeft de verdediging geen gebruik gemaakt. Niet kan worden ingezien op welke wijze het bepaalde in artikel 6 EVRM in het gedrang is gekomen.
De rechtbank komt voorts tot de volgende afweging.
De conclusies van de deskundigen Stolk, De Gooijer en - meer recent - Vitale worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. Op grond daarvan wordt de verdachte voor de bewezen feiten in de zaken Duikerhoek, Schopvoorde en Venus verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Verder is niet alleen aannemelijk dat de verdachte ten tijde van de feiten in evengenoemde zaken kampte met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabisafhankelijkheid, maar ook dat deze problematiek reeds ten tijde van het ten laste gelegde in de zaak Apollo aan de orde was en in een vergelijkbare mate een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van dat feit. Immers, in de rapporten staat vermeld dat de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte chronisch is en dat deze lijkt te zijn geworteld in diens (vroege) jeugd. De rechtbank ziet daarin aanknopingspunten om voor alle bewezen geachte feiten tot een zelfde conclusie te komen en acht hem voor alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op de inhoud van de brief van psycholoog Vitale van 6 juni 2012, de leeftijd die de verdachte thans heeft - 23 jaar - en de ernst van de feiten, in het bijzonder de in de zaak Apollo bewezen geachte poging tot gekwalificeerde doodslag in vereniging, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht, waarmee de door de verdediging geopperde oplegging van een PIJ-maatregel buiten beeld komt.
De deskundigen Stolk en De Gooijer hebben in hun rapporten de noodzaak van een behandeling van de problematiek van de verdachte benadrukt. De rechtbank ziet die noodzaak evenzeer, zeker nu zij - met de deskundigen - het recidivegevaar als hoog inschat. In dit verband is illustratief dat de verdachte na de bijna fatale poging tot doodslag in de zaak Apollo, waarvan hij in de veronderstelling verkeerde dat het slachtoffer daarbij was komen te overlijden ten gevolge van het door de medeverdachte gepleegde excessief geweld, opnieuw en herhaaldelijk met de medeverdachte op pad is gegaan om mensen te beroven door middel van geweld en bedreiging met geweld. Zelfs had de verdachte ten tijde van de feiten gepleegd op 13 oktober 2011 blijkens zijn eigen verklaring, reeds van de medeverdachte vernomen dat deze [slachtoffer 2] had beroofd en gedood.
Uit de rapporten van de deskundigen komt naar voren dat ambulante behandeling gelet op de ervaringen uit het verleden - waaronder zijn lange behandelgeschiedenis - geen soelaas kan bieden. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachte een volledig gebrek heeft aan structurele dagbesteding en geen vaste woon- of verblijfplaats of een vast legaal inkomen heeft. Beschermende factoren, zoals een adequaat steunsysteem van familie en vrienden, zijn nagenoeg afwezig. Deze omstandigheden maken dat er voor het starten van een ambulant traject geen vruchtbare basis is.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege eist. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de in de zaaksdossiers Apollo, Duikerhoek en Schopvoorde bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Een minder ingrijpende modaliteit biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende perspectief voor afdoende afwending van het recidivegevaar.
Vastgesteld wordt dat de in de zaaksdossiers Apollo, Duikerhoek en Schopvoorde bewezen verklaarde strafbare feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Op de voet van het bepaalde in artikel 359, zevende lid Sv, wordt voorts vastgesteld dat deze strafbare feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom in principe een periode van 4 jaar te boven gaan, waarbij de rechtbank aantekent dat zulks niet noodzakelijkerwijs het geval hoeft te zijn en dat de inzet van de verdachte bij zijn behandeling daarbij van doorslaggevende aard kan zijn.
Gelet op de problematiek van de verdachte is het naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de verdachte, en daarmee ook in het belang van de samenleving, dat de verdachte op korte termijn een aanvang kan maken met zijn behandeling. Om deze reden en omdat zij de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, zal de rechtbank een aanzienlijk lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank adviseert, op grond van de haar toekomende bevoegdheid ex artikel 37b tweede lid Wetboek van Strafrecht, om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zo spoedig als mogelijk te doen aanvangen. Tevens merkt de rechtbank op dat het overweging verdient om bij het bepalen van de plaats van tenuitvoerlegging van de maatregel te kijken naar de Van der Hoeven Kliniek in Utrecht, nu deze kliniek, voor zover de rechtbank kan overzien, goed lijkt aan te sluiten bij verdachtes nog jeugdige leeftijd, de bij hem geconstateerde problematiek en de in dat verband noodzakelijk geachte behandeling.
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.
VORDERING TENUITVOERLEGGING
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot 30 dagen dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 7 april 2011 van de politierechter van deze rechtbank.
Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 7 april 2011 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van belaging, opzetheling en diefstal meermalen gepleegd, veroordeeld  voor zover van belang  tot een gevangenisstraf van 79 dagen, waarvan een gedeelte groot 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 22 april 2011.
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.
Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 63, 285, 288, 310, 311, 312, 317, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte
  • het in zaakdossier Apollo primair impliciet primair ten laste gelegde (poging moord)
  • het in zaaksdossier Sterrenkwartier onder 6 ten laste gelegde
  • het in zaaksdossier Sterrenkwartier onder 8 primair ten laste gelegde en
  • het in zaaksdossier Sterrenkwartier onder 9 primair ten laste gelegde
heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte
  • het in het zaaksdossier Apollo primair impliciet subsidiair ten laste gelegde (poging gekwalificeerde doodslag)
  • de in zaaksdossier Sterrenkwartier onder 1 (zaak Schopvoorde), 2 primair (zaak Duikerhoek), 4 (zaak Venus), 5 (zaak Bedreiging vuurwapen), 7 (zaak M.A. de Ruijterstraat), 8 subsidiair (zaak Hydra) en 9 subsidiair (zaak Meeldijk)
ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
adviseert de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zo spoedig mogelijk te doen aanvangen en de verdachte te doen plaatsen in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1],wonende te [woonplaats benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van
€ 9.902,33en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen
kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente in die zin dat de wettelijke rente over de immateriële schade en de schade aan de kleding (totaal € 7.700,- ) wordt toegewezen vanaf 24 maart 2011, de wettelijke rente over de reis- en telefoonkosten
(totaal € 596,24) wordt toegewezen vanaf 19 maart 2011 en de wettelijke rente over de reiskosten en de tolkkosten (totaal € 1.606,09) wordt toegewezen vanaf 6 juni 2013, alles tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij gevorderde aangaande een laptop en het door hem meer of anders gevorderde aangaande schade aan kleding, kosten voor vervoer naar Polen en telefoonkosten;
verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op verlies aan arbeidsvermogen en medicijnkosten; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 9.902,33, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor bepaald; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 9.902,33 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
84 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2],wonende te [woonplaats benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van
€ 632,-en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 632,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2011 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 632,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
12 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats benadeelde partij 3], niet ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats benadeelde partij 4], niet ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 5], wonende te [woonplaats benadeelde partij 5], niet ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
30 dagen, van de bij vonnis d.d. 7 april 2011 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en J.J.I. de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2013.
Bijlage I bij vonnis van 25 juli 2013:
TEKST TENLASTELEGGING
Parketnummer 10/710006-12 (zaak Apollo)
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk een persoon genaamd
[slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en
rustig overleg,
meermalen, althans éénmaal (met kracht) met een stok en/of ijzeren staaf,
althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
welk vorenomschreven misdrijf (poging tot moord en/of doodslag) werd gevolgd,
vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal met
geweld in vereniging zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend,
en welke geweldshandeling(en) werd(en) gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikelen 289/288/287 jo 45/47 Wetboek van Strafrecht);
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te Spijkenisse tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een horloge en/of een ring en/of twee mobiele telefoons en/of een koffer met
inhoud (waaronder geld (4000 euro of daaromtrent) en/of een laptop en/of
kleding en/of een id-bewijs), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een stok en/of een ijzeren staaf, althans
een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of het lichaam slaan,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten
meerdere hoofdwonden en/of een breuk van de schedel en/of een bloeding onder
het hersenvlies en/of kneuzingshaarden in de hersenen en/of een gebroken
pols), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/711122-11 (Sterrenkwartier)
1. zaak Schopvoorde)
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse
op of aan de openbare weg, de Schopvoorde, althans op of aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het
- blokkeren van de doorgang van die [slachtoffer 4], terwijl die [slachtoffer 4] op de fiets zat,
en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op het hoofd van die [slachtoffer 4], en/of doorladen van dat (op een) vuurwapen
(gelijkende) voorwerp, en/of
2.
(zaak Duikerhoek)
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
ter uitvoering van het/de door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven om
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorend aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], een en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
heeft gehandeld als volgt:
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben
-de doorgang van die [slachtoffer 3] geblokkeerd, terwijl die [slachtoffer 3] op een fiets zat, en/of
-een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 3] gericht, en/of
-aan die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "stop of ik schiet je dood";
(artikel 3121317 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)"
en dat de oorspronkelijke tekst van feit 2 en feit 3 in de vorm van een cumulatieve tenlastelegging als subsidiair feit dient te worden beschouwd.
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 3] gericht en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] toegevoegd de woorden (van de strekking):
"stop of ik schiet je dood";
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft geslagen,
terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3])
(met kracht) met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
4. ( zaak Venus)
hij op of omstreeks 13 oktober 2011 te Spijkenisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond aan die [slachtoffer 5];
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5. ( zaak bedreiging vuurwapen)
hij op of omstreeks 24 september 2011 te Spijkenisse
[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte (telkens) opzettelijk dreigend een (op een) vuurwapen (gelijkend
voorwerp) gericht op, althans getoond aan, die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7],
althans met zijn verdachtes, hand, een beweging gemaakt naar zijn broeksband
en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, vingers een schietbeweging gemaakt in
de richting van die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 7] en/of (aldus) aan die [slachtoffer 6]
en/of die [slachtoffer 7] de indruk gewekt dat hij, verdachte, een vuurwapen had;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6. ( zaak Voedingskanaal)
hij op of omstreeks 10 juni 2010 te Hellevoetsluis
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (onder meer inhoudende: een portemonnee en/of een identiteitskaart en/of twee,
althans een, mobiele telefoon(s) (merk Samsung)), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [benadeelde partij 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
7. ( zaak M A de Ruijterstraat)
hij op of omstreeks 11 september 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de M A de Ruijterstraat heeft weggenomen sieraden en/of een geldkist met
daarin ongeveer 2000 euro en/of een dolby surround systeem en/of een laptop
en/of een navigatiesysteem (TomTom) en/of een fototoestel en/of een enveloppe
met daarin ongeveer 300 euro en /of drie Albert Heijn spaarboekjes met een
waarde van 150 euro en/of twee jassen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8. ( zaak Hydra)
hij op of omstreeks 09 oktober 2011 te Spijkenisse
op of aan de openbare weg, het Hydrapad, althans op of aan een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 10] heeft gedwongen tot de afgifte
van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het
- het blokkeren van de doorgang van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de fiets
zat, en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op die [slachtoffer], en/of doorladen van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp),en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer] (dreigend) toevoegen van de woorden: "geef je kanker
telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 09 oktober 2011 tot en met
13 oktober 2011 te Spijkenisse, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mobiele
telefoon (Blackberry, type 8520) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
9. ( zaak Meeldijk)
hij op of omstreeks 04 augustus 2011 te Spijkenisse
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de
Meeldijk heeft weggenomen sierraden en/of (zak)horloges en/of (diverse)
(elektrische) apparatuur en/of kleding en/of fiets(en) en/of CD's en/of DVD's
en/of een gitaar en/of (waarde)papieren en/of sleutels en/of geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [slachtoffer 11],in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en / of inklimming;
(artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstippen) in de periode van 04 augustus 2011 tot en met 13 oktober 2011 te Spijkenisse, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(zak)horloges en/of (een) sierra(a)d(en) en/of (een) televisie(s) en of
(andere) (elektrische) apparatuur en of een mobiele telefoon (LG) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voornoemde goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
(artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht)