ECLI:NL:RBROT:2013:5642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
427314 / HA RK 13-588
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard door de Rechtbank Rotterdam

Op 24 juli 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingszaak waarbij verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.K. Asscheman-Versluis, een verzoek tot wraking indiende tegen de rechter in een civielrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op beslissingen die door andere rechters waren genomen, waardoor het verzoek feitelijke grondslag ontbeerde. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De feiten en omstandigheden waarop de wraking was gegrond, waren aan verzoekster bekend gemaakt via brieven van de griffier op 20 maart, 23 april en 27 mei 2013, terwijl het wrakingsverzoek pas op 12 juni 2013 was ingediend. De rechtbank benadrukte dat verzoekster geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de late indiening van het verzoek rechtvaardigden. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 24 juli 2013
Zaaknummer: 427314
Rekestnummer: HA RK 13-588
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
strekkende tot wraking van
mr. M.K. Asscheman-Versluis, senior-rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij de rechter is in behandeling de door de Vereniging van Eigenaren van het appartementsgebouw aan de [adres] als eiseres tegen verzoekster als gedaagde ingestelde civielrechtelijke vordering. Die procedure heeft als kenmerk 2011453 CV EXPL 13-10934.
Bij brief van 11 juni 2013, ingekomen ter griffie op 12 juni 2013, heeft verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure.
Verzoekster, de rechter, alsmede de gemachtigde van eiseres zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 19 juli 2013, alwaar de gedane wraking is behandeld, is niemand verschenen.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoekster - kort samengevat - aangevoerd dat de door de rechter ter zittingen van 19 maart 2013, 18 april 2013 en 23 mei 2013 gegeven beslissingen niet juist en derhalve nietig zijn. De rechter heeft alstoen aan de wederpartij van verzoekster telkens uitstel verleend, terwijl daarvoor geen klemmende reden aanwezig waren.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter voert aan dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar wrakingsverzoek, omdat niet zij maar andere rechters de beslissingen van 19 maart 2013 en 23 mei 2013 hebben gegeven en voorts omdat het verzoek te laat is ingediend.
Voor het geval wordt geoordeeld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, voert de rechter aan dat het verzoek ongegrond is, nu bij de genomen rolbeslissingen de regels van het landelijk rolreglement in acht zijn genomen. Ook overigens kan volgens de rechter jegens haar niet worden gesproken van een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering schrijft voor dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2
Het fundament van de bezwaren van verzoekster tegen de rechter is gelegen in de beslissingen die zijn genomen ter rolzittingen van 19 maart 2013, 18 april 2013 en 23 mei 2013.
3.3
De beslissingen ter rolzittingen van 19 maart 2013 en 23 mei 2013 zijn gegeven door andere rechters dan de door verzoekster gewraakte rechter. In zoverre ontbeert het wrakingsverzoek feitelijke grondslag.
3.4
Daarenboven kan niet worden gezegd dat het wrakingsverzoek is ingediend zodra de feiten en omstandigheden waarop de wraking is gegrond, aan verzoekster bekend zijn geworden. Immers, de feiten en omstandigheden waarop de wraking is gegrond – zijnde de hiervoor onder 3.3 omschreven beslissingen – zijn aan verzoekster bekend gemaakt bij brieven van de griffier van 20 maart 2013, 23 april 2013 respectievelijk 27 mei 2013, terwijl het wrakingsverzoek eerst op 12 juni 2013 bij de rechtbank is ingediend. Door verzoekster zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de late indiening van het wrakingsverzoek rechtvaardigt.
Verzoekster dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in het verzoek tot wraking.

4.De beslissing

verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van
mr. M.K. Asscheman-Versluis.
Deze beslissing is gegeven op 24 juli 2013 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
mr. L.A.C. van Nifterick en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
  • verzoekster
  • mr. M.K. Asscheman-Versluis
  • BoitenLuhrs Incasso Gerechtsdeurwaarders