Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
2.
[eiser 2],
1.[gedaagde 1],
3.[gedaagde 3],
7.[gedaagde 7],
Partijen zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als Solvent Finance, [eiser 2],
[gedaagde 1],[gedaagde 2], [gedaagde 3], [gedaagde 4], AK Vastgoed Beheer,
AK Vastgoed, [gedaagde 7], [gedaagde 8] en[gedaagde 9].
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 augustus 2010, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 20 juli 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 6 februari 2012 gehouden comparitie van partijen;
- de conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte houdende overlegging en uitlating producties van 22 augustus 2012 aan de zijde van Solvent Finance B.V. c.s., met producties;
- de akte uitlating producties van 19 september 2012 aan de zijde van[gedaagde 3];
- de beslagstukken.
Solvent Finance B.V. c.s. hebben bij herstelexploot van 1 december 2010 de dagvaarding opnieuw betekend, maar nu slechts aan negen gedaagden, te weten alleen aan [gedaagden gezamenlijk]
De zaak is vervolgens op de rol van 11 mei 2011 aangebracht bij de rechtbank.
[X] (hierna:[X]) is niet opgeroepen bij het voornoemde herstelexploot en is daardoor niet langer gedaagde in deze procedure.
2.De feiten
[gedaagde 3] en zijn vennootschappen verzorgd, alsmede de aangiften inkomsten-belasting voor[X], de voormalige echtgenote van[gedaagde 3], verricht.
[gedaagde 7] is op enig moment de partner van [gedaagde 1] geweest.
overeenkomst I. Dit bedrag van € 60.000,- is op 29 december 2006 op de bankrekening van AK Vastgoed Beheer overgemaakt.
overeenkomst II. Dit bedrag van € 90.000,- is op 19 februari 2009 op een rekening van [gedaagde 4] overgemaakt.
overeenkomst III.
overeenkomst IV.
(in totaal € 150.000,-).
overeenkomst V en overeenkomst VI). Op basis daarvan heeft [eiser 2] aan [gedaagde 1] een bedrag van € 10.000,- en later een bedrag van € 1.500,- ter leen verstrekt.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 1] een rendement van 15% verschuldigd is over het totaalbedrag van € 11.500,- en dat de geleende bedragen per direct opeisbaar zijn.
Bij (aangetekende) brieven van 22 juni 2010 heeft [eiser 2] [gedaagde 1] en[gedaagde 3] gesommeerd om binnen drie dagen het totaal van de geleende en gestorte bedragen aan hem terug te betalen.
Bij brief van 4 augustus 2010 is door de advocaat van Solvent Finance B.V. c.s. aan [gedaagde 1] en[gedaagde 3] een laatste termijn gesteld.
AK Vastgoed Beheer op 18 januari 2011,[gedaagde 3] op 8 februari 2011,
[gedaagde 2] op 22 februari 2011, [gedaagde 8] op 1 maart 2011 en AK Vastgoed op
5 juli 2011.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Zij stellen dat blijkens deze overeenkomsten[gedaagde 3] in privé garant staat voor de terugbetaling van de door Solvent Finance B.V. c.s. aan AK Vastgoed Beheer en/of [gedaagde 4] respectievelijk aan [gedaagde 4] geleende bedragen.
Solvent Finance c.s. en[gedaagde 3] hebben - zoals besproken tijdens de comparitie van partijen - in onderling overleg de handschriftdeskundige [Y] (hierna ook: de handschriftdeskundige) verzocht te onderzoeken of steun bestaat voor de hypothese dat de handtekening, kennelijk voorstellende de handtekening van[gedaagde 3], op de overeenkomsten I en II niet, althans niet de echte handtekening is van[gedaagde 3].
Geconcludeerd wordt dat[gedaagde 3] echter geen concrete bezwaren heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de bevindingen van deze handschriftdeskundige. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van de door de handschriftdeskundige ingenomen conclusie af te wijken en gaat er in haar verdere beoordeling vanuit dat[gedaagde 3] zijn handtekening heeft geplaatst onder de overeenkomsten I en II.[gedaagde 3]
heeft echter zijn stellingen op dit punt niet nader gedocumenteerd of met feiten of andere omstandigheden onderbouwd.
Gelet op de ondertekening van beide overeenkomsten door[gedaagde 3], moet het er derhalve voor worden gehouden dat[gedaagde 3] akkoord was met de schriftelijke vastlegging van de tussen partijen gemaakte afspraken, zodat de rechtbank van de inhoud van deze overeenkomsten zal uitgaan.
Deze stelling wordt door Solvent Finance B.V. c.s. gemotiveerd betwist.
Artikel 1:88 lid 1, aanhef en onder c, BW bepaalt - voor zover hier van belang - dat een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde bindt (Hoge Raad 29/11/2002, NJ 2003, 152). Deze bepaling heeft betrekking op een door de wetgever als uitzonderlijk en riskant aangemerkte categorie van handelingen, namelijk het verstrekken van borgtocht en andere zekerheden voor schulden van derden. Deze uitzondering op het toestemmingsvereiste dient volgens de Hoge Raad restrictief te worden uitgelegd (Hoge Raad 22/06/1962, NJ 1963, 53).
4.12. Vast staat dat[gedaagde 3] bestuurder is van en de meerderheid der aandelen houdt van de vennootschappen die de overeenkomsten I en II zijn aangegaan, te weten
[gedaagde 4] en AK Vastgoed Beheer.[gedaagde 3] is blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel enig aandeelhouder en bestuurder van
[gedaagde 4] en enig bestuurder van AK Vastgoed Beheer.
Uit het vorenstaande volgt dat aan het eerste vereiste van artikel 1:88 lid 5 BW is voldaan.
Hoge Raad 08/07/2005, NJ 2006, 96).
[gedaagde 4] en AK Vastgoed Beheer en dat tot de normale bedrijfsuitoefening van deze vennootschappen niet behoort de aan- en verkoop van onroerend goed.[gedaagde 3] verwijst in dit verband naar het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van AK Vastgoed, waarvan de bedrijfsomschrijving luidt “handel in- en exploitatie van onroerende zaken” en voert aan dat
[gedaagde 3] enig bestuurder is van AK Vastgoed en dat [gedaagde 4] enig aandeelhouder van deze vennootschap is.[gedaagde 3] is voorts enig bestuurder van en aandeelhouder in [gedaagde 4] en bestuurder/directeur in AK Vastgoed Beheer.[gedaagde 3] moet worden beschouwd als de feitelijk beleidsbepaler van deze drie vennootschappen, omdat hij namens alle drie vennootschappen handelde. Eventuele onduidelijkheid over de vennootschap die hij in een concreet geval vertegenwoordigde, dient voor zijn rekening en risico te komen.
In de overeenkomsten I en II is bepaald dat de geleende bedragen worden aangewend ter financiering van onroerend goed voor “[gedaagde 3] en/of haar dochtervennootschappen” en verder dat “aangekocht onroerend goed in [gedaagde 4], AK Vastgoed Beheer en AK Vastgoed dienen als onderpand ter meerdere zekerheid”. Hoewel alleen [gedaagde 4] en/of AK Vastgoed Beheer – (beiden) vertegenwoordigd door[gedaagde 3] in privé – partij zijn bij de overeenkomsten I en II, wordt ook in deze overeenkomsten AK Vastgoed vermeld. De rechtbank leidt hieruit af dat partijen de bedoeling hebben gehad (of in ieder geval jegens elkaar het gerechtvaardigd vertrouwen mochten hebben) dat [gedaagde 4] en haar dochtervennootschappen, allen vertegenwoordigd door[gedaagde 3] in privé, als één geheel moeten worden beschouwd. Dit oordeel wordt niet anders, indien het van Solvent Finance B.V. c.s. geleende geld slechts is aangewend voor de aankoop van onroerend goed door [gedaagde 4] en AK Vastgoed Beheer.
Hieruit volgt dat aan de echtgenote van[gedaagde 3] geen beroep op vernietigbaarheid (ex artikel 1:89 BW) van de overeenkomsten I en II toekomt.
[gedaagde 4] en [gedaagde 3] privé, zijn overgemaakt.
Verder staat in deze overeenkomsten (III en IV) vermeld dat[gedaagde 3] in privé en/of [gedaagde 4] ter meerdere zekerheid mede aansprakelijk is/zijn voor de hoofdsom en garant staat/staan voor (de terugbetaling van) de gehele hoofdsom.
Onbetwist is dat bij de vermelding "Ter meerdere zekerheid", zowel “namens [gedaagde 4]” als “privé”, de handtekening van[gedaagde 3] staat geplaatst.
Uit de tekst van de overeenkomsten III en IV volgt dat[gedaagde 3] zich in privé
(als borg) garant heeft gesteld tegenover [eiser 2] (als schuldeiser) tot nakoming van de verbintenis die [gedaagde 1] (als hoofdschuldenaar) tegenover [eiser 2] als schuldeiser heeft of zal krijgen. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat [gedaagde 4] en
[gedaagde 3] in privé in de hoedanigheid van borg partij zijn bij de overeenkomsten III en IV.
(op grond van artikel 1:88 lid 5 BW) als bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde 4] geen toestemming van zijn echtgenote nodig had voor het aangaan van deze borgstellingen, aangezien deze zijn geschied ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap. Solvent Finance B.V. c.s. verwijzen in dit verband naar de bedrijfsomschrijving van [gedaagde 4], zoals blijkt uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel: “beheer- en managementactiviteiten”.
[gedaagde 3] gelieerde vennootschappen en zijn verricht ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening, waardoor voor de door[gedaagde 3] verleende borgstelling geen toestemming van zijn echtgenoot vereist was. Uit het vorenstaande volgt dat de echtgenote van[gedaagde 3] geen beroep toekomt op artikel 1:89 BW.
[gedaagde 3] voert in dit verband aan dat hij bij de totstandkoming van beide overeenkomsten is uitgegaan van de – naar later is gebleken – opzettelijk onjuiste mededelingen van [gedaagde 1] omtrent de miljoenenerfenis, die in haar bezit zou zijn dan wel spoedig zou komen. Volgens[gedaagde 3] was [eiser 2] al eerder op de hoogte van de oplichtingpraktijken van [gedaagde 1] en had [eiser 2] hem hiervoor moeten waarschuwen. Mede vanwege de financiële achtergrond van [eiser 2] meent[gedaagde 3] dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, zodat ook op grond hiervan de vorderingen van Solvent Finance B.V. c.s. moeten worden afgewezen.
[eiser 2] had, mede gelet op eigen stellingen van[gedaagde 3] op dit punt en de geruststellende mededelingen van[gedaagde 3] over [gedaagde 1], geen reden om het bestaan van bedrog van de zijde van [gedaagde 1] en een wilsgebrek in de hier bedoelde zin aan de zijde van[gedaagde 3] te veronderstellen. Op grond van de in het vijfde lid van artikel
3:44 BW neergelegde uitzonderingsregel kan[gedaagde 3] jegens [eiser 2] geen beroep doen op bedrog zijdens [gedaagde 1].
Artikel 6:248 BW bepaalt in het eerste lid, kort gezegd, dat de rechtsgevolgen van een overeenkomst worden beheerst door hetgeen partijen zijn overeengekomen. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Het antwoord op de vraag of de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op een contractueel beding in de weg staan, hangt derhalve af van tal van omstandigheden, zoals de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst, de maatschappelijke positie en onderlinge verhoudingen tussen partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen, de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest.
Voor een geslaagd beroep op deze beperkende werking dient in ieder geval uitvoerig te worden gemotiveerd waarom de redelijkheid en billijkheid de toepassing van een (concreet) contractueel beding in de weg staan.
heeft in dit verband slechts gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om hem als borg onder de verschillende overeenkomsten aan te spreken, nu hij zich door de oplichtingpraktijken van [gedaagde 1] borg heeft gesteld voor de door haar en haar vennootschappen aangegane leningen. Deze stelling van[gedaagde 3] kan zonder nadere motivering en onderbouwing niet worden gevolgd. Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat
zelf onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van [gedaagde 1], teneinde een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Aldus heeft[gedaagde 3] naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan zijn stelplicht op dit punt, zodat zijn verweer op dit punt zal worden gepasseerd.
€ 281.750,- uit hoofde van overeenkomst IV. Hetgeen door [eiser 2] meer of anders is gevorderd op dit punt, wordt derhalve als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd afgewezen.
€ 245.000,-, vermeerderd met de overeengekomen vergoeding van 15%, zijnde een bedrag van € 36.750,-) uit hoofde van de overeenkomst IV voor toewijzing gereed liggen.
Nu door[gedaagde 3] geen verweer is gevoerd tegen de door Solvent Finance B.V. c.s. in dit verband gevorderde rente, zal de wettelijke rente worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
(de overeenkomsten V en VI), aangegaan in of omstreeks de maand april 2010.
De door Solvent Finance B.V. c.s. gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen echter, overeenkomstig de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II, worden gematigd en begroot op € 2.842,-, omdat de in dit rapport gehanteerde tarieven in zijn algemeenheid redelijk worden geacht en Solvent Finance B.V. c.s. onvoldoende hebben gesteld waaruit blijkt dat meer werkzaamheden zijn verricht dan in dit forfaitaire tarief liggen besloten.
kosten handschriftdeskundige
betwist dat deze kosten voor zijn rekening dienen te komen, nu de bewijslast van de authenticiteit bij Solvent Finance B.V. c.s. ligt.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Juist is dat op Solvent Finance B.V. c.s. de bewijslast rustte van hun stellingen op dit punt en vast staat dat Solvent Finance B.V. c.s. het deskundigenhonorarium ten bedrage van € 1.249,50 hebben voorgeschoten. Het staat Solvent Finance B.V. c.s. vervolgens vrij, bij wijze van eisvermeerdering, betaling van deze kosten te vorderen. Vastgesteld wordt dat[gedaagde 3] zich niet tegen deze eiswijziging heeft verzet en geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van deze vordering.
De vraag wie van de partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige voor haar rekening dient te nemen, dient te worden beslist bij de proceskostenbeslissing ex artikel 237 Rv.
Naar het oordeel van de rechtbank dient dit honorarium onderdeel te vormen van de door[gedaagde 3] te betalen proceskosten, nu[gedaagde 3] op dit punt in het ongelijk is gesteld.
-[gedaagde 3] zal worden veroordeeld tot betaling aan Solvent Finance van € 60.000,- uit hoofde van overeenkomst I, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 6% vanaf 29 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening (randnummer 4.15);
-[gedaagde 3] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser 2] van € 90.000,- uit hoofde van overeenkomst II, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 6% vanaf 19 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening (randnummer 4.15);
-[gedaagde 3] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser 2] van € 747.500,- uit hoofde van overeenkomst III, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2010 tot aan de dag der algehele voldoening (randnummer 4.29);
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- deskundigenhonorarium € 1.249,50
- salaris advocaat
[gedaagde 1]betaling van een bedrag van € 60.000,- aan Solvent Finance uit hoofde van de overeenkomst I en betaling van een bedrag van € 90.000,- aan [eiser 2] uit hoofde van de overeenkomst II.
Vastgesteld wordt dat [gedaagde 1] geen contractspartij is bij deze overeenkomsten.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, zullen deze vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1] worden afgewezen.
[gedaagde 1]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 747.500,- uit hoofde van de overeenkomst III, vermeerderd met rente.
Nu deze vordering de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt, zal deze vordering als niet weersproken worden toegewezen. De gevorderde rente zal, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld.
[gedaagde 1]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 308.750,- uit hoofde van de overeenkomst IV, vermeerderd met rente.
Zoals hiervoor (onder randnummer 4.28) is overwogen, blijkt uit de overeenkomst IV dat slechts verschuldigd is een bedrag van € 245.000,- vermeerderd met een rendementsvergoeding van 15%, zodat hieruit volgt dat [gedaagde 1] aan [eiser 2] verschuldigd is een bedrag van
(€ 245.000,- + € 36.750,-) € 281.750,-. Nu de vordering van [eiser 2] tot voormeld bedrag van € 281.750,-- niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt, zal de vordering tot dit bedrag als niet weersproken worden toegewezen. De gevorderde rente zal, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld. Het bedrag dat door [eiser 2] meer of anders is gevorderd, wordt als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd afgewezen.
[gedaagde 1]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van in totaal € 13.225,- uit hoofde van de overeenkomsten V en VI, vermeerderd met rente.
Ook deze vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor, zodat deze als niet weersproken zullen worden toegewezen.
[gedaagde 1]betaling aan Solvent Finance van een bedrag van in totaal € 14.464,45,- in verband met door haar verrichte werkzaamheden, vermeerderd met rente. Ook deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor, zodat deze als niet weersproken zal worden toegewezen. In het lichaam van de dagvaarding is de datum met ingang waarvan de rente wordt gevorderd niet genoemd, zodat de rente zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding.
Vastgesteld wordt dat deze kosten zijn gemaakt in de procedure tussen Solvent Finance B.V. c.s. en[gedaagde 3], naar aanleiding van het door hem gevoerde verweer.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen nadere onderbouwing van dit deel van hun vordering hebben gegeven, zal deze vordering ten aanzien van
[gedaagde 1]worden afgewezen.
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- salaris advocaat
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]betaling van een bedrag van € 60.000,- aan Solvent Finance uit hoofde van de overeenkomst I en betaling van een bedrag van € 90.000,- aan [eiser 2] uit hoofde van de overeenkomst II.
Vastgesteld wordt dat deze vennootschappen geen contractspartij zijn bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, zullen deze vorderingen ten aanzien van
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]worden afgewezen.
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]betaling aan [eiser 2] van respectievelijk een bedrag van € 747.500,- uit hoofde van de overeenkomst III, vermeerderd met rente, en een bedrag van € 308.750,- uit hoofde van de overeenkomst IV, vermeerderd met rente, alsmede een bedrag van in totaal € 13.225,- uit hoofde van de overeenkomsten V en VI, vermeerderd met rente.
Vastgesteld wordt dat
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]geen partij zijn bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. geen nadere onderbouwing van deze vorderingen betrekking hebbende op deze overeenkomsten hebben gegeven, worden deze vorderingen als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]van een bedrag van € 14.464,65, vermeerderd met rente, voor door haar uitgevoerde administratieve werkzaamheden.
Nu deze vordering niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt, zal deze als niet weersproken worden toegewezen. In het lichaam van de dagvaarding is de datum met ingang waarvan de rente wordt gevorderd niet genoemd, zodat de rente zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding.
Vastgesteld wordt dat deze kosten zijn gemaakt in de procedure tussen Solvent Finance B.V. c.s. en[gedaagde 3], naar aanleiding van het door hem gevoerde verweer.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen nadere onderbouwing van dit deel van hun vordering hebben gegeven, zal deze vordering ten aanzien van
[gedaagde 2]en[gedaagde 8]worden afgewezen.
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- salaris advocaat
[gedaagde 4]betaling van een bedrag van € 60.000,- aan Solvent Finance uit hoofde van de overeenkomst I en betaling van een bedrag van € 90.000,- aan [eiser 2] uit hoofde van de overeenkomst II.
Nu deze vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze als niet weersproken worden toegewezen. De gevorderde rente zal eveneens, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld.
[gedaagde 4]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 747.500,- uit hoofde van de overeenkomst III, vermeerderd met rente.
Ook deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor, zodat deze vordering als niet weersproken zal worden toegewezen. De gevorderde rente zal, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld.
[gedaagde 4]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 308.750,- uit hoofde van de overeenkomst IV, vermeerderd met rente.
Zoals hiervoor (onder randnummer 4.28) is overwogen, blijkt uit de overeenkomst IV dat slechts verschuldigd is een bedrag van € 245.000,- vermeerderd met een rendementsvergoeding van 15%. Hieruit volgt dat
[gedaagde 4]aan [eiser 2] slechts verschuldigd is een bedrag van (€ 245.000,- + € 36.750,-) € 281.750,-. Nu de vordering van [eiser 2] tot het bedrag van € 281.750,-- niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt, zal de vordering tot dit bedrag als niet weersproken worden toegewezen. Het bedrag dat door [eiser 2] meer of anders is gevorderd, wordt derhalve als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd afgewezen. De gevorderde rente zal, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld.
[gedaagde 4]betaling aan [eiser 2] van een bedrag van in totaal € 13.225,- uit hoofde van de overeenkomsten V en VI, vermeerderd met rente. Gesteld noch gebleken is dat deze vennootschap contractspartij is bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, zullen deze vorderingen ten aanzien van
[gedaagde 4]worden afgewezen.
[gedaagde 4]betaling aan Solvent Finance van een bedrag van in totaal € 11.834,55,- in verband met door haar verrichte werkzaamheden, vermeerderd met rente.
Vastgesteld wordt dat deze kosten zijn gemaakt in de procedure tussen Solvent Finance B.V. c.s. en[gedaagde 3], naar aanleiding van het door hem gevoerde verweer.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen nadere onderbouwing van dit deel van hun vordering hebben gegeven, zal deze vordering ten aanzien van
[gedaagde 4]worden afgewezen.
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- salaris advocaat
AK Vastgoed Beheerbetaling van een bedrag van € 60.000,- aan Solvent Finance uit hoofde van de overeenkomst I.
Nu deze vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze als niet weersproken worden toegewezen. De gevorderde rente zal eveneens, als niet weersproken, worden toegewezen als hierna vermeld.
AK Vastgoed Beheerbetaling van een bedrag van € 90.000,- aan [eiser 2] uit hoofde van de overeenkomst II, alsmede betaling aan [eiser 2] van een bedrag van € 747.500,- uit hoofde van de overeenkomst III en een bedrag van € 308.750,- uit hoofde van de overeenkomst IV, een en ander vermeerderd met rente.
Vastgesteld wordt dat
AK Vastgoed Beheergeen partij is bij voormelde overeenkomsten.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, zullen deze vorderingen ten aanzien van
AK Vastgoed Beheerworden afgewezen.
AK Vastgoed Beheercontractspartij is bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, worden deze vorderingen ten aanzien van
AK Vastgoed Beheerafgewezen.
AK Vastgoed Beheerbetaling aan Solvent Finance van de navolgende bedragen in verband met door haar verrichte werkzaamheden ten bedrage van in totaal € 24.638,95 (te weten: € 11.834,55,- + € 7.508,90 + € 5.295,50), vermeerderd met rente.
Deze vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig en ongegrond voor, zodat deze vorderingen als niet weersproken zullen worden toegewezen. In het lichaam van de dagvaarding is de datum met ingang waarvan de rente wordt gevorderd niet genoemd, zodat de rente zal worden toegewezen met ingang van de dag der dagvaarding.
Vastgesteld wordt dat deze kosten zijn gemaakt in de procedure tussen Solvent Finance B.V. c.s. en[gedaagde 3], naar aanleiding van het door hem gevoerde verweer.
Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen nadere onderbouwing van dit deel van hun vordering hebben gegeven, zal deze vordering ten aanzien van
AK Vastgoed Beheerworden afgewezen.
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- salaris advocaat
AK Vastgoed, [gedaagde 7] en [gedaagde 9]eveneens de betaling van een bedrag van € 60.000,- aan Solvent Finance uit hoofde van de overeenkomst I en de betaling van een bedrag van € 90.000,- aan [eiser 2] uit hoofde van de overeenkomst II.
Vastgesteld wordt dat geen van deze vennootschappen contractspartij is bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. verder geen onderbouwing van dit deel van hun vorderingen hebben gegeven, zullen deze vorderingen ten aanzien van
AK Vastgoed, [gedaagde 7] en [gedaagde 9]worden afgewezen.
AK Vastgoed, [gedaagde 7] en [gedaagde 9]de betaling aan [eiser 2] van respectievelijk een bedrag van € 747.500,- uit hoofde van de overeenkomst III (vermeerderd met rente) en een bedrag van € 308.750,- uit hoofde van de overeenkomst IV (vermeerderd met rente), alsmede een bedrag van in totaal
€ 13.225,- uit hoofde van de overeenkomsten V en VI (vermeerderd met rente).
Ook voor deze vorderingen geldt dat gesteld noch gebleken is dat
AK Vastgoedof
[gedaagde 7]dan wel
[gedaagde 9]partij zijn bij deze overeenkomsten. Nu Solvent Finance B.V. c.s. geen nadere onderbouwing van dit deel van hun vorderingen met betrekking tot deze overeenkomsten hebben gegeven, worden ook deze vorderingen als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
AK Vastgoed, [gedaagde 7] en [gedaagde 9], tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank begrijpt deze vordering aldus dat Solvent Finance B.V. c.s. bedoelen te stellen dat ten aanzien van alle vorderingen twee of meer schuldenaren samen één prestatie (namelijk de betaling van de respectievelijke vordering) verschuldigd zijn.
Nu ten aanzien van deze hoofdelijke veroordeling geen verweer is gevoerd en deze vordering, voor zover relevant, niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
5.De beslissing
des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser 2] te betalen een bedrag van € 90.000,- (zegge: negentigduizend euro), vermeerderd met de overeengekomen rente van 6% per jaar vanaf 19 februari 2009 tot aan de dag der voldoening;
Deze proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 87,93
- griffierecht € 4.951,00
- salaris advocaat
- deskundigenhonorarium € 1.249,50
€ 2.842,00(2 punten tarief € 1.421,-)