2.4.Bij de brief van 7 mei 2012 is een document gevoegd, getiteld “Solidariteitsverklaring”. Dit stuk luidt, voor relevant, als volgt:
“I [gedaagde]
[A]
[…]
en
II
[B] KREDIETVERZEKERINGEN
te B-5100 Jambes verder te noemen “[B]”
Partij I en II nemen het navolgende in aanmerking:
A. De ondergetekenden sub I staan over en weer in een zodanige relatie dat ze voor deze overeenkomst geacht worden tot elkaar te staan in een concernverhouding.
B. [B] verzekert betalingsrisiko's, die haar Verzekerden kunnen lopen ten gevolge van de door hen verstrekte leverancierskredieten. […]
C. [B] verzekert leverancierskrediet, dat haar Verzekerden verlenen aan hun afnemers.
[B] verzekert het leverancierskrediet dat haar Verzekerden hebben verleend en/of nog zullen verlenen aan de onder I genoemde partijen.
D. Deze verzekering houdt voor [B] het risiko in dat indien de onder I bedoelde partijen in gebreke blijven de vorderingen van Verzekerden van [B] te voldoen, [B] over het bedrag van deze vorderingen schadevergoeding aan haar Verzekerden zal betalen indien voldaan is aan de polisvoorwaarden, waartegenover dan de vorderingen van deze Verzekerden aan [B] zullen worden overgedragen.
[…]
F. [B] verzekert dit risiko, indien de partijen sub I, die door ondertekening van deze overeenkomst verklaren, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk, er belang bij hebben dat [B] dekking verleent c.q. blijft verlenen op de partijen onder I en verklaren over en weer in te staan voor de nakoming van ieders verplichtingen jegens [B].
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Partijen onder I genoemd, gezamenlijk zowel als ieder voor zich, maken zich jegens [B] voor elkander sterk en staan er tegenover [B] voor in, dat ieder van hen zijn verplichtingen jegens [B] zal nakomen en dat ieder van hen de vorderingen van [B], die [B] in verband met overeenkomsten van kredietverzekering op hen heeft of zal verkrijgen, onmiddellijk en op eerste verzoek zal voldoen.
Door de partijen sub I wordt uitdrukkelijk afstand gedaan van alle voorrechten, verweren en rechten door de Wet aan de borgen en hoofdelijk schuldenaars toegekend, en in het bijzonder voortvloeiend uit de artikelen 7:852 tot en met 856 de artikelen 7:858 tot en met 861, artikel 6:139 en artikel 6:154 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Partijen sub I zijn gehouden aan [B] de schade te vergoeden, die [B] lijdt ingeval een van hen in gebreke blijft de in artikel 1 bedoelde verplichtingen na te komen, dus dat indien een van hen de schade aan [B] heeft vergoed, de anderen zullen zijn bevrijd.
3. De in artikel 2 bedoelde schade zal geacht worden gelijk te zijn aan het onbetaalde gedeelte van het volle bedrag van de vorderingen, die [B] overeenkomstig artikel 1 heeft verkregen, vermeerderd met de eventuele rente en kosten.
4. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, doch kan door partijen sub I door middel van een schriftelijke opzegging aan [B] door middel van aangetekend schrijven met bericht van ontvangst met inachtneming van een opzeggingstermijn van tenminste drie maanden worden beëindigd.
[…]”