Rechtbank Rotterdam
Parketnummers: 10/750144-12 en 10/750509-13 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 11 juli 2013
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedag],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 en 27 juni 2013.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen; voor wat betreft de dagvaarding met parketnummer 10/750144-12 zoals deze op de terechtzitting van 26 juni 2013 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Solingen heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder parketnummer 10/750144-12 onder 1 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/750144-12 onder 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair en het onder parketnummer 10/750509-13 onder 1 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van het Leger des Heils, afdeling reclassering, ook als dit inhoudt het naleven van een meldingsgebod, een contactverbod met[aangever 1], een locatiegebod en het volgen van een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen rechtsmacht bestaat met betrekking tot feit 3 op de dagvaarding met parketnummer 10/750144-12, voor zover dit feit in Tsjechië en Duitsland is gepleegd, hetgeen zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de vervolging.
Beoordeling
Rechtsmacht dient te worden beoordeeld op grondslag van de tenlastelegging. Indien naast plaatsen in Nederland, ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.
Nu ten laste is gelegd dat de bedreigingen zijn gepleegd in Nederland ‘en/of’ Tsjechië ‘en/of’ Duitsland is vervolging mogelijk.
De officier van justitie is derhalve ook ontvankelijk in de vervolging van dit feit.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 op de dagvaarding met parketnummer 10/750144-12 en het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/750509-13 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd, dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard op grond van strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu de medeverdachten ten aanzien van die feiten niet worden vervolgd.
Beoordeling
Dit verweer moet als feitelijk ongegrond worden verworpen, omdat de officier van justitie ter zitting heeft medegedeeld, dat de andere verdachte(n) ten aanzien van deze feiten zullen worden vervolgd.
De officier van justitie is derhalve ook ontvankelijk in de vervolging van deze feiten.
MOTIVERING PARTIËLE VRIJSPRAAK
Het onder parketnummer 10/750144-12 onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
BEWIJS
Feit 2 (parketnummer 10/750144-12)
Vaststaande feiten
De navolgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 6 september 2012 is de verdachte samen met zijn vier medeverdachten met de auto naar Middelharnis gereisd. In Middelharnis is de verdachte met zijn medeverdachten uit de auto gestapt en in de richting van de [adres] gelopen, alwaar het bedrijfspand van de busonderneming van de heer [aangever 1] was gevestigd. Door de verdachte is een steen door de ruit van het bedrijfspand gegooid. De verdachte heeft vervolgens benzine naar binnen gesprenkeld en deze benzine aangestoken. In het bedrijfspand heeft als gevolg hiervan een brand gewoed die uiteindelijk door de brandweer is geblust.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van de brandstichting moet worden vrijgesproken.
Op de eerste plaats is er geen levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letstel voor [aangever 1] te duchten geweest. Hij was immers ten tijde van de brandstichting niet thuis. Op de tweede plaats heeft geen gemeen gevaar voor goederen bestaan. Er is onvoldoende bewijs dat de goederen in het bedrijfspand, het gehele bedrijfspand en/of de naastgelegen panden (inclusief de inboedel) gevaar hebben gelopen. Naar de gewone loop der dingen had de relatief geringe brand zich nimmer kunnen uitstrekken tot genoemde goederen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat geen levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letstel voor [aangever 1] te duchten is geweest. Wel heeft zij gemotiveerd naar voren gebracht dat gemeen gevaar voor goederen heeft bestaan.
Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat de verdachte niet alleen heeft gehandeld, maar in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten. Dit medeplegen dient gebaseerd te worden op:
- het met een gezamenlijk plan om de confrontatie met[aangever 1] te zoeken afreizen naar Middelharnis;
- het uitzetten of thuislaten van telefoon(s) door de verdachte of zijn medeverdachten;
- het aanbellen bij het bedrijfspand en aldaar op/tegen de deur bonken en schoppen door de verdachte of zijn medeverdachten;
- het zich vooraf, tijdens en na de brandstichting niet distantiëren van de brandstichting door de verdachte en zijn medeverdachten;
- het gezamenlijk vertrek vanaf de plaats delict, de gezamenlijke terugreis en het gezamenlijk cafébezoek na de brandstichting;
- het op elkaar afstemmen van verklaringen door de verdachte of zijn medeverdachten.
Bewijsvraag
Mede naar aanleiding van de door de verdediging gevoerde bewijsverweren en de inhoud van het requisitoir van de officier van justitie is bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde feit kan worden bewezenverklaard het antwoord op de volgende vragen van belang:
was levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander (te weten [aangever 1]) te duchten;
was gemeen gevaar voor goederen te duchten;
heeft de verdachte bij zijn handelen zodanig nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachten dat bewezen kan worden verklaard dat hij ‘in vereniging’ heeft gehandeld.
a. Levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel
De ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat door de brandstichting - kort gezegd - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsman.
b. Gemeen gevaar voor goederen
Gemeen gevaar voor goederen kan als vaststaand worden aangenomen indien uit de inhoud van bewijsmiddelen volgt dat dat gemeen gevaar voor goederen inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen - voor zover hier van belang - de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld:
- het pand aan de [adres] heeft aan weerszijden een aaneengesloten bebouwing, bestaande uit bedrijfsverzamelgebouwen;
- het pand aan de [adres] bestaat uit een loodsgedeelte op de begane grond en een kantoor cq woon- en verblijfgedeelte op de eerste verdieping;
- de brand is begonnen achter de drie ruiten van een roldeur, bij een stelling;
- de brandhaard bevond zich direct achter de kapotte ruit naast de voordeur;
- bij binnenkomst van de brandweer stond een ijzeren stelling met kleding, een frituurpan, kranten een aantal dozen met onbekende goederen en een doos met wat plastic in brand;
- bij binnenkomst van de brandweer woedde de brand op de grond, half tegen de stelling aan;
- in het loodsgedeelte was brandbaar materiaal aanwezig;
- op de eerste verdieping van het bedrijfspand bevond zich een kantoortje, was een kast met een cv installatie, stond een beslapen bed en lag reclamemateriaal.
Door onder de genoemde omstandigheden benzine in een bedrijfspand te sprenkelen en aan te steken is evident voorzienbaar geweest dat goederen in de buurt van de door de verdachte aangestoken benzine gevaar zouden lopen. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt. Een aantal goederen in de stellingkast is ook daadwerkelijk in brand gevlogen. Wanneer de brand niet (tijdig) zou zijn ontdekt is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest dat de brand zich zou hebben kunnen uitbreiden tot andere aanwezige brandbare goederen op de begane grond en op de bovengelegen verdieping. Dat de brand in dat geval niet beperkt zou blijven tot roerende goederen in het bedrijfspand, maar zich ook zou kunnen uitbreiden tot het pand zelf en de naastgelegen bedrijfspanden en de zich daarin bevindende goederen is in de lijn van de algemene ervaring evenzo voorzienbaar geweest.
Daarbij kan nog worden opgemerkt dat de snelle ontdekking van de brand en de komst van de brandweer niet aan de verdachte, maar aan een uiterst oplettende burger te danken is.
c. Medeplegen
Vooropgesteld wordt dat de verdachte steeds heeft aangegeven alleen te hebben gehandeld. Ook de medeverdachten ontkennen iedere wetenschap van, zowel als iedere (directe) betrokkenheid bij, de brandstichting.
In haar requisitoir heeft de officier van justitie geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan wetenschap van het voornemen tot brandstichting en of (directe) betrokkenheid van de medeverdachten van de verdachte bij de brandstichting zou kunnen worden gebaseerd of afgeleid. Ook overigens in het strafdossier ontbreekt daarvoor ieder aanknopingspunt.
De door de officier van justitie genoemde feiten en omstandigheden bieden daarnaast zelfstandig noch tegen de achtergrond van het strafdossier, voldoende basis voor de conclusie dat de medeverdachten in aanmerkelijke zin rekening diende te houden met het handelen van de brandstichtende verdachte. Nog daargelaten dat de door de officier van justitie aangevoerde feiten en omstandigheden algemeen zijn geformuleerd en niet zijn toegespitst een of meer van de medeverdachten.
Anders dan de officier van justitie wil is een louter ‘samen optrekken’ en zich niet distantiëren, bezien in het licht van de voorgaande twee deelconclusies, onvoldoende voor de vaststelling van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten gericht op die brandstichting.
Niet wettig en overtuigend bewezen kan daarom worden dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van de stafverzwarende omstandigheid van het in vereniging plegen van de brandstichting.
Feit 3 (parketnummer 10/750144-12)
Vaststaande feiten
De navolgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Nadat de verdachte samen met andere Feyenoord supporters op vrijdag 31 augustus 2012 door[aangever 1] in Praag is achtergelaten zijn van de telefoon die bij de verdachte in augustus en september 2012 in gebruik was bedreigende sms-tekstberichten verzonden. Deze sms-tekstberichten zoals die onder de eerste vijf gedachtestreepjes zijn ten laste gelegd zijn door [aangever 1] ontvangen op 31 augustus 2012 tussen 9.35 uur en 16.55 uur. Het onder het zesde gedachtestreeptje ten laste gelegde bedreigende sms-tekstbericht is op 1 september 2012 te 07:37 uur door [aangever 1] ontvangen. Het laatste ten laste gelegde tekstbericht is op 4 september 2012 op Facebook tijdlijn van[aangever 1] geplaatst.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van de bedreigingen die hem worden ten laste gelegd moet worden vrijgesproken. De sms-tekst berichten zowel als het Facebook-tekstbericht zijn niet door de verdachte maar door andere gedupeerde buspassagiers verstuurd.
a. sms-tekstberichten
Ten aanzien van aan [aangever 1] verstuurde sms-tekstberichten heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard, dat hij wel berichten heeft verstuurd, maar niet meer weet welke precies en dat ook anderen van zijn telefoon gebruik hebben gemaakt.
Op 20 februari 2013 heeft de verdachte over hetgeen tijdens de voetbalreis naar Praag van woensdag 29 augustus tot zaterdag 1 september 2012 is voorgevallen - voorzover van belang - verklaard dat:
- hij op vrijdagochtend (lees: 31 augustus 2012) hoorde dat de buschauffeur weg was;
- hij erg boos was;
- iedereen over de zeik was;
- hij de buschauffeur heeft opgebeld en hem de kanker heeft gescholden;
- hij de buschauffeur onderweg naar huis heeft gebeld en hem heeft uitgescholden voor kankermongool en dat de buschauffeur maar moest wachten tot ze terug waren;
- hij de buschauffeur op de dag van de terugreis meerdere malen heeft gebeld om hem
bang te maken.
In dezelfde verklaring heeft de verdachte, nadat hij was geconfronteerd met de zes ten laste gelegde bedreigende sms-tekstberichten, verklaard: “Ik heb hem ook ge-sms't ja. Het zal wel iets zijn van dikke kankerhond, je gaat dood of zo” en “Ik heb meerdere mensen laten sms'en vanaf mijn telefoon. Ik heb wel het voortouw genomen om[aangever 1] belachelijk te maken. lk ben er nog steeds boos over. Het was een kleine periode dat wij hem het leven zuur hebben gemaakt”. Op de vraag van de verbalisanten: “Heb je hem ook nog op andere manieren het leven zuur gemaakt?” heeft de verdachte geantwoord: “lk heb via Facebook ook zulke dingen gezegd.”
Op grond van het voorgaande wordt het volgende vastgesteld.
De verdachte heeft, toen hij met andere, ook door[aangever 1] ‘gedupeerde’ Feyenoord supporters vanuit Praag terugreisde naar huis het initiatief genomen om [aangever 1] te bedreigen. De verdachte is daar telefonisch en via een sms toe overgegaan. De verdachte heeft zijn telefoon ook aan derden ter beschikking gesteld, waarbij hij zich ervan bewust was dat die derden zijn telefoon eveneens zouden aanwenden voor het doen van bedreigingen aan het adres van [aangever 1]. Via zijn telefoon heeft de verdachte gedurende de terugreis op 31 augustus 2012[aangever 1] gebeld met het doel deze bang te maken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte, [aangever 1] bedreigd met alle onder de eerste zes gedachtestreepjes ten laste gelegde sms-tekstberichten.
In strikt fysieke zin heeft de verdachte weliswaar niet alle sms-tekstberichten ‘verzonden’. De verdachte heeft immers niet alle sms-tekstberichten zelf ingetoetst en niet zelf op de verzendknop van zijn telefoon gedrukt. De verdachte heeft echter zijn persoonlijke telecommunicatiemiddel opengesteld om anderen bewust de gelegenheid te geven zich aan sluiten bij de door hem geïnitieerde en door hem (telefonisch) voortgezette bedreigingen van [aangever 1] Het enkele technisch verzenden, dat wil zeggen verzenden middels het telecommunicatiemiddel van de verdachte, van de bedreigende sms-tekstberichten is onder de gegeven omstandigheden met een feitelijk verzenden van de bedreigende sms-tekstberichten gelijk te stellen. De bedreigingen kunnen de verdachte daarom als zelfstandig pleger worden toegerekend.
b. Facebook tekstbericht
Ook kan worden bewezenverklaard dat de verdachte het als zevende gedachtestreepje ten laste gelegde tekstbericht heeft verstuurd. De verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar ontkend, dat hij die bedreiging heeft verzonden en dat hij in zijn verklaring bij de politie alleen heeft erkend op 2 september 2012 aan [aangever 1] via Facebook “Tyfus bolle” te hebben geschreven. De rechtbank acht die ontkenning echter ongeloofwaardig, omdat de verdachte gedetailleerd is verhoord over de berichten op Facebook en op de vragen wanneer zijn laatste contact met[aangever 1] was, als antwoord geeft “Dat zal op Facebook zijn wat jullie hebben” en of dat op 4 september is geweest antwoordt “Ja, dat zou kunnen”.
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/750144-12 onder 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair en het onder parketnummer 10/750509-13 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/750144-12
2 primair.
hij op
of omstreeks6 september 2012 te Middelharnis
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht in een bedrijfspand aan de [adres] immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk door middel van (open) vuur benzine,
althans een brandbare (vloei)stof en/of brandbaar materiaal in het bedrijfspand tot ontbranding gebracht ofaangestoken
of een reeds brandende (vloei)stof of reeds brandend materiaal door een (vernielde) ruit in het bedrijfspand gebracht, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner van het deels als woning ingeríchte bedrijfspand te duchten was en/ofterwijl daar gemeen gevaar voor goederen, te weten genoemd bedrijfspand en
/ofde naastgelegen bedrijfspanden en de zich daarin bevindende
inboedel en/ofgoederen te duchten was;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 29 augustus 2012 tot en met 8 september 2012 te
Hoogvliet, althans inNederland en/of
Tsjechië en/ofDuitsland een persoon, genaamd[aangever 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandelíng,immers heeft verdachte hem
opzettelijk dreigendSMS-berichten gestuurd en
/ofeenFacebook bericht
engeplaatst met onder meer de volgende
(delen van)teksten:
- “ je moet echt begrijpen dat jij een heel groot probleem heb!!!!Denk echt dat je laatste dagen zijn geteld kanker jood”
en
/of
- “ We zijn nu bij de Duitse grens we komen steeds dichterbij kanker bolle je gaat eraan!!!!!!!”
en
/of
- “ geloof die kanker bus gaat elke keer kapot nou elke keer als je hem weer gemaakt heb gaat die kapot je hebt echt de verkeerde laten staan je gaat er echt aan bolle kanker debiel”
en
/of
- “ als je dit overleeft als? maak ik je heel je leven zuur”
en
/of
- “ hoop dat je geniet van je laatste normale dag”
en
/of
- “ morgen debiel wou je er even aan herinneren dat je de lul bent kanker vent”
en
/of
- “ je gaat eraan kanker hond”;
4 primair.
hij op
of omstreeks20 september 2012
te Spijkenisse en/ofte Rotterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een graafmachine (Bobcat) met bijbehorende transporter,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan[aangever 2]
en/of[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5 primair.
hij op
of omstreeks22 september 2012 te Spijkenisse
en/of te Rotterdam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laser met toebehoren,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2]
en/of[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Parketnummer 10/750509-13
1. primair.
hij
in ofomstreeks 18 juni 2012 tot en met 2 juli 2012 te Ridderkerk
en/of te Rotterdam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bouwvoertuig/graafmachine
(Hitachi Zx16
)met bijbehorende aanhanger,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan[aangever 4].
en/of [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/750144-12:
2.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
4 primair.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
5 primair.
diefstal door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 10/750509-13
1. primair.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is, samen met een aantal andere Feyenoord supporters, op 29 augustus 2012 met een touringcar, bestuurd door [aangever 1], naar Praag gereden om de uitwedstrijd van Feyenoord bij te wonen. [aangever 1] heeft op enig moment besloten om zonder de Feyenoord supporters huiswaarts te gaan, omdat op de heenreis diverse vernielingen in zijn bus waren aangericht. De verdachte heeft vervolgens met eigen vervoer af moeten reizen naar Nederland. De verdachte heeft hierop op de terugweg naar en in Nederland, aangever meermalen via sms- en Facebook berichten met de dood bedreigd.
Vervolgens heeft de verdachte op 6 september 2012 bij een tankstation een Spa flesje met benzine gevuld en in zijn jaszak gestopt en is hij naar Middelharnis afgereisd met het plan om, zoals de verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard, de bus van aangever in brand te steken. Toen de bus van aangever niet op de locatie aanwezig was en de verdachte zijn voornemen niet kon verwezenlijken, heeft de verdachte een raam van het bedrijfspand van aangever ingegooid, de benzine uit het Spa flesje in het pand gesprenkeld en de benzine aangestoken. De verdachte is daarna weggelopen, in de auto gestapt en teruggereden naar Rotterdam. Door de brand heeft het pand (rook)schade opgelopen.
De rechtbank acht het handelen van de verdachte zeer laakbaar. Brandstichting is een ernstig strafbaar feit omdat brand enorme schade kan opleveren. Het is een feit van algemene bekendheid dat brandstichting in de directe omgeving leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte heeft zich hier niets van aangetrokken en zich laten leiden door zijn eigen wraakgevoelens. [aangever 1] heeft door de brand schade geleden. Bovendien hebben andere goederen, die zich in en in de omgeving van het bedrijfspand bevonden, gevaar gelopen. Dat de schade beperkt is gebleven is niet aan de verdachte te danken.
Voorts rekent de rechtbank het de verdachte sterk aan dat de bedreigingen en de brandstichting gericht waren tegen dezelfde persoon;[aangever 1]. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke opeenvolgende delicten nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De schriftelijke slachtofferverklaring zoals die ter terechtzitting is voorgedragen geeft hiervan blijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van twee graafmachines en een laser. De verdachte heeft de betrokken ondernemers financieel gedupeerd en hun vertrouwen geschaad. Voorts blijkt uit het handelen van de verdachte zijn gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij de concrete straftoemeting is acht geslagen op de inhoud van het door het Leger des Heils, afdeling reclassering, over de verdachte opgemaakte rapport, d.d. 10 mei 2013.
Dit rapport houdt samenvattend het volgende in.
Er doen zich bij de verdachte ernstige problemen voor op alle levensgebieden. Problemen op het gebied van financiën, familie, sociaal netwerk, denkpatronen/gedrag en houding hebben rechtstreeks met de door verdachte gepleegde delicten te maken. De sterke verwantschap die de verdachte voelt met de 'harde kern' van Feyenoord supporters doet denken aan een religieuze overtuiging, waardoor geweld en vernieling in een bepaalde context worden gelegitimeerd. De verdachte ontleent zijn identiteit aan deze overtuiging en is niet van zins haar bij te stellen. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een contactverbod, een locatiegebod en het volgen van een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante instelling. De rechtbank neemt de conclusies van het reclasseringsrapport over.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het briefrapport van klinisch psycholoog drs. R.K.F. Lemmens, d.d. 11 april 2012, en van het rapport van psychiater drs. P.G. Jong-Baw, d.d. 25 april 2013, beide over de verdachte opgemaakt.
Ten slotte is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 juni 2013 reeds eerder is veroordeeld. De feiten op het strafblad van de verdachte hebben veelal een geweldsgerelateerd element in zich, wat ook bij de onderhavige feiten het geval is.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
[aangever 6]
Als benadeelde partij in de zaak met parketnummer 10/750509-13 heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 6] gevestigd te Spijkenisse. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.977,20.
Blijkens het door de benadeelde partij ingediende voegingsformulier bestaat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd uit het bedrag waarvoor de verhuurder van de weggenomen goederen de benadeelde partij aansprakelijk heeft gesteld. Die - door de benadeelde partij gevorderde - schade houdt geen rechtstreeks verband met het onder genoemd parketnummer bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal deze worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
[aangever 2]
Als benadeelde partij in de zaak met parketnummer 10/750144-12 (feit 4) heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 2]. gevestigd te Spijkenisse. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.477,81 aan materiële schade, bestaande uit de posten “graafmachine transporter”, “minigraver” en[naam reparateur] reparatie”. Uit de bijlagen bij het voegingsformulier blijkt dat de eerste twee posten zien op (misgelopen) huurpenningen voor de perioden van respectievelijk 27 september 2012 tot en met 7 oktober 2012 en 27 september 2012 tot en met 7 januari 2013. De derde post betreft een factuur voor uitgevoerde reparaties aan twee pneumatische hakhamers en een minigraver.
Met de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij de vordering voor wat betreft de posten “graafmachine transporter” en “minigraver” onvoldoende heeft onderbouwd, nu zij geen stukken heeft overgelegd waaruit kan blijken dat de artikelen in de periode na 20 september 2012 verhuurd zouden zijn geweest indien zij niet waren weggenomen door de verdachte. De benadeelde partij zal daarom in de vordering van die posten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de post “[naam reparateur] reparatie” overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de gerepareerde artikelen als gevolg van de diefstal beschadigd zijn geraakt. Daar die beschadiging bovendien betwist wordt door de verdediging, zal de rechtbank de benadeelde ook voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal deze worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[aangever 1]
Als benadeelde partij in de zaak met parketnummer 10/750144-12 (feiten 1 tot en met 3) heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 1], domicilie kiezend te [adres] De benadeelde partij vordert een bedrag van € 51.882,38 aan materiële schade (exclusief kosten voor rechtsbijstand), een bedrag van € 15.000,-- aan immateriële schade en € 2.400,-- aan kosten voor rechtsbijstand.
De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting laten vertegenwoordigen door zijn advocaat mr. P.E. Schuchmann-Mooijman. Deze heeft mede gedeeld dat de benadeelde partij in staat van faillissement verkeert en dat ten tijde van het indienen van de vordering reeds was.
De rechtbank stelt vast dat een benadeelde partij die in staat van faillissement verkeert op grond van artikel 25 Faillissementswet niet bevoegd is zelf te procederen over een vordering die betrekking heeft op materiële schade. Die bevoegdheid komt de curator toe. De benadeelde partij zal in de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank oordeelt voorts dat de benadeelde partij wel bevoegd is de vordering tot vergoeding van immateriële schade in te stellen, nu dat een wilsrecht betreft, waarvan de uitoefening alleen aan de getroffene toekomt.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2500,--. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van immateriële schade gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt voorzover deze ziet op de vordering van die schade, welke kosten tot op heden worden begroot op € 450,-- . De rechtbank heeft daarbij als uitgangspunt het liquidatietarief van de sector kanton genomen.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 157, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/750144-12 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/750144-12 onder 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 10/750509-13 onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig (30) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tien (10) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, Abraham van Stolkweg 140, 3041 JA Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met[aangever 1]
- de veroordeelde zal zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen bevinden op/bij[adres] of – na verhuizing – op een ander door de reclassering goedgekeurd adres;
- de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen voor zijn agressieproblematiek bij forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij[aangever 1]domicilie kiezend te [adres] toe tot een bedrag van
€ 2500,--en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter, voor zover het ziet op de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 450,-- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen
€ 2500,--(zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij[aangever 6] niet-ontvankelijk in haar vordering;
verklaart de benadeelde partij[aangever 2] niet-ontvankelijk in haar vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen[aangever 6]en[aangever 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en P. Volker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2013.
Bijlage Ibij vonnis van 11 juli 2013:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Parketnummer 10/750144-12
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 september 2012 te Middelharnis ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd[aangever 1] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een brandbare (vloei)stof en/of brandbaar materiaal in een bedrijfspand tot ontbranding heeft gebracht en/of heeft aangestoken of een reeds brandende (vloei)stof of reeds brandend materiaal door een (vernielde) ruit in het bedrijfspand heeft gebracht en/of de deur van het bedrijfspand met een of meer pallet(s) heeft gebarricadeerd, zijnde de uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 6 september 2012 te Middelharnis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een bedrijfspand aan de[adres], immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk door middel van (open) vuur benzine, althans een brandbare (vloei)stof en/of brandbaar materiaal in het bedrijfspand tot ontbranding gebracht of aangestoken of een reeds brandende (vloei)stof of reeds brandend materiaal door een (vernielde) ruit in het bedrijfspand gebracht, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner van het deels als woning ingerichte bedrijfspand te duchten was en/of terwijl daar gemeen gevaar voor goederen, te weten genoemd bedrijfspand en/of de naastgelegen bedrijfspanden en de zich daarin bevindende inboedel en/of goederen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2012 te Middelharnis, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op voor het publiek zichtbare, althans waarneembare plaatsen, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bedrijfspand, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] welk geweld bestond uit het slaan en/of bonken en/of schoppen en/of trappen tegen de (voor)deur van dat bedrijfspand en/of het met een steen, ingooien/inslaan van een ruit van dat bedrijfspand en/of (vervolgens) het tot ontbranding brengen en/of aansteken van benzine, althans een brandbare (vloei)stof en/of brandbaar materiaal in het bedrijfspand;
(art. 141 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 8 september 2012 te Hoogvliet, althans in Nederland en/of Tsjechië en/of Duitsland een persoon, genaamd[aangever 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte hem opzettelijk dreigend SMS-berichten gestuurd en/of Facebook berichten geplaatst met onder meer de volgende (delen van) teksten:
- “ je moet echt begrijpen dat jij een heel groot probleem heb!!!!Denk echt dat
je laatste dagen zijn geteld kanker jood”
en/of
- “ We zijn nu bij de Duitse grens we komen steeds dichterbij kanker bolle je gaat eraan!!!!!!!
en/of
- “ geloof die kanker bus gaat elke keer kapot nou elke keer als je hem weer gemaakt heb gaat die kapot je hebt echt de verkeerde laten staan je gaat er echt aan bolle kanker debiel”
en/of
- “ als je dit overleeft als? maak ik je heel je leven zuur”
en/of
- “ hoop dat je geniet van je laatste normale dag”
en/of
- “ morgen debiel wou je er even aan herinneren dat je de lul bent kanker vent”
en/of
- “ je gaat eraan kanker hond”;
art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 20 september 2012 te Spijkenisse en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een graafmachine (Bobcat) met bijbehorende transporter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[aangever 2] en/of[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2012 te Spijkenisse en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een graafmachine (Bobcat) met bijbehorende transporter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Spijkenisse en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laser met toebehoren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Spijkenisse en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een laser met toebehoren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[aangever 2] en/of[aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/750509-13
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 18 juni 2012 tot en met 2 juli 2012 te Ridderkerk en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bouwvoertuig/graafmachine (Hitachi Zx16) met bijbehorende aanhanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4]. en/of [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 2 juli 2012 tot en met 20 november 2012 te Ridderkerk en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bouwvoertuig/graafmachine (Hitachi Zxl6b) met bijbehorende aanhanger, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[aangever 4] en/of[aangever 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht