Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
- het feit dat beide partijen wisten dat [gefaillieerde] niet in staat was de schuld aan BHH te voldoen;
- het feit dat BHH wist dat [gefaillieerde] nauwelijks nog iets verkocht (dit volgt uit de stellingen van BHH);
- het feit dat beide partijen wisten dat [gefaillieerde] met de winkel ging stoppen;
- de aard van de transactie; zoals de curator terecht naar voren heeft gebracht en BHH niet heeft betwist was het BHH met deze transactie in de eerste plaats te doen om de voldoening van haar vordering en niet om de verkrijging van de hoeveelheid drank;
- de snelheid waarmee de transactie is afgewikkeld; het eerste gesprek vindt plaats op 6 april en al op 8 april wordt de voorraad aan BHH geleverd.
- het feit dat het faillissement is gevolgd enkele dagen na de transactie;
- het feit dat [gefaillieerde] reeds in een brief van 15 april aan BHH melding maakt van “de curator”, die de binnenkomende post nodig zal hebben.
- retourleveringen (…) (zie creditnota’s …);
- het restant dat door [gedaagden 1+ 2] is opgehaald. (…)”
afdeling privaatrecht, planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) te berichten.
5.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van
afdeling privaatrecht, planningsadministratie, kamer E12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam -de namens haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden
juli 2013 tot en met oktober 2013moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
1729]