2.3Voor een oordeel hierover is het navolgende van belang.
(1) Ingevolge het verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (23 mei 1969; Trb. 1985, 79 en Trb. 1996, 89; artt. 31 ev.) moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van het voorwerp en doel van het verdrag. Daarbij kan worden gelet op latere overeenstemming tussen de partijen over de uitleg of op een later gebruik in de toepassing. Ook kan een beroep worden gedaan op de voorbereidende werkzaamheden.
Elke authentieke taal van het verdrag heeft rechtskracht.
(2) Het Beperkingsverdrag 1976 heeft rechtstreekse werking in Nederland.
Art. 18 lid 1 van dit verdrag luidt in de Engelse authentieke tekst:
"Any State may [..] reserve the right to exclude the application of Article 2, paragraph 1
( d) and (e). No other reservations shall be admissable to the substantive provisions of this Convention."
Nederland heeft gebruik gemaakt van deze uitsluitingsmogelijkheid en heeft vervolgens de mogelijkheid van een apart wrakkenfonds in zijn wetgeving opgenomen.
(3) Art. 2 lid 1 aanhef en onder (d) en (e) van dat verdrag luidt in de Engelse authentieke tekst:
" [..] the following claims, whatever the basis of liability may be, shall be subject to limitation of liability:
- d) claims in respect of the raising, removal, destruction or the rendering harmless of a ship which is sunk, wrecked, stranded or abandoned, including anything that is or has been on board such ship;
- e) claims in respect of the removal, destruction or the rendering harmless of the cargo of the ship";
en in de Franse authentieke tekst:
"[..] les créances suivantes, quel que soit le fondement de la responsabilité, sont soumises à la limitation de la responsabilité:
d) créances pour avoir renfloué, enlevé, détruit ou rendu inoffensif un navire coulé, naufragé, échoué ou abandonné, y compris tout ce qui se trouve ou s'est trouvé à bord;
e) créances pour avoir enlevé, détruit ou rendu inoffensive la cargaison du navire".
(4) In de Nederlandse vertaling staat:
"[..] de volgende vorderingen [zijn], ongeacht de grondslag van de aansprakelijkheid, vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid:
d. vorderingen met betrekking tot het vlotbrengen, verwijderen, vernietigen of het onschadelijk maken van een gezonken, vergaan, gestrand of verlaten schip, daarbij inbegrepen alles wat zich aan boord daarvan bevindt of heeft bevonden;
e. vorderingen met betrekking tot het verwijderen, vernietigen of het onschadelijk maken van de lading van het schip".
(5) In de overgelegde gedeeltes van de Travaux Préparatoires bij het Beperkingsverdrag 1976 leest de rechtbank geen duidelijke aanwijzingen voor de uitleg en reikwijdte van deze vorderingen en van het voorbehoud om de toepassing van het verdrag daarvoor uit te sluiten.[Y], die nauw betrokken was bij de totstandkoming van dit verdrag, merkt op (in: De beperkte aansprakelijkheid van de scheepseigenaar, 2e dr., p. 62) dat het toestaan van het voorbehoud en de mogelijkheid van een apart wrakkenfonds een compromis vormen; het opruimen van wrakken, waarvan de kosten zeer hoog kunnen oplopen, is een overheidstaak die echter in belangrijke mate het belang van de scheepvaart dient, zodat het niet aangaat de belastingbetaler voor een deel daarvan te laten opdraaien; onbeperkte aansprakelijkheid zou een nadelige invloed kunnen hebben op de verzekerbaarheid van de redersaansprakelijkheid, wat zijn weerslag kan hebben op de positie van andere schuldeisers.
(6) In de MvT bij het wetsvoorstel 19 769 tot goedkeuring van het Beperkingsverdrag 1976 staat - verkort weergegeven - dat de regering het gewenst acht dat bij de toetreding tot het verdrag het recht wordt voorbehouden de toepassing van de verdragsregeling uit te sluiten ten aanzien van vorderingen terzake van het opruimen van een wrak of van de lading als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d en e. De uitvoeringswet voorziet in de mogelijkheid dat de aansprakelijkheid voor deze vorderingen kan worden beperkt door de vorming van een afzonderlijk wrakkenfonds met hogere limieten. Onder de verdragsregeling zouden de opbrengst van het geborgene en de beperkte aansprakelijkheid veelal slechts een klein deel van de hoge opruimingskosten dekken. Aangezien het obstakelvrij houden van vaarwegen primair van belang is voor de reder zelf, is er reden de kosten van de vaarwegbeheerder in grotere mate ten laste van het schip te laten komen, terwijl de risico's verzekerbaar zouden blijven.
(7) Ter uitvoering daarvan is in art. 740c, lid 1 onder d en e K j˚ art. 740f K en later in
art. 8:752, lid 1 onder d en e BW j˚ art. 8:755 BW een wrakkenfonds mogelijk gemaakt voor - kort gezegd - "vorderingen terzake van" het verwijderen van het betreffende schip en zijn lading.
(8) In de MvT bij het betreffende wetsvoorstel 19 768 staat - kort weergegeven - bij
art. 740c, lid 1 onder d en e K dat deze bepaling overeenstemt met art. 2, eerste lid onder d en e van het Beperkingsverdrag 1976 en dat deze, evenals art. 1, lid 1 onder c van het Beperkingsverdrag 1957, bepaalt dat de aansprakelijkheid voor vorderingen terzake van wrakopruiming in de meest algemene zin kan worden beperkt.
In de MvT bij art. 740f, lid 1-3 K staat dat de aansprakelijkheid voor vorderingen terzake van wrakopruiming kan worden beperkt door de vorming van een wrakkenfonds en dat het hierbij gaat om alle vorderingen die zijn ontstaan terzake van het vlotbrengen etc. van een gezonken schip, alsmede alle vorderingen terzake van het verwijderen etc. van de lading. Uit de antwoorden van de ministers op vragen vanuit de vaste Commissie voor Justitie blijkt dat de beperking op grond van art. 740c, lid 1 onder d en e niet alleen ziet op vorderingen op grond van art. 10 Wrakkenwet maar op alle vorderingen terzake van wrakopruiming.
(9) In de toelichting bij de wijziging van art. 8:755 BW (wetsvoorstel 31 425 nr. 6) staat dat vorderingen van art. 2, lid 1 onder d en e van het Beperkingsverdrag zien op vorderingen uit het lokaliseren, markeren of opruimen van een wrak, bunkerolie of lading.
(10) In het Beperkingsverdrag 1957 (Brussel 10.10.1957, Trb. 1958, 46) stond in art. 1, lid 1 aanhef en onder (c): "The owner of a sea-going ship may limit his liability [..] in respect of claims arising from any of the following occurrences [..]:
( c) Any obligation or liability imposed by any law relating to the removal of wreck and arising from or in connection with the raising, removal or destruction of any ship which is sunk, stranded or abandoned (including anything which may be on board of such ship) [..]".
Het Beperkingsverdrag 1976 was de opvolger van dit eerdere verdrag en bouwde daarop voort.
(11) Duitsland heeft eveneens het voorbehoud van art. 18 Beperkingsverdrag 1976 gemaakt en in § 487 HGB de mogelijkheid van een wrakkenfonds ingevoerd voor "Ansprüche aus Hebung" en "Beseitigung" etc. Volgens Rabe (Seehandelsrecht, 4. Aufl., p. 98) geldt de uitsluiting van toepassing van art. 2 lid 1 sub d en e "auch für Schadensersatzansprüche, die anläßlich der Bergung eises Wracks oder Ladung entstehen" en "[ist] für eine auch nur eingeschränkte Anwendung von Abs. II d, e kein Raum, da von dem Vorbehalt des Art. 18, wie § 487 zeigt, umfassend Gebrauch gemacht worden ist."