In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een uitgeprocedeerde asielzoekster uit China, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres, alleenstaand ouder van twee minderjarige kinderen, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke was afgewezen omdat zij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiseres geen rechtmatig verblijf heeft, zij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt en recht heeft op bescherming onder artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van de aanvraag niet enkel op de grond van het ontbreken van rechtmatig verblijf kon worden gebaseerd. De rechtbank heeft het bestreden besluit van verweerder vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op een woning en leefgeld op basis van de Wmo, onder de voorwaarden van de gebruiksovereenkomst van tijdelijke noodhuisvesting. Tevens heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat eiseres geen schade had aangetoond. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.