ECLI:NL:RBROT:2013:11288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
305480 CV EXPL 12-1320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over kantoor- en bedrijfsruimte met betrekking tot huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Gorinchem, is een geschil ontstaan tussen eiser en gedaagden over een huurovereenkomst die betrekking heeft op kantoor- en/of bedrijfsruimte. De zaak betreft een huurachterstand en de vraag of de huurovereenkomst kan worden ontbonden. Eiser, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarders, vordert betaling van achterstallige huur van gedaagden, waarvan één in verstek is gegaan. De procedure begon met een dagvaarding op 25 juli 2012, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde 2. De kantonrechter heeft in eerdere tussenvonnissen bewijsopdrachten gegeven en getuigenverhoren gehouden om de feiten rondom de huurovereenkomst te verhelderen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde 2 niet in staat is geweest tegenbewijs te leveren dat de huurovereenkomst niet als kantoor- en/of bedrijfsruimte was bedoeld. De getuigenverklaringen waren onvoldoende om aan te tonen dat de partijen de intentie hadden om een huurovereenkomst voor woonruimte aan te gaan. De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst doorloopt tot 28 februari 2013 en dat gedaagde 2 verplicht is de huur te betalen tot die datum. De vordering tot ontbinding en ontruiming wordt afgewezen, omdat gedaagde 2 het gehuurde inmiddels heeft verlaten.

De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de huurachterstand toe, met een totaalbedrag van € 25.856,59, en legt gedaagden de proceskosten op. De beslissing is genomen op 11 maart 2013, waarbij de kantonrechter de gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de achterstallige huur en de kosten van het geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 305480 CV EXPL 12-1320
uitspraak: 11 maart 2013

vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Gorinchem

in de zaak van:

[eiser01] ,

wonende te [woonplaats01] , eiser,
gemachtigde J.Th.Smiesing & J.C.de Bruijn, gerechtsdeurwaarders, tegen:
de besloten vennootschap [gedaagde01] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [postcode01] [vestigingsplaats01] , [vestigingsadres01] , gedaagde sub 1,
die niet in het geding is verschenen, en
[gedaagde02] ,geboren [geboortedatum01] 1963,
wonende te [postcode02] [woonplaats02] , [adres02] , gedaagde sub 2,
gemachtigde mr. H. Folkers.
Partijen worden nader aangeduid met [eiser01] respectievelijk [gedaagde01] en [gedaagde02] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
I. de dagvaarding van 25 juli 20 I 2;
2. de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde02] ;
3. de aantekening op het dossier dat aan gedaagde sub I verstek is verleend;
4. het tussenvonnis van 15 oktober 2012, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
5. de aantekening van de griffier dat de comparitie op 7 november 2012 heeft plaatsgevonden;
6. het tussenvonnis van 10 december 2012, waarbij bewijs werd opgedragen;
7. de akte uitlating van de zijde van [gedaagde02] . waarbij drie getuigen worden voorgedragen;
8. het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 februari 2013:
9. de aantekening dat [eiser01] afziet van contra-enquete;
10. de overgelegde producties.
11.

Verdere beoordeling van het geschil

Per I januari 2013 zijn de voormalige rechtbanken Rotterdam en Dordrecht van rechtswege samengevoegd tot de per die datum nieuw gevormde rechtbank Rotterdam. De beslissing in deze zaak wordt daarom gegeven door de kantonrechter te Gorinchem, ressorterend onder de rechtbank Rotterdam.
1. Bij voormeld tussenvonnis van 10 december 2012 werd [gedaagde02] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de in de akte opgenomen tekst niet strookt met de werkelijke bedoeling van partijen en dat de werkelijke bedoeling van partijen was het aangaan van een huurovereenkomst ter zake van woonruimte. Voorts werd [gedaagde02] in de gelegenheid gesteld - voor zover nodig - te bewijzen dat hij reeds in januari 2011 de huur heeft opgezegd tegen 1 september 2011.
2. [gedaagde02] heeft daartoe drie getuigen doen horen:
- zijn dochter [getuige01] ,
- mevrouw [getuige02] , vriendin/huisgenoot van [gedaagde02] en moeder van zijn beide kinderen, en
- [getuige03] .
huurregime
3. Mevrouw [getuige01] kan niets verklaren over het tot stand komen van de huurovereenkomst. Zij heeft verklaard dat zij feitelijk ongeveer een jaar op de eerste verdieping van het pand [adres03] te Gorinchem (verder: het gehuurde) gewoond heeft. Voorts heeft zij verklaard dat zij in het gehuurde iemand heeft horen zeggen dat zij leuk woonden in het gehuurde en dat haar vader die persoon heeft bedankt voor het compliment. Verder heeft zij verklaard dat zij die persoon niet heeft gezien, maar achteraf van haar vader heeft gehoord dat het [eiser01] was. Daarmee staat derhalve niet vast dat het [eiser01] was.
4. Ook mevrouw [getuige02] kan niets verklaren over de totstandkoming van de huurovereenkomst. Zij heeft verklaard dat zij ongeveer gedurende het jaar 2010 feitelijk in het gehuurde heeft gewoond en dat toen zij voor het eerst in het gehuurde kwam het gehuurde er duidelijk uitzag als kantoorruimte, dat de huurprijs navenant was, dat de huur de helft zou moeten bedragen als het om woonruimte zou gaan, en dat vanuit het gehuurde bedrijfsactiviteiten, te weten koeriersdiensten. werden uitgevoerd en dat er enige tijd een reclame-uiting voor Intercity koeriersdiensten achter het raam hing. Voorts heeft zij verklaard dat op enig moment, toen zij zich op de slaapkamer bevond, iemand het gehuurde kwam binnenstormen, dat zij die persoon niet heeft gezien, dat zij die persoon heeft horen zeggen dat er niet meer gedoucht mocht worden en dat zij er van uitging dat die persoon [eiser01] was. Tenslotte heeft zij nog verklaard dat zij een vriendin, mevrouw [naam01] , heeft aangeboden in het gehuurde te gaan wonen, toen zij en [gedaagde02] verhuisden naar de Tinnegieterstraat, dat [naam02] daarvan gebruik heeft gemaakt, dat zij nadien in de bloemenzaak van
5.
[naam02] een gesprek heeft opgevangen tussen [eiser01] en [naam02] , waarin zij [eiser01] heeft horen zeggen dat [naam02] het huurcontract mocht overnemen, dat zij dan een huurcontract voor twee jaar zou moeten tekenen, dat [naam02] dat niet durfde gezien de hoogte van de huurprijs en dat [naam02] enkel wilde wonen in het gehuurde.
6. [getuige03] kan evenmin iets verklaren over de totstandkoming van de huurovereenkomst. Hij heeft verklaard [eiser01] tegen [gedaagde02] te hebben horen zeggen: "Iedereen weet dat je daar woont." Voorts heeft hij verklaard dat iedereen in Gorinchem wist dat [gedaagde02] in het gehuurde woonde.
7. Uit de afgelegde verklaringen kan naar het oordeel van de kantonrechter weliswaar worden afgeleid dat [gedaagde02] daadwerkelijk woonde op de eerste verdieping van het pand [adres03] te Gorinchem, echter de verklaringen - elk op zich en in samenhang - zijn onvoldoende om te komen tot het oordeel dat partijen de bedoeling hadden een huurovereenkomst ter zake van woonruimte aan te gaan. Wellicht was dat wel de bedoeling van [gedaagde02] , echter voor de conclusie dat ook [eiser01] de intentie had een huurovereenkomst woonruimte te sluiten bieden de verklaringen onvoldoende steun. Ook als [eiser01] wist dat [gedaagde02] woonde in het gehuurde houdt dit nog niet in dat [eiser01] daarmee instemde, laat staan de intentie heeft gehad het verhuurde te verhuren als woonruimte. Ook uit hetgeen mevrouw [getuige02] verklaart over het gesprek tussen [eiser01] en [naam02] kan niet worden afgeleid dat [eiser01] de intentie had het gehuurde als woonruimte te verhuren.
8. [gedaagde02] is er derhalve niet in geslaagd het opgedragen tegenbewijs te leveren. Dit houdt in dat het ervoor wordt gehouden dat partijen hebben beoogd een huurovereenkomst aan te gaan ter zake van kantoor- en/of bedrijfsruimte en dat mitsdien sprake is van een huurovereenkomst kantoor-/bedrijfsruimte.
opzegging/einde huurovereenkomst/ontbinding en ontruiming
9. Zoals reeds in r.o. 8 van het tussenvonnis van 10 december 2012 overwogen loopt de huurovereenkomst door tot en met 28 februari 2013 en is [gedaagde02] gehouden tot die datum de huurpenningen te voldoen. De vraag of [gedaagde02] reeds in januari 2011 de huur heeft opgezegd tegen l september 2011 kan onbeantwoord blijven.
10. Nu de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd en [gedaagde02] als feitelijk huurder het gehuurde inmiddels heeft verlaten heeft [eiser01] geen belang meer bij de gevorderde ontbinding en ontruiming jegens [gedaagde02] zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
huurachterstand
l 0. In r.o. 10 en 11 van het tussenvonnis van 10 december 2012 wordt overwogen dat [gedaagde02] de huur tot 1 december 2010 heeft betaald en vanaf die datum geen huurpenningen meer heeft betaald. De kantonrechter komt daarop terug. Immers heeft [gedaagde02] bij antwoord een productie inhoudende betaling van € l 281,64 op 28 augustus 2011 overgelegd die niet is weersproken. Onder verwijzing naar r.o.
14 van dat tussenvonnis kunnen worden toegewezen de huurpenningen over december 2010 en juni 2011 tot en met februari 2013, nu de huurovereenkomst op
28 februari 2013 is geëindigd, waarop de betaling van 28 augustus 2011 in mindering wordt gebracht. Toegewezen wordt 1x € l. l 95,91(december 2010) plus 9 x € 1.218,64 (juni 2011 t/m februari 2012) plus 12 x € 1.247,88 (maart 2012 t/m
februari 2013) minus € 1.281,64, in totaal € 25.856,59.
11. De gevorderde schadevergoeding vanaf datum ontbinding t/m 28 februari 2013 zal worden afgewezen, nu er geen sprake is van ontbinding en de huurpenningen t/m 28 februari 2013 worden toegewezen.
12. Het verzoek tot matiging zal worden afgewezen, nu er geen sprake is van boete of schadevergoeding en voor matiging van huurachterstand geen rechtsgrond is.
[gedaagde01]
13. De vordering jegens [gedaagde01] , tegen wie verstek is verleend, komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom aan [eiser01] toegewezen, behoudens het volgende. Nu vaststaat dat de huurovereenkomst inmiddels is geëindigd zal de gevorderde ontbinding worden afgewezen. Ter zake van de gevorderde achterstallige huurtermijnen en rente zal hetzelfde bedrag worden toegewezen als aan [gedaagde02] is toegewezen. Immers is komen vast te staan dat de overige gevorderde huurtermijnen zijn betaald.
rente en proceskosten
14. [eiser01] vordert € 321,95 aan rente over € 22.452,62 tot datum dagvaarding. Dat bedrag is onder meer gebaseerd op een gestelde huurachterstand 2010 van € 5.245,46. Echter nu die gestelde huurachterstand niet juist is zoals hiervoor in r.o. 10 overwogen, moet ervan worden uitgegaan dat ook het gevorderde rentebedrag niet juist is. Aan rente zal mitsdien worden toegewezen de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectievelijke huurtermijnen.
15. Nu sprake is van een huurachterstand, was er - anders dan [gedaagde02] meent - voor [eiser01] voldoende reden haar vordering ter incasso uit handen te geven. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden toegewezen.
16. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij \.\.Orden verwezen in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde01] om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de haren en het hare en de sleutels ter beschikking van eiser te stellen;
veroordeelt gedaagden hoofdelijk aan eiser te betalen € 25.856,59 ter zake van achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de
respectievelijke huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening, en€ 952,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van het griffierecht ad€ 437,00;
veroordeelt [gedaagde02] in de overige kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiser bepaald op:
aan explootkosten
€ 90,64
aan kosten GBA/KvK
€ 5,95
aan salaris gemachtigde
€ 800,00
totale kosten € 896,59
veroordeeld [gedaagde01] . in de overige kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiser bepaald op:
aan explootkosten aan kosten GBA/KvK
aan salaris gemachtigde
€ 90,64
€ 5,95
€ 200,00
totale kosten € 296,59
wijst het meer of anders gevorderde af; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr.ir. A.J.E.Cartigny, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2013, in aanwezigheid van de griffier.