ECLI:NL:RBROT:2013:10910

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2013
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
C-10-450275 - KG ZA 14-410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op bunkers van schip in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen TTMI SARL en BIC CLARE. TTMI, gevestigd in Genève, Zwitserland, vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door BIC CLARE was gelegd op de bunkers aan boord van het schip m.s. 'Athina L'. Dit beslag was gelegd in het kader van een geschil dat ook in een arbitrageprocedure in Londen aanhangig was, waarbij TTMI een schadevergoeding van circa US$ 1.900.000 vorderde van BIC CLARE wegens het niet nakomen van contractuele verplichtingen. BIC CLARE had op haar beurt een reconventionele vordering ingesteld voor een bedrag van circa US$ 2.400.000.

De voorzieningenrechter oordeelde dat BIC CLARE de voorzieningenrechter niet volledig had geïnformeerd in het beslagrekest, omdat zij had nagelaten te vermelden dat er een garantie was gesteld door Sempra Energy. Deze garantie werd door de voorzieningenrechter als voldoende zekerheid aangemerkt in de zin van artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering. De voorzieningenrechter benadrukte dat informatie over verstrekte garanties essentieel is voor de beoordeling van een verzoek om beslaglegging.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beslag opgeheven, omdat het verzuim van BIC CLARE om relevante informatie te verstrekken als een ernstig verzuim werd beschouwd. Daarnaast werd geoordeeld dat de garantie van Sempra Energy voldoende zekerheid bood voor de vordering van BIC CLARE. De voorzieningenrechter heeft BIC CLARE ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van TTMI tot dat moment waren begroot op € 1.424,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/450275 / KG ZA 14-410
Vonnis in kort geding van 30 april 2014
in de zaak van
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
TTMI SARL,
gevestigd te Genève, Zwitserland,
eiseres,
advocaat mr. L.R. van Hee,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
BIC CLARE,
gevestigd te Grand Cayman, Cayman Islands,
gedaagde,
advocaat mr. A. Jumelet.
Partijen zullen hierna TTMI en Bic Clare genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • conclusie van eis;
  • producties van TTMI;
  • pleitnotities en producties van Bic Clare, die ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, waar Big Clare vrijwillig is verschenen, zijn overgelegd.
1.2.
Partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 29 april 2014.

2.De feiten

2.1.
Big Clare was reedster van het inmiddels gesloopte ms Big Clare. TTMI was tijdbevrachter van ms Big Clare.
2.2.
Tussen partijen loopt een arbitrageprocedure in Londen. TTMI vordert in deze procedure een bedrag van circa US$ 1.900.000 aan geleden schade op grond van het niet nakomen door Bic Clare van haar uit de tussen partijen gesloten tijdbevrachtingsovereen-komst voortvloeiende verplichtingen. Bic Clare vordert in deze procedure in reconventie een bedrag van circa US$ 2.400.000 aan ten onrechte door TTMI ingehouden tijdvracht en ten onrechte toegepaste aftrek van kosten die zouden zijn gemaakt in Port Kembla en Singapore.
2.3.
Bic Clare heeft, na daartoe op 23 april 2014 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van TTMI conservatoir beslag gelegd op de aan boord van het m.s. “Athina L” (hierna ook aangeduid met: het schip) bevindende bunkers, welke bunkers eigendom zijn van TTMI.
De vordering waarvoor het beslag is gelegd is ziet op voornoemde vordering aan (hoofdzakelijk) ten onrechte ingehouden tijdvracht ad US$ 2.400.000, welke vordering met inbegrip van rente en kosten binnen het beslagrekest is begroot op US$ 2.865.150,50.

3.Het geschil

3.1.
TTMI vordert dat het de voorzieningenrechter moge behagen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het door Bic Clare gelegde conservatoire beslag op de bunkers aan boord van het schip op te heffen, althans Bic Clare te veroordelen dit beslag op te heffen binnen twee uren na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro) per dag dat Bic Clare hiermee in gebreke blijft;
II. Bic Clare te veroordelen zich te onthouden in de toekomst beslag te leggen voor de door haar gepretendeerde vordering, zoals omschreven in haar verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag d.d. 23 april 2014;
III. Bic Clare te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 5 dagen na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
Bic Clare voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam om over het onderhavige geschil te oordelen is tussen partijen niet in geschil.
4.2.
De vordering strekt tot opheffing van het door Bic Clare gelegde conservatoire beslag op de bunkers van het schip. Een dergelijke vordering wordt reeds naar haar aard geacht spoedeisend te zijn. In casu is de bijzondere spoedeisendheid daarnaast gelegen in de omstandigheid dat het schip op korte termijn wenst te vertrekken. De spoedeisendheid is bovendien niet betwist.
4.3.
Op grond van artikel 705 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) worden de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.4.
TTMI stelt zich op het standpunt dat het door Bic Clare ten laste van haar gelegde beslag reeds dient te worden opgeheven op grond van het feit dat Bic Clare de voorzieningenrechter in het beslagrekest niet volledig en naar waarheid - in de zin van artikel 21 Rv - heeft ingelicht. Bic Clare heeft nagelaten in het beslagrekest te vermelden dat er middels een door Sempra Energy gestelde garantie al zekerheid voor de door haar gepretendeerde vordering is verstrekt.
Inhoudelijk stelt TTMI dat, indien in de arbitrageprocedure haar vordering op Bic Clare zou worden afgewezen en de reconventionele vordering van Bic Clare zou worden toegewezen, de betaling van circa US$ 2.400.000,00 (vermeerderd met rente en kosten) door TTMI aan Bic Clare met de garantie van Sempra Energy genoegzaam is gegarandeerd.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in een geval waarin een verzoek om beslaglegging wordt gedaan om zekerheid voor een vordering te krijgen, informatie over zaken als verstrekte borgstellingen en garanties essentieel is voor de beoordeling van het gevraagde verlof. Immers, indien al zekerheid verstrekt is, ligt het in de rede dat een verzoek, bij voorbeeld om redenen van proportionaliteit wordt afgewezen, althans dat op dat punt vragen gesteld worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door Sempra Energy aan de rechtsvoorgangster van Big Clare verstrekte garantie (productie E1), wezenlijke informatie betreft die bij de indiening van het beslagrekest had moeten worden overgelegd althans in ieder geval had moeten worden vermeld. Nu dat niet is gebeurd, is dat aan te merken als een dusdanig ernstig verzuim dat reeds op die grond het beslag opgeheven dient te worden. Daarbij zij benadrukt dat de advocaat van TTMI ter zitting heeft aangegeven dat hij begrijpt dat de advocaat die het beslagrekest heeft ingediend niet volledig door zijn cliënt is geïnformeerd, zodat van een persoonlijk verwijt aan de advocaat geen sprake is. Dat kan echter niet wegnemen dat het weglaten van deze informatie wel voor rekening en risico van Big Clare als verzoekende partij komt.
Ook inhoudelijk is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beslag moet worden opgeheven nu de vraag of de verstrekte garantie kan worden aangemerkt als voldoende zekerheid in de zin van artikel 705 Rv, naar voorlopig oordeel bevestigend moet worden beantwoord. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Voor de beantwoording van de vraag of de zekerheid voldoende is, kan aansluiting worden gezocht bij de maatstaf van artikel 6:51 lid 2 BW. De aangeboden zekerheid moet zodanig zijn dat de vordering en de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen.
In dit geval is sprake van een in 2006 door Sempra Energy (Trading Corp) verstrekte garantie aan de rechtsvoorgangster van Big Clare. In 2007 is bevestigd dat de garantie is overgegaan op Big Clare. In de tekst van deze garantie staat dat de “Guarantor, absolutely, unconditionally and irrevocably guarantees to the Counterparty and its successors, endorsees and assigns the prompt payment when due, subject to any applicable grace periode, of all present and future payment obligations of TTMI to the Counterparty arising out of Transactions”. De enkele omstandigheid dat Sempra Eenergy, anders dan in 2006, niet langer de moedermaatschappij van TTMI is, brengt niet met zich dat aannemelijk is dat niet onder deze garantie kan worden getrokken. De voorzieningenrechter slaat daarbij acht op de brief van Sempra Energy van 14 november 2013. Weliswaar zegt Sempra Energy daarmee de garantie op maar in de brief wordt herhaald en bevestigd dat de opzegging alleen ziet op de toekomst. Daar komt bij dat uit de bijlagen bij de brief volgt dat (ook al bestaat er blijkbaar geen vennootschapsrechtelijke relatie meer tussen Sempra Energy en TTMI) deze betrekking heeft op in relatie tot TTMI verstrekte garanties. Dat Sempra Energy een brief van Big Clare waarin is verzocht om betaling niet heeft beantwoord, doet hier niet aan af. Niet duidelijk is wanneer die, ongedateerde, brief in 2013 gestuurd is, waarbij het heel wel mogelijk is dat dit voorafgaand aan de brief van 14 november 2013 is geweest. Bovendien is tussen partijen blijkbaar niet in geschil dat de garantie pas kan worden ingeroepen nadat in de arbitrageprocedure in Londen een eindbeslissing is gegeven.
Dat niet betaalde vrachtgelden niet onder de garantie vallen, of deze niet is afgegeven voor bedragen waar het in de arbitrageprocedure om gaat, zoals door Bic Clare is aangevoerd, vindt geen steun in de tekst van de garantie. Het gaat blijkbaar om transactions en voorshands aannemelijk is dat dit nou juist ziet op de verschuldigde tijdvracht, ook kent de tekst geen maximum. De door Big Clare overgelegde legal opinion kan daar niet aan afdoen, temeer niet nu Sempra Energy het bestaan van de verplichtingen in de brief van 14 november 2013 nou juist erkend heeft. Ook overigens heeft Big Clare onvoldoende aangevoerd om ook maar summierlijk aannemelijk te achten dat de afgegeven garantie uiteindelijk materieel geen zekerheid biedt of zal gaan bieden. Op dit moment lijkt er geen reden om te betwijfelen dat na een, overigens nog onzekere, toewijzing van de vordering van Big Clare, Sempra Energy niet goed is voor haar geld of oneigenlijk zal dralen met betalen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat de door TTMI, althans haar voormalige moedermaatschappij, verstrekte garantie voldoende zekerheid biedt. Het enkele feit dat Sempra Energy slechts in algemene zin en nog niet specifiek aan Bic Clare heeft bevestigd garant te zullen staan voor (door haar gegarandeerde) vorderingen op TTMI leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande zal het onder I gevorderde als na te melden worden toegewezen.
4.6.
Voor een verbod om opnieuw beslag te leggen, zoals onder II gevorderd, is op dit moment onvoldoende gesteld. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van het geval echter wel aanleiding te bepalen dat Bic Clare bij een eventueel, in Nederland, (op)nieuw in te dienen beslagrekest voor dezelfde vordering een kopie van dit vonnis overlegt.
4.7.
Bic Clare zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TTMI worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.424,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het beslag gelegd op de op de aan boord van het m.s. “Athina L” bevindende bunkers gelegd op basis van het verslagverlof van 23 april 2014;
5.2.
gebiedt Bic Clare om, indien zij voor de onderhavige vordering opnieuw in Nederland een beslagrekest indient, daarbij een kopie van dit vonnis over te leggen;
5.3.
veroordeelt Bic Clare in de proceskosten, aan de zijde van TTMI tot op heden begroot op € 1.424,00;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014.1862/2009