Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2013 in de zaak tussen
[a], te [b], eiser,
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Gelet op bovengenoemde uitspraak van 18 november 2009 en op de uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW5974) staat het hiervoor onder 5. overwogene er niet aan in de weg dat in het kader van het beroep tegen de weigering om de gevraagde ontheffing te verlenen een zogenoemde exceptieve toetsing door de rechter van het besluit tot verplichtstelling van de deelneming in de beroepspensioenregeling mogelijk is. Die toetsing is blijkens laatstgenoemde uitspraak zeer terughoudend en beperkt zich tot het oordeel of verweerder in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen zijn besluit op een afdoende feitelijke grondslag heeft gebaseerd en na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot de verplichtstelling heeft kunnen komen. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd en in beroep herhaald dat de verplichtstelling ondeugdelijk tot stand is gekomen en dat niet aan de representativiteitseis is voldaan. Voorts is de verplichtstelling volgens eiser in strijd met verschillende bepalingen van internationaal recht. Verweerder is hier in het bestreden besluit niet op ingegaan. Ook in het verweerschrift en ter zitting, waar de rechtbank het punt van de exceptieve toetsing aan de orde heeft gesteld, heeft hij hier niet adequaat op gereageerd. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren voor zover dat betrekking heeft op de ontheffing en zal de rechtbank het bestreden besluit in zoverre vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om ontheffing te nemen, waarin hij alsnog ingaat op hetgeen eiser in bezwaar heeft aangevoerd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover dit ziet op de weigering eiser ontheffing te verlenen van de verplichte deelneming in de beroepspensioenregeling,
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre,
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om ontheffing,
- verklaart het beroep ongegrond voor dit ziet op de weigering tot intrekking van de verplichtstelling tot deelneming in de beroepspensioenregeling,
- wijst het verzoek om schadevergoeding af,
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-.