ECLI:NL:RBROT:2013:10799

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
C/10/13/765 F
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omzetting faillissement in een schuldsaneringsregeling niet ontvankelijk door overschrijding termijn

In deze zaak heeft verzoeker op 31 juli 2013 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn faillissement, dat op 30 juli 2013 was uitgesproken, en tegelijkertijd de toepassing van de schuldsaneringsregeling verzocht. Voorafgaand aan de zitting heeft de curator, mr. R.M. Avezaat, zijn negatieve advies over het verzoek aan de rechtbank gestuurd. Verzoeker heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank ontving ook bezwaren van de advocaten van derden. Tijdens de zitting op 26 november 2013 zijn verzoeker en de curator gehoord.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 15b van de Faillissementswet, dat de mogelijkheid biedt om een faillissement op verzoek van de gefailleerde op te heffen en tegelijkertijd de schuldsaneringsregeling toe te passen. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door omstandigheden niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen na indiening van het verzoekschrift om de schuldsaneringsregeling heeft gevraagd. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij geen actie heeft ondernomen na ontvangst van de brief van de griffier waarin hem de mogelijkheid werd geboden om een verzoek tot schuldsaneringsregeling in te dienen.

De rechtbank heeft daarom besloten om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 3 december 2013, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
niet ontvankelijk: toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
faillissementsnummer: [nummer]
[verzoeker],
wonende te[adres],
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 31 juli 2013 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn
30 juli 2013 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Voorafgaand aan de zitting heeft de curator bij faxberichten van 6 en 12 november 2013 zijn advies aan de rechtbank uitgebracht. Verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting bij e-mail bericht van 16 november 2013 gereageerd op het advies van de curator.
Voorts heeft de rechtbank op 21 november 2013 een tweetal faxberichten ontvangen. Een faxbericht is van mr. S.J. Nauta, namens de heer [naam 1], inhoudende een bezwaar tegen het omzettingsverzoek. Het andere is een faxbericht van mr. M.P.K. Grootenboer, namens de erven [naam 2], eveneens inhoudende een bezwaar tegen het omzettingsverzoek .
Verzoeker en de curator, mr. R.M. Avezaat vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. J. Smael, zijn gehoord ter terechtzitting van 26 november 2013.

2.De standpunten

In zijn faxberichten van 6 en 12 november 2013 heeft de curator negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Ter terechtzitting heeft de curator verklaard dat hij zich heeft gericht op de materiële aspecten van het verzoek.
Ter terechtzitting heeft verzoeker verklaard dat hij verrast was door de aan hem in de brief van de griffier van 2 mei 2013 geboden mogelijkheid om voorafgaand aan de behandeling van het faillissementsverzoek een verzoek tot toelating tot schuldsaneringsregeling in te dienen. Voorts heeft verzoeker verklaard dat hij de brief van de griffier verkeerd begrepen heeft en dat hij het indienen van een verzoek tot toelating tot schuldsaneringsregeling voorafgaand aan de behandeling van het faillissementsverzoek niet heeft overwogen.

3.De beoordeling

Artikel 15b eerste lid van de Faillissementswet, hierna Fw, geeft een regeling op grond waarvan een faillissement op verzoek van de gefailleerde opgeheven kan worden onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De voorwaarde die de wet in artikel 15b, eerste lid Fw stelt, is dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3 eerste lid Fw geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar. Dit laatste is in dit geval niet van toepassing, nu het faillissement is uitgesproken op verzoek van een schuldeiser.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dan wel dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in het onderhavige geval omstandigheden zijn die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat het niet aan verzoeker toe te rekenen is dat hij niet binnen veertien dagen na indiening van het verzoekschrift een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling heeft ingediend. Verzoeker heeft na ontvangst van de brief van de griffier geen actie ondernomen om op dat moment een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in te dienen. In de brief van de griffier van 2 mei 2013 staat duidelijk dat verzoeker, zolang hij nog niet failliet is verklaard een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen en dat hij daartoe voor de faillietverklaring contact op moet nemen met de gemeente. Dat verzoeker de inhoud van deze brief mogelijk onvoldoende tot zich heeft laten doordringen, is een omstandigheid die hem valt toe te rekenen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een verschoonbare overschrijding van de termijn van artikel 3 eerste lid Fw, zodat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot omzetting van zijn faillissement in een schuldsaneringsregeling.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C. van Steenderen-Koornneef, A. Lablansen A.J. van Spengen, en in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer in het openbaar uitgesproken op 3 december 2013. [1]

Voetnoten

1.