ECLI:NL:RBROT:2013:10569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
3 januari 2014
Zaaknummer
358511 / HA ZA 10-2165
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van verkoop en realisatie van kantoorpanden met verrekeningskwestie

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen [Partij A] en de gedaagden [BV X], [BV Y] en [BV Z] over de afwikkeling van de verkoop van een oud kantoorpand en de realisatie van een nieuw kantoorpand. De partijen hebben in het verleden een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de verkoop en verhuur van de kantoorpanden. De kern van het geschil betreft de nakoming van deze overeenkomsten, waarbij [Partij A] stelt dat de gedaagden hun verplichtingen niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een Vaststellingsovereenkomst is gesloten, waarin onder andere is afgesproken dat [BV X] een afkoopsom van € 7.500.000,00 zou betalen aan [Partij A]. Echter, [BV X] heeft deze verplichtingen niet nagekomen, wat heeft geleid tot de vordering van [Partij A] om de huurpenningen te verrekenen met de vorderingen op de gedaagden.

De rechtbank heeft in haar vonnis van 26 juni 2013 geoordeeld dat [Partij A] recht heeft op verrekening van de huurpenningen met de vorderingen op [BV Y]. Tevens is [BV Y] veroordeeld om een bedrag van € 4.177.853,21 aan [Partij A] te betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast is [BV Y] verplicht om medewerking te verlenen aan de levering van het kantoorpand aan [BV Y], onder gelijktijdige vestiging van een recht van hypotheek ten gunste van [Partij A]. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [Partij A] toegewezen, waarbij [BV Y] in het ongelijk is gesteld in zowel de conventie als de reconventie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: 358511 / HA ZA 10-2165
Vonnis van 26 juni 2013
in de zaak van
het rechtspersoonlijkheid bezittende openbaar lichaam
[Partij A],
gevestigd te [Plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.E. Klein,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV X],
gevestigd te [Plaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV Y],
gevestigd te [Plaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[BV Z],
gevestigd te [Plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. J.H.B. Crucq.
Partijen zullen hierna [Partij A] , [BV X Y Z] (gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie, gezamenlijk in enkelvoud) en [BV Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 25 mei 2011 in het bevoegdheidsincident en de daarin genoemde stukken
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie en wijziging van eis in conventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende wijziging van eis
  • de akte uitlaten uitstelverzoek van [BV X Y Z]
  • de akte uitlaten producties en wijziging eis van [Partij A]
  • de brief d.d. 7 maart 2013, tevens vermeerdering van eis, met productie (17) van [BV X Y Z]
  • de brief d.d. 20 maart 2013 van [BV X Y Z]
  • de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 maart 2012 hebben partijen een Vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten met de volgende inhoud:
“OVERWEGENDE DAT:
[Partij A] en [BV X] zijn in oktober 2007 een samenwerking aangegaan ter zake van de verkoop van het kantoorgebouw (destijds) van [Partij A] gelegen aan de [Adres 1] te [Plaats 1] (hierna te noemen “[Partij A] -oud”) en de ontwikkeling, realisatie en verhuur van het nieuwe kantoorgebouw van [Partij A] gelegen aan de [Adres 2] te [Plaats 1] (hierna te noemen “[Partij A] -nieuw”).
Deze afspraken zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst (“deSamenwerkingsovereenkomst”). Onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst zijn de koopovereenkomst (“deKoopovereenkomst”) en de huurovereenkomst met de daarbij behorende algemene voorwaarden ter zake van [Partij A] -nieuw (“deHuurovereenkomst”).
Aangezien [BV X] te kennen heeft gegeven op 16 februari 2010 niet aan de op haar rustende betalingsverplichtingen jegens [Partij A] te kunnen voldoen, zijn Partijen op verzoek van [BV X] in overleg getreden en hebben Partijen de aanvullende overeenkomst (“deAanvullende Overeenkomst”) en de huurovereenkomst voor [Partij A] -oud (“deHuurovereenkomst [Partij A] -oud”) gesloten. [BV X] is vervolgens ook de op haar rustende verplichtingen uit de Aanvullende Overeenkomst en de Huurovereenkomst [Partij A] -oud niet nagekomen.
[BV X] heeft [Partij A] verzocht de huurtermijn voor [Partij A] -nieuw te verlengen. [Partij A] heeft aangegeven hiertoe onder voorwaarden bereid te zijn.
Na overleg zijn Partijen tot een regeling gekomen. De gemaakte afspraken zijn in deze vaststellingsovereenkomst (“deOvereenkomst”) vastgelegd.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1.1.
Uiterlijk 5 weken na datum ondertekening zal:
1.
[BV X] zonder verrekening, opschorting of welke inhouding dan ook een bedrag van EUR 7.500.000,00 (inclusief BTW voor zover van toepassing, hierna: “de Afkoopsom”) op de derdengeldenrekening van de notaris hebben gestort ten gunste van [Partij A] ter betaling van alle op [BV X] rustende verplichtingen op basis van de Koopovereenkomst, de Samenwerkingsovereenkomst, de Huurovereenkomst [Partij A] -oud, de Aanvullende Overeenkomst en de ondertekening door [Partij A] van een nieuw 15-jarige huurovereenkomst inzake [Partij A] -nieuw met [BV Z] / [BV X] ; en
2.
[Partij A] -oud door [Partij A] aan [BV Y] (…) worden geleverd in de feitelijke staat waarin [Partij A] -oud zich ten tijde van de levering bevindt, met in achtname van de in deze Overeenkomst weergegeven volgorde. De kosten verbonden aan de levering van [Partij A] -oud komen ten laste van [BV X] . De Huurovereenkomst [Partij A] -oud eindigt op de dag van levering van [Partij A] -oud; en
3.
[Partij A] , [BV X] en de VOF een schriftelijke verklaring van [De Bank] (hierna: “[De Bank]”) hebben ontvangen waarin [De Bank] bevestigt dat [De Bank] en aan haar gelieerde vennootschappen niets van [Partij A] te vorderen of te innen hebben uit hoofde van gestelde zekerheden of uit welke hoofde dan ook, mits Partijen aan de in deze Overeenkomst omschreven verplichtingen hebben voldaan. [BV X] zal zorgdragen voor deze verklaring.
1.2.
Per omgaande nadat aan de in artikel 1.8 geformuleerde opschortende voorwaarden is voldaan zal door [BV X] de Afkoopsom worden gestort op de derdengeldenrekening van de notaris die de transportakte ter zake van [Partij A] -oud zal verlijden, voordat de levering aan [BV Y] (…) zal plaatsvinden. (…)
1.3.
Indien en onmiddellijk nadat aan de verplichtingen genoemd in artikel 1.1 volledig is voldaan:
a. zullen [Partij A] en de VOF terzake van [Partij A] -nieuw een nieuwe huurovereenkomst aangaan ingaande op 1 april 2012 voor een periode van 15 jaar, gebaseerd op een jaarhuur van EUR 2.300.000,00 exclusief servicekosten en exclusief BTW, welke huur voor het eerst geïndexeerd zal worden op 1 april 2013. (…)
b. scheldt [Partij A] coulancehalve een deel van haar vorderingen op [BV X] kwijt, zal [Partij A] genoegen nemen met slechts een deel van haar vorderingen, te weten met de Afkoopsom, en doet [Partij A] afstand van verkregen zekerheden. Onder meer zal [Partij A] het retentierecht opheffen;
c. (…)
d. is [Partij A] verplicht de huurpenningen, de servicekosten en de BTW inzake [Partij A] -nieuw vanaf 1 januari 2012 te betalen. [Partij A] is geen rente en/of kosten vanaf 1 januari 2012 tot de datum van daadwerkelijke betaling van de huurpenningen, de servicekosten en de BTW voor het eerste kwartaal 2012 verschuldigd. Partijen stellen vast dat [Partij A] aan alle op haar rustende betalingsverplichtingen tot en met 31 december 2011 inzake de Huurovereenkomst heeft voldaan en dat [BV X] uit dien hoofde niets meer te vorderen heeft.
e. verlenen Partijen elkaar over en weer finale kwijting voor alle (betalings) verplichtingen tot en met 31 december 2011, te weten alle rente en boetes, de koopprijs voor [Partij A] -oud, de betalingsverplichtingen uit de Samenwerkings- overeenkomst, de verplichtingen uit de Aanvullende Overeenkomst, de betalingsverplichtingen van [Partij A] uit de Huurovereenkomst en de betalingsverplichtingen van [BV X] uit de Huurovereenkomst [Partij A] -oud, met uitzondering van:
i. de op [BV X] rustende verplichtingen als verhuurder van [Partij A] -nieuw, bestaande uit het (laten) verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan [Partij A] -nieuw ten aanzien van punten die reeds voor 31 december 2011 door [Partij A] zijn gemeld;
ii. de nog door [Partij A] aan [BV X] te betalen BTW over [Partij A] -nieuw kwartaal 1 2011. (…)
1.7.
Onderhavige overeenkomst omvat slechts wijzigingen op alle tussen Partijen
gesloten overeenkomsten. Indien een van de Partijen in haar verplichtingen onder
deze Overeenkomst tekortschiet, herleven de aanspraken van Partijen onder de Koopovereenkomst, de Samenwerkingsovereenkomst, de Huurovereenkomst, de Huurovereenkomst [Partij A] -oud en de Aanvullende Overeenkomst ten volle.
1.8.
Deze Overeenkomst wordt door Partijen aangegaan onder de opschortende
voorwaarde dat uiterlijk binnen vier weken na ondertekening van deze Overeenkomst de goedkeuring van het bestuur van [Partij A] en de goedkeuring van [De Bank] aangaande de verstrekking van een [BV Y] conveniërende financiering van de Afkoopsom en deze Overeenkomst is verkregen. Voor alle duidelijkheid: indien de genoemde goedkeuringen niet binnen de genoemde periode zijn verkregen wordt deze Overeenkomst geacht niet te (hebben) bestaan.”
2.2.
Op 11 december 2012 heeft [betrokkene 2] , directeur van [Partij A] , het volgende per e-mail (productie 27 [Partij A] ) aan [betrokkene 1] , bestuurder van [BV Y] bericht:
“Zoals toegezegd heb ik de akte van levering aan mijn adviseurs voorgelegd om te bekijken of onze opmerkingen correct door de notaris zijn verwerkt. (…) Door het verwerken van onderstaande opmerkingen en tekstvoorstellen kan echter op snelle wijze de akte definitief worden gemaakt. (…)
Met het correct verwerken van bovenstaande punten hebben wij een akkoord over de akte van levering en de huurovereenkomst. Dit uiteraard onder voorbehoud van de door jou toegezegde verklaring van [De Bank] bij het notariële transport. (…)”
2.3.
[betrokkene 1] heeft hierop per e-mail van 12 december 2012 (productie 28 [Partij A] ) als volgt gereageerd:
“Onderstaand tref je mijn opmerkingen:
(…)
Conclusie is dat we er volledig uit zijn. De notaris is bezig om deze punten nu te verwerken, en morgen ontvang je de definitieve akte waarna wij graag ter formaliteit nog jouw bevestiging van akkoord per ommegaande ontvangen. Vervolgens zal ik zoals beloofd me inspannen voor een verklaring van [De Bank] terzake verrekening Q4. (Noodzakelijk is die niet, zie de uitgebreide toelichtingen, maar ik zie niet waarom ze die niet zouden verstrekken)”
2.4.
Op 13 december 2012 heeft [betrokkene 3] van [BV X Y Z] per e-mail (productie 28 [Partij A] ) het volgende aan [betrokkene 2] geschreven:
“Bijgaand sturen wij u graag de definitieve documenten toe die tussen partijen zijn overeengekomen:
- Akte;
- Bijlage 6 bij de akte;
- Nota van afrekening; en
- Huurovereenkomst [Partij A] -Nieuw.”
2.5.
In de conceptakte van levering van [Partij A] -oud met conceptdatum 13 december 2012 (productie 28 [Partij A] ), komt – voor zover thans van belang – het volgende voor:
“(…)
Considerans
A.
(…)
E. In de Vaststellingsovereenkomst zijn Partijen overeengekomen dat:
(…)
F. De in artikel 1.8 van de Vaststellingsovereenkomst vermelde opschortende voorwaarde is vervuld aangezien de in dat artikel bedoelde goedkeuringen inmiddels zijn verleend. Derhalve is de Vaststellingsovereenkomst thans onvoorwaardelijk.
G. In aanvulling casu quo ter wijziging van het hiervoor onder E. omschrevene met betrekking tot Deelbetaling 2 en het verder daaromtrent bepaalde in de Aanvullende Overeenkomst en de Vaststellingsovereenkomst, zijn Partijen overeengekomen dat met Deelbetaling 2 worden verrekend:
a. de huurpenningen die [Partij A] moet voldoen uit hoofde van de nieuwe huurovereenkomst ten aanzien van de Nieuwbouw, zijnde over de periode vanaf een januari tweeduizend twaalf tot en met eenendertig december tweeduizend twaalf totaal (…) (€ 2.317.643,00), uitdrukkelijk exclusief servicekosten en omzetbelasting;
b. de door [BV Y] maandelijks te betalen bedragen (zijnde de huurpenningen voor het Verkochte en overige kosten) van (…) (€ 51.084,00) per maand, derhalve per heden bedragende (…) (€ 561.924,00);
c. de overige te betalen kosten, welke per heden (…) (€ 498.005,00) bedragen en zoals gespecificeerd op het overzicht dat alsBijlage 6aan deze akte is gehecht.
(…)
1 Definities
1.1
Tenzij anders blijkt, wordt in deze akte verstaan onder:
(…)
Overeenkomst
De tussen Verkoper en [BV Y] met betrekking tot het Verkochte gesloten overeenkomst van verkoop en koop vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst, de Koopovereenkomst, de Aanvullende Overeenkomst en de Vaststellingsovereenkomst.
(…)
Vaststellingsovereenkomst
De vaststellingsovereenkomst door [Partij A] getekend op zeven februari tweeduizend twaalf en door de overige partijen (waaronder [BV Y] , [BV Z] / [BV X] en [Betrokken BV 1] ) getekend op twintig april tweeduizend twaalf, waarvan een kopie aan deze Akte is gehecht (Bijlage 4).
(…)”
2.6.
Bij schrijven van [Partij A] van 21 december 2012 (productie 29 [Partij A] ) heeft zij, voor zover thans van belang, het volgende aan [BV Y] en [Betrokken BV 1] bericht:
“(…) Na het vastleggen van de afspraken in voornoemde vaststellingsovereenkomst zijn diverse concepten van de akte van levering door [Partij A] -oud uitgewisseld.
Aangezien levering van [Partij A] -oud uitbleef, heeft [Partij A] [BV X] bij brief d.d. 20 november 2012 (kenmerk 21487982) verzocht, en voorzover nodig gesommeerd, er zorg voor te dragen dat levering van [Partij A] -oud uiterlijk op vrijdag 30 november 2012 zou plaatsvinden.
Het is inmiddels eind december 2012 en levering van [Partij A] -oud heeft tot op heden nog steeds niet plaatsgevonden. [Partij A] constateert dan ook dat [BV X] in gebreke is en toerekenbaar te kort schiet in de nakoming van haar verplichtingen.
Middels deze brief wil [Partij A] nog een ultieme poging wagen om er voor zorg te dragen dat levering van [Partij A] -oud zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 11 januari 2013, plaatsvindt. Aan levering van [Partij A] -oud staat immers niets meer in de weg. Partijen hebben volledige overeenstemming.
In dat kader wijst [Partij A] er wellicht ten overvloede op dat zij op 7 december jl. een gewijzigde akte van levering voorgelegd heeft gekregen ter laatste beoordeling (teneinde te beoordelen of alle eerder door haar genoemde punten correct waren verwerkt).
Bij e-mailbericht d.d. 11 december heeft ondergetekende namens [Partij A] geconstateerd dat de notaris op enkele punten de opmerkingen van [Partij A] niet (juist) had verwerkt. In dat kader zijn door [Partij A] nog een (klein) aantal opmerkingen gemaakt.
Vervolgens bericht u op 12 december jl. namens [BV X] (per e-mail) dat u akkoord bent met de laatste opmerkingen van [Partij A] en concludeert u dat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt. In hetzelfde e-mailbericht zegt u toe dat u opdracht zal geven aan de notaris om alle punten te verwerken, waarna de definitieve akte zou volgen.
Eveneens op 12 december jl. bericht ondergetekende namens [Partij A] dat hij u conclusie deelt dat partijen er volledig uit zijn. In dat kader vermeld ik dat [Partij A] ervan uitgaat dat levering van [Partij A] -oud voor kerst 2012 zal plaatsvinden. Op 13 december jl. ontving ik de definitieve akte van levering van u.Ondanks het feit dat partijen volledig overeenstemming hebben bereikt over de akte van levering (en de onderliggende overeenkomsten) weigert [BV X] tot op heden mee te werken aan daadwerkelijke eigendomsoverdracht van [Partij A] -oud. Ik wijs u erop dat u weigerachtig blijft om een concrete datum voor het passeren van voornoemde akte overeen te komen. U beroept zich daarbij op een discussie die u met [De Bank] zou hebben over de financiering. Het spreekt voor zich dat deze discussie (wat daar ook van zij) [Partij A] niet aangaat en niet kan leiden tot het uitstellen van de levering van [Partij A] -oud.
Gelet op al het voorgaande verzoek ik [BV X] namens [Partij A] voor de laatste keer, en voorzover nodig sommeer ik [BV X] , er zorg voor te dragen dat levering van [Partij A] -oud uiterlijk op vrijdag 11 januari 2013 plaatsvindt.
(…)
Wellicht ten overvloede vermeld ik dat [Partij A] tevens nog in afwachting is van de door [BV X] toegezegde verklaring van [De Bank] dat [De Bank] , en aan haar gelieerde vennootschappen, niets van [Partij A] te vorderen hebben uit welke hoofde dan ook. (…)”
2.7.
[De Bank] heeft op 21 december 2012 in een brief (productie 30 [Partij A] ) het volgende aan [BV Z] / [BV X] , [BV Y] en [Betrokken BV 2] , bericht:
“Onder verwijzing naar onze brieven aan u van 27 november en 6 december 2012 vragen wij uw aandacht voor het volgende.
Op 17 juni 2008 is [BV Z] / [BV X] (de “VOF”) een financieringsovereenkomst aangegaan met [De Bank] (“ [De Bank] ”) inzake de ontwikkeling, realisatie en exploitatie van een kantoorgebouw ten behoeve van [Partij A] (“ [Partij A] ”). In deze overeenkomst heeft VOF verklaard het kantoorgebouw te hebben verhuurd aan [Partij A] .
(…) De VOF heeft onder andere aan [De Bank] verpand alle (vorderings)rechten van de VOF die voortvloeien uit de met [Partij A] gesloten huurovereenkomst. (…)
[BV Y] is geen partij bij de financieringsovereenkomst en ook overigens heeft [De Bank] geen kredietrelatie met [BV Y] .
Daags vóór het aangaan van de financieringsovereenkomst hebben de VOF en [BV Y] (toen nog genoemd [BV X] B.V) aan [De Bank] verklaard dat “ [BV X] BV namens en voor rekening en risico van [BV Z] / [BV X] de samenwerkingsovereenkomst en de huurovereenkomst met [Partij A] heeft gesloten. Op grond hiervan komt de door [Partij A] verschuldigde huur onherroepelijk en onvoorwaardelijk aan [BV Z] / [BV X] toe.”
Bij authentieke akte van 20 juni 2008 heeft de VOF ten behoeve van [De Bank] een eerste recht van hypotheek gevestigd op de grond waar het kantoorpand zou worden opgericht, hierna aan te duiden als “ [Partij A] -nieuw”. In deze akte heeft de VOF - wederom - een pandrecht gevestigd op haar vordering uit de huurovereenkomst inzake [Partij A] -nieuw. De VOF heeft daarbij verklaard jegens [De Bank] in te staan voor haar bevoegdheid dit pandrecht te vestigen.
Op 5 mei 2011 heeft [De Bank] aan [Partij A] mededeling gedaan van haar pandrecht op de vordering van de VOF jegens [Partij A] . Aanleiding voor deze mededeling was het verzuim van de VOF onder de financieringsovereenkomst. [De Bank] heeft [Partij A] bericht dat [Partij A] de door haar verschuldigde huurprijs voortaan aan [De Bank] diende te betalen.
[Partij A] heeft per omgaande aan [De Bank] geantwoord dat zij niet zou overgaan tot betaling van de huurprijs aan [De Bank] . [Partij A] huurt namelijk van [BV Y] en niet van de VOF, zo deelde zij mede.
(…)
[De Bank] heeft geen huurbetalingen ontvangen van [Partij A] . Evenmin heeft de VOF enige betaling verricht aan [De Bank] .
Parallel aan deze problematiek speelt een afzonderlijk geschil tussen [Partij A] en [BV Y] over de aankoop door [BV Y] van het voormalige kantoorpand van [Partij A] , hierna: “ [Partij A] -oud”. (…)
Vanaf mei 2011 hebben [De Bank] , de VOF en [BV Y] met tussenpozen en in wisselende samenstelling met elkaar onderhandeld over een oplossing voor het uiteenlopen van eigendom en verhuurderschap inzake [Partij A] -nieuw en de afwikkeling van de koopovereenkomst inzake [Partij A] -OUD. Daarnaast heeft [Partij A] in dezelfde periode overleg gehad met [BV X] over de uitvoering over de Aanvullende overeenkomst. Een en ander heeft in april en mei 2012 geresulteerd in twee afzonderlijke vaststellingsovereenkomsten, namelijk tussen onder andere de VOF, [BV Y] en [Partij A] (de “VSO [betrokkene 1] - [Partij A] ”), en tussen onder andere de VOF en [De Bank] (de “VSO [betrokkene 1] - [De Bank] ”).
(…)
De VSO [betrokkene 1] - [De Bank] voorziet erin dat [De Bank] een deel van de afkoopsom financiert op gebruikelijke commerciële voorwaarden middels een aanvullend krediet aan de VOF en [BV Y] (artikel 3.4).
Door uitvoering van de VSO [betrokkene 1] - [Partij A] conform de afspraken in de VSO [betrokkene 1] - [De Bank] kan de VOF bewerkstelligen dat de feitelijke situatie rondom de huurovereenkomst alsnog in overeenstemming wordt gebracht met hetgeen de VOF en [BV Y] in juni 2008 aan [De Bank] hebben gegarandeerd. De VOF en [BV Y] zijn derhalve niet alleen jegens [Partij A] , maar ook jegens [De Bank] verplicht tot nakoming van de VSO [betrokkene 1] - [Partij A] .
Naar [De Bank] begrijpt, heeft [Partij A] volledige overeenstemming bereikt met de VOF en [BV Y] over de financiële afwikkeling van de VSO [betrokkene 1] - [Partij A] , rekening houdend met de nieuwe vorderingen over en weer die zijn ontstaan na april 2012.
Bijgaand treft u nogmaals aan de kredietovereenkomst die wij u op 29 november 2012 toestuurden ter ondertekening. De enige wijziging betreft de termijn voor uitvoering van de [Partij A] transactie: deze is verlengd tot 11 januari 2013. Wij sommeren u vóór vrijdag 28 december 2012 een ondertekend exemplaar van deze kredietovereenkomst aan ons te retourneren.
Voorts sommeren wij u uiterlijk op 11 januari 2013 alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn ter uitvoering van de afspraken in de VSO [betrokkene 1] - [Partij A] , waaronder begrepen de totstandkoming van een 15-jarige huurovereenkomst met [Partij A] ingaande 1 januari 2013 volgens het model waarnaar wordt verwezen in de VSO [betrokkene 1] - [Partij A] . (…).”
2.8.
Op 27 december 2012 is namens [BV Y] , [BV Z] / [BV X] , [Betrokken BV 1] , [Betrokken BV 2] . en [Betrokken BV 3] , in reactie hierop het volgende schriftelijk aan [Partij A] bericht (productie 31 [Partij A] ):
“Wij delen uw stelling dat – kort gezegd – partijen vollledige overeenstemming hebben bereikt over de akte (en de onderliggende voorwaarden). De enige aanvullende voorwaarde die u heeft gesteld aan de notariële afhandeling van de akte is een door [De Bank] B.V. (“ [De Bank] ”) af te geven verklaring dat zij – na afhandeling van de transactie – niets meer van uw onderneming te vorderen heeft. Hoewel wij u reeds hebben aangegeven de noodzaak van een dergelijke verklaring niet te zien, hebben wij u toegezegd ons te zullen inspannen om [De Bank] tot een dergelijke schriftelijke verklaring te bewegen. (…)
Het feit dat de daadwerkelijke eigendomsoverdracht van [Partij A] -oud op zich laat wachten is zoals u weet niet gelegen in de “weigerachtigheid” van ons om daar aan mee te werken. Wij willen (al lange tijd) niets liever dan deze hele kwestie zo snel mogelijk afhandelen, maar wij zijn zoals u weet voor de financiering volledig afhankelijk van de medewerking van [De Bank] . En [De Bank] weigert tot op heden aar financieringsverplichtingen jegens ons na te komen. (…) Kort en goed geldt dat wij pas kunnen meewerken aan de levering (en betaling van het overeengekomen bedrag) op het moment dat [De Bank] haar verplichtingen jegens ons nakomt – nakoming waartoe wij [De Bank] tevergeefs al vele malen hebben aangespoord.(…) Het antwoord op uw vraag of wij vrijwillig bereid zijn om op 11 januari 2013 mee te werken aan het passeren van de akte van levering is dus volmondig “ja”.De enige aantekening daarbij is dat wij daarvoor volstrekt afhankelijk zijn van de medewerking van [De Bank] . Wij stellen al tijden alles in het werk om die medewerking van [De Bank] te verkrijgen en zullen daar ook onvermoeibaar mee doorgaan. Het eindelijk afhandelen van deze al veel te lang slepende kwestie betekent immers ook – conform uw eerdere toezeggingen – dat BT het zonder haar instructie en goedkeuring door u (of uw adviseur) ten onrechte ontvangen bedrag van EUR 300.000,-- (plus wettelijke rente) per ommegaande retour zal ontvangen. (…)”

3.De vordering in conventie

3.1.
[Partij A] vordert, na diverse eiswijzigingen, bij vonnis (kort gezegd):
I. een verklaring voor recht dat het haar is toegestaan de door haar te betalen huurpenningen voor [Partij A] -nieuw te verrekenen met de vorderingen op [BV X Y Z] ;
II. veroordeling van [BV X Y Z] om aan haar te voldoen een bedrag van € 9.654.359,91, te vermeerderen met o.a. € 51.084 per maand in de periode 2012 en € 51.688,25 per maand in de periode 2013 en met de werkelijke kosten [Partij A] -oud, te verminderen met de bedragen die [Partij A] rechtsgeldig mag verrekenen;
III. veroordeling van [BV X Y Z] om aan [Partij A] te voldoen een boete van drie promille per dag te rekenen over (het restant van) de door [BV X Y Z] te betalen koopprijs [Partij A] -oud vanaf 16 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeling van [BV X Y Z] om medewerking te verlenen aan de levering van [Partij A] -oud aan [BV X Y Z] onder gelijktijdige vestiging van een recht van eerste hypotheek op [Partij A] -oud ten gunste van [Partij A] tot zekerheid tot de nakoming van al hetgeen [Partij A] te vorderen heeft of zal verkrijgen van [BV X Y Z] , onder verbeurte van een dwangsom;
V. veroordeling van [BV X Y Z] in buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[Partij A] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [BV X Y Z] de op haar rustende verplichtingen voortvloeiende uit de koop- en samenwerkingsovereenkomst van oktober 2007, de aanvullende overeenkomst van 18 juni 2010, de VSO en de (concept)akte van levering met de daarbij behorende afrekening van december 2012 niet is nagekomen.
3.3.
[BV X Y Z] voert hiertegen aan dat niet is voldaan aan de in de VSO opgenomen opschortende en ontbindende voorwaarden ter zake de financiering van [Partij A] -nieuw. Dit betekent dat de aanvullende overeenkomst de laatste geldige overeenkomst is tussen partijen. Op basis van het overzicht van [Partij A] per 1 mei 2012 (productie 17 [Partij A] ) en gelet op de aanpassingen daarop van [BV X Y Z] conform haar standpunt en aangevuld met additionele vorderingen vanaf 1 mei 2012 tot 1 april 2013, heeft [BV X Y Z] de koopsom voor [Partij A] -oud en alle bijkomende vorderingen van [Partij A] voldaan.

4.De vordering in reconventie

4.1.
[BV Y] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis (kort gezegd):
veroordeling van [Partij A] om aan haar te betalen een bedrag van € 1.733.724, te vermeerderen met de contractuele althans de wettelijke rente, en uiterlijk op 1 oktober 2011 een bedrag van € 577.908;
opheffing van alle door [Partij A] gelegde conservatoire beslagen ten laste van [BV Y] /gedaagden;
een gebod dat [Partij A] op eigen kosten voor doorhaling van de op de onroerende zaken gelegde conservatoire beslagen zorgdraagt;
[Partij A] te verbieden opnieuw ten laste van [BV Y] /gedaagden te leggen voor enige vordering die samenhangt met of voortvloeit uit de overeenkomsten tussen [Partij A] en [BV Y] /gedaagden;
veroordeling van [Partij A] om binnen vijf dagen na het vonnis [Partij A] -oud te leveren aan [Betrokken BV 2] .,
de vorderingen onder A, B, D en E op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [Partij A] in de proceskosten.
4.2.
[BV Y] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van
- vordering A: [Partij A] heeft sinds begin 2011 niet aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de Huurovereenkomst voldaan;
- vorderingen B, C en D: de beslagen zijn onrechtmatig gelegd;
- vordering E: [BV Y] heeft de vordering van [Partij A] volledig voldaan, althans de discussie tussen partijen beperkt zich tot een relatief klein bedrag zodat [BV Y] recht heeft op levering van [Partij A] -oud.
4.3.
[Partij A] voert hiertegen aan dat zij haar betalingsverplichtingen heeft opgeschort en de huurpenningen heeft verrekend met de vorderingen van [Partij A] . Nu [Partij A] vorderingen heeft op [BV X Y Z] kan er geen sprake zijn van onrechtmatige beslagen en kunnen zij niet worden opgeheven.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

5.1.
Ter gelegenheid van het pleidooi is namens [BV X Y Z] uitdrukkelijk bevestigd dat [BV Y] de contractspartij van [Partij A] is uit hoofde van de overeenkomsten van 2007. In reactie hierop heeft [Partij A] , bij dezelfde gelegenheid, haar vorderingen op [BV X] en [BV Z] ingetrokken.
5.2.
[Partij A] heeft haar vordering ter gelegenheid van het pleidooi mondeling gewijzigd. Nu niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan, zal aan die eiswijziging voorbij worden gegaan.
5.3.
Het verzet van [BV Y] tegen de wijziging van eis voorzover daardoor de VSO in het geschil wordt betrokken en het daarmee verband houdende financiële overzicht in de pleitnota, faalt. Hiertoe is van belang dat [BV Y] de VSO eerder uitdrukkelijk heeft erkend in haar conclusie van dupliek in conventie/conclusie van repliek in reconventie (paragrafen 22 e.v.) Er is sprake van een gerechtelijke erkentenis in de zin van art. 154 lid 1 Rv. [BV Y] heeft in die conclusie zelfs uitdrukkelijk bewijs aangeboden van de VSO.
5.4.
Allereerst is aan de orde de vraag aan de hand van welke overeenkomst thans de stellingen van partijen dienen te worden beoordeeld. Gelet op hetgeen ter gelegenheid van het pleidooi is aangevoerd, komen de stellingen van [Partij A] er in de kern op neer dat zij nakoming vordert van de vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO), terwijl [BV Y] aanvoert dat de beoordeling dient te geschieden op basis van de aanvullende overeenkomst.
Bij de beoordeling van het geschil zal worden uitgegaan van de VSO. Hiertoe is van belang hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen.
Voorts heeft [BV Y] in haar conclusie van dupliek in conventie/conclusie van repliek in reconventie aangevoerd dat [De Bank] bereid was en is om de vordering van [Partij A] op [BV Y] – na verrekening van de reeds door haar voldane bedragen – van ongeveer € 5 miljoen euro te financieren indien [Partij A] met de nieuwe huurvoorwaarden voor [Partij A] -nieuw zou instemmen. In dat licht slaagt evenmin de door [BV Y] bij pleidooi ingenomen stelling dat de VSO in dit geding geen rol meer speelt omdat aan ‘opschortende en ontbindende voorwaarden terzake van financiering door [De Bank] in de VSO niet is voldaan’.
5.4.1.
Het beroep van [BV Y] op onvoorziene omstandigheden en op de redelijkheid en billijkheid die de contractuele verhouding van partijen beheerst, faalt. Voor een geslaagd beroep op 6:258 BW dienen de onvoorziene omstandigheden van dien aard te zijn dat de wederpartij (hier: [Partij A] ) geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mag verwachten. De enkele stelling van [BV Y]
‘dat zij als zij had geweten dat de kredietcrisis om de hoek lag de Koop- en Samenwerkingsovereenkomst niet op deze voorwaarden had gesloten’is in dat licht onvoldoende. Dat deze stelling in verschillende processtukken in andere bewoordingen is geponeerd, maakt dit niet anders nu de strekking hetzelfde is.
5.5.
[Partij A] stelt dat uit de stukken blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verrekening door [Partij A] van de huurpenningen inclusief servicekosten en BTW [Partij A] -nieuw met de vorderingen van [Partij A] op [BV Y] . In de VSO is dit vastgelegd in artikel 1.3 sub e voor de periode tot en met 31 december 2011 en voor de periodes tot en met december 2011 en 2012 is dit vastgelegd in de akte van levering en de daarbij behorende nota van afrekening (productie 28 [Partij A] ), aldus [Partij A] .
5.5.1.
Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [BV Y] zich op het standpunt gesteld dat verrekening met de huurpenningen tot en met Q2 (de rechtbank begrijpt kwartaal 2 van 2013) akkoord is. Verder heeft [BV Y] aangevoerd dat zij inmiddels onder voorwaarden kan instemmen met de verrekeningsbevoegdheid, indien het geschil daarmee kan worden beëindigd en heeft zij de vraag gesteld wat de omvang van de restantvordering van [Partij A] was na de toegestane verrekening.
5.5.2.
De door [Partij A] in conventie gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. Hiertoe is van belang dat [BV Y] enerzijds de verrekening accordeert (zie 5.3.1) doch anderzijds zich op het standpunt stelt dat het [Partij A] op basis van het verrekeningsverbod in artikel 18 van de algemene voorwaarden bij de Huurovereenkomst verboden is deze bedragen te verrekenen. Deze volledig tegenstrijdige stellingen van [BV Y] kunnen haar niet baten. Daarbij komt nog dat de verrekening van de huurpenningen is neergelegd in de VSO en partijen feitelijk hier ook uitvoering aan hebben gegeven dan wel geven.
5.5.3.
De vordering in reconventie van [BV Y] , geformuleerd onder 4.1.A. ligt dan ook voor afwijzing gereed.
5.6.
Het tweede deel van de vordering in conventie ziet (kort gezegd) op veroordeling van [BV Y] om aan [Partij A] te voldoen een bedrag van € 9.654.359,91.
Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [Partij A] een nieuwe berekening van de vordering overgelegd per 31 december 2012.
Deze vordering (exclusief boete) is als volgt samengesteld:
vordering op 1 december 2012 (concept-nota van afrekening VDB Notarissen, onderdeel van productie 28 van [Partij A] ) € 5.246.254,71
waarop in mindering
huurpenningen [Partij A] -nieuw Q1 € 575.000,00
BTW hierover € 120.750,00
Servicekosten [Partij A] -nieuw Q1 € 15.750,00
BTW hierover
€ 3.307,50
€ 714.807,50
€ 4.531.447,21
te vermeerderen met de betalingsverplichtingen van
[BV Y] over december 2012 € 51.084,00
en januari t/m maart 2013
€ 155.064,75
€ 206.148,75
€ 4.737.595,96
===========
Ter gelegenheid van het pleidooi is namens [BV Y] verklaard dat de huurpenningen voor [Partij A] -nieuw van het tweede kwartaal van 2013 konden worden verrekend en dus op de vordering in mindering kunnen worden gebracht. Op de vordering wordt daarom een bedrag van € 714.807,50 in mindering gebracht. De vordering dient nog te worden vermeerderd met de betalingsverplichting van [BV Y] voor het tweede kwartaal huur van [Partij A] -oud ad € 155.064,75 zodat de vordering van [Partij A] op [BV Y] thans bedraagt € 4.177.853,21 (exclusief boete).
5.7.
[BV Y] heeft bij pleidooi een overzicht van [Partij A] van 1 mei 2012 tot uitgangspunt genomen en dit overzicht aangepast per 1 april 2013.
5.7.1.
Onderdeel van de volgens [BV Y] te verrekenen bedragen betreft onder meer de BTW over de huur van Q1 2011. De verschuldigdheid van dit bedrag is door [Partij A] in haar conclusie van dupliek in reconventie tevens houdende wijziging van eis alsmede ter gelegenheid van het pleidooi erkend. Nu dit bedrag echter tevens is opgenomen in het bedrag van € € 498.005 van de concept-nota van afrekening van de notaris en is uitgewerkt in de daaraan gehechte Bijlage 6 (productie 28 [Partij A] ) heeft dit geen invloed op de berekening van de vordering van [Partij A] hiervoor.
5.7.2.
[BV Y] stelt dat zij recht heeft op een bedrag van € 14.109 in verband met de geïndexeerde huur van Q4 2010/2011. Deze post komt niet voor in de door de notaris gemaakte opstellingen. Nu deze post eerst, zonder nadere onderbouwing, ter gelegenheid van het pleidooi is opgevoerd, ligt deze reeds daarom voor afwijzing gereed.
5.7.3.
Voorts maakt van de berekening van [BV Y] uit een bedrag aan boeterente van € 223.418,46 vanwege te late betaling door [Partij A] van de huur van [Partij A] -nieuw. Nu partijen zijn overeengekomen dat [Partij A] de huur van [Partij A] -nieuw mocht verrekenen, is er geen grond voor de betaling van boeterente.
5.7.4.
Ter zake van de vorderingen van [Partij A] in het door [BV Y] aangepaste overzicht heeft zij de vergoeding Werkelijke Kosten 2009 en 2010 ad € 327.250 verwijderd omdat dit een voorschot betrof en heeft zij de ‘werkelijke kosten [Partij A] oud ten laste van huurder’ opgevoerd. [Partij A] stelt zich echter op het standpunt dat [BV Y] hier twee posten samenvoegt terwijl dit twee verschillende posten betreft. Volgens [Partij A] betreft de post Werkelijke Kosten (die oorspronkelijk was gebaseerd op de Aanvullende Overeenkomst) onder meer, maar niet uitsluitend, de kosten van de adviseurs van [Partij A] . Terwijl de andere post (die is gebaseerd op artikel 8.4 van de huurovereenkomst) betrekking heeft op de door [Partij A] gemaakte kosten in het kader van het door [Partij A] voor haar rekening uitgevoerde onderhoud en/of betaalde lasten voor [Partij A] -oud. Aangezien [BV Y] op rechtstreekse betalingsverplichtingen jegens derden niet nakwam, was [Partij A] op enig moment genoodzaakt deze bedragen aan derden te voldoen.
Gelet op de gemotiveerde onderbouwing van [Partij A] op dit punt slaagt de stelling van [BV Y] dat het voorschot werkelijke kosten dient te komen vervallen omdat er sprake zou zijn van een dubbeltelling, niet.
5.7.5.
Ten aanzien van de door [Partij A] gevorderde rente heeft [BV Y] ter gelegenheid van het pleidooi de rente in het overzicht opnieuw berekend vanaf 16 februari 2010 t/m 31 maart 2013 op basis van art. 5.7 en Bijlage 4 Aanvullende Overeenkomst en deze bedraagt volgens [BV Y] in totaal € 316.270,63 in plaats van € 450.500. Nu in de VSO de rente-component betrokken is in de door partijen overeengekomen (afkoop)som, hetgeen wordt bevestigd in het ontbreken van een rentepost in de concept nota van afrekening van de notaris, is er voor de beoordeling hiervan geen plaats.
5.7.6.
Ten slotte heeft [BV Y] drie bedragen opgevoerd ten aanzien van ‘kosten/facturen [Partij A] ingediend na 1 mei 2012’ en betreffende de huur van [Partij A] -oud van juni-dec 2012 en jan-maart 2013 alsmede de werkelijke kosten Q2 en Q3 2012. Deze bedragen zijn door [Partij A] ter gelegenheid van het pleidooi erkend, maar maken reeds deel uit van haar opstelling (zie 5.6), aldus [Partij A] .
Deze drie posten komen inderdaad voor in de opstelling van [Partij A] zodat daar niet nogmaals rekening mee dient te worden gehouden.
5.8.
Voorts vordert [Partij A] een boete van drie promille per dag over (het restant) van de door [BV Y] te betalen koopprijs [Partij A] -oud vanaf 16 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening. [Partij A] stelt hiertoe dat [BV Y] de in de VSO genoemde betalingstermijn niet is nagekomen zodat zij op basis van artikel 1.7 van de VSO recht heeft op de contractuele boete van 3 promille per dag.
[BV Y] heeft hiertegen aangevoerd dat de contractuele boete als een prikkel tot nakoming dient te worden gezien. In het licht van de feiten en omstandigheden heeft deze boete zijn bestaansrecht verloren. Bovendien heeft [Partij A] in artikel 5.12 van de Aanvullende Overeenkomst afstand gedaan van de dagboete tegen ontvangst van alle werkelijke kosten, rente en huur in verband met [Partij A] -oud en een vaste boete van € 400.000, aldus [BV Y] .
Zoals hiervoor is overwogen, komen de stellingen van [Partij A] er in de kern op neer dat zij nakoming van de VSO vordert. Artikel 1.7 van de VSO is geschreven voor de situatie dat partijen of één van hen in haar verplichtingen onder de VSO tekort schiet. In dat geval herleven de aanspraken van partijen die zij in eerdere, andere, overeenkomsten hebben neergelegd. Dat [Partij A] zowel nakoming van de VSO vordert als nakoming van de Aanvullende Overeenkomst, is onbegrijpelijk gelet op de verschillende afspraken en/of rechtsgevolgen van die overeenkomsten. Dit onderdeel van de vordering van [Partij A] zal daarom worden afgewezen.
5.9.
Met betrekking tot de vordering van [Partij A] tot levering van [Partij A] -oud aan [BV Y] onder gelijktijdige vestiging van een recht van eerste hypotheek daarop, voert [BV Y] aan dat zij de levering van [Partij A] -oud accepteert zodat het opleggen van een dwangsom overbodig is. Tegen het gevorderde recht van hypotheek heeft [BV Y] geen verweer gevoerd.
Nu partijen het (kennelijk) eens zijn over de levering en de vestiging van het recht van eerste hypotheek zal aldus worden beslist. Daarbij zij opgemerkt dat indien [BV Y] voldoet aan de op haar rustende verplichting tot betaling aan [Partij A] van een bedrag van € 4.177.853,21 (stand na verrekening van Q2 2013) er geen plaats is voor het vestigen van een recht van hypotheek. Voor het opleggen van een dwangsom is geen plaats nu [BV Y] haar medewerking heeft toegezegd.
5.10.
Tegen de door [Partij A] gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 16 april 2010, heeft [BV Y] aangevoerd dat de vorderingen van [Partij A] niet voortvloeien uit een handelsovereenkomst. Voorts stelt [BV Y] dat [Partij A] twee keer aanspraak maakt op dezelfde schade nu zij tevens aanspraak maakt op de contractueel vaste boete en dagboete. Een en ander is in strijd met artikel 6:92 lid 2 BW en met artikel 16.3 van de Samenwerkingsovereenkomst en artikel 10.3 van de Koopovereenkomst.
Daar hier sprake is van een overeenkomst tot het leveren van een goed tegen betaling tussen professionele partijen, is de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toepasselijk.
De regeling van artikel 6:92 BW is regelend recht zodat partijen hiervan kunnen afwijken, [BV Y] beroept zich daarbij op de Koopovereenkomst, terwijl het geschil van partijen wordt getoetst aan de VSO. In die overeenkomst is een gefixeerde boete opgenomen van € 400.000. De in de VSO neergelegde afspraken zouden hun beslag krijgen uiterlijk op 31 december 2012 (zie de conceptstukken van de notaris). [BV Y] zal daarom wettelijke handelsrente verschuldigd zijn vanaf 1 januari 2013 over het – steeds na verrekening van de huurpenningen – door haar verschuldigde bedrag.
5.11.
Voor het opheffen van de conservatoire beslagen door [Partij A] is er geen plaats zolang [BV Y] niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichting c.q. zolang [Partij A] -oud aan [BV Y] nog niet is geleverd en er nog geen recht van eerste hypotheek is gevestigd ten behoeve van [Partij A] tot zekerheid voor de nakoming van al hetgeen [Partij A] te vorderen heeft of zal verkrijgen van [BV Y] . De vorderingen in reconventie onder C en D liggen op dezelfde gronden voor afwijzing gereed.
5.12.
In conventie is de vordering tot levering van [Partij A] -oud is in conventie toegewezen voor zover het de levering aan [BV Y] betreft. Nu [Betrokken BV 2] . geen partij is bij dit geschil en [BV Y] op geen enkele wijze heeft onderbouwd op welke grond [Partij A] aan [Betrokken BV 2] . dient te leveren, ligt dit onderdeel van de vordering in reconventie voor afwijzing gereed.
5.13.
[Partij A] heeft veroordeling van [BV Y] gevorderd in de buitengerechtelijke incassokosten conform Rapport Voorwerk II ad € 6.592,60. Tegen dit onderdeel van de vordering heeft [BV Y] aangevoerd dat zij betwist dat er door [Partij A] andere kosten zijn gemaakt dan ter voorbereiding en instructie van deze procedure alsmede dat van genoemd bedrag ten onrechte een btw-component uitmaakt. In reactie hierop heeft [Partij A] gesteld dat zij wel degelijk succesvol aanspraak kan maken op deze post en dat [BV Y] ermee bekend is dat deze kosten wel zijn gemaakt.
Dienaangaande wordt overwogen dat tegenover het door [BV Y] gevoerde verweer [Partij A] het bedrag van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten niet heeft gespecificeerd. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen. Daar komt nog bij dat van de door partijen in de VSO overeengekomen afkoopsom reeds een bedrag aan adviseurskosten van [Partij A] deel uitmaakt.
5.14.
[Partij A] heeft de kosten van de beslaglegging gevorderd. Bij de begroting van de proceskosten zal rekening worden gehouden met de kosten van de beslagexploiten en met het salaris van de advocaat.
5.15.
[BV Y] zal als de in conventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij en in revonventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten worden aan de zijde van [Partij A] tot op heden begroot op:
In conventie
verschotten € 87,93
griffierecht € 4.436,00
beslagen € 515,00
kosten betekening, overbetekening
en inschrijving beslagen (3.8 dv) +
salaris advocaat (1 punt x € 3.211) € 4.797,01
advocaatkosten (4 punten x
tarief € 3.211)
€ 12.844,00
€ 22.679,94
==========
In reconventie: advocaatkosten (4 punten x tarief € 3.211 x ½) = € 6.422,00.
5.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
In conventie
I. verklaart voor recht dat het [Partij A] is toegestaan de door haar te betalen huurpenningen (inclusief servicekosten en BTW) voor [Partij A] –nieuw rechtsgeldig te verrekenen met de vorderingen van [Partij A] op [BV Y] ;
II. veroordeelt [BV Y] om aan [Partij A] te voldoen een bedrag van € 4.177.853,21 , maandelijks vanaf 1 juli 2013 te vermeerderen met € 51.084 inzake overeengekomen rente en huur [Partij A] -oud en de werkelijke kosten [Partij A] -oud (p.m.) en te verminderen met de bedragen die [Partij A] rechtsgeldig mag verrekenen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a daarover te rekenen vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. veroordeelt [BV Y] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan de levering van [Partij A] -oud aan [BV Y] onder gelijktijdige vestiging van een eerste recht van hypotheek op [Partij A] -oud ten gunste van [Partij A] tot zekerheid van de nakoming van al hetgeen [Partij A] van [BV Y] te vorderen heeft of zal verkrijgen uit welke hoofde dan ook, onder de bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de wilsuiting van [BV Y] bij de levering van [Partij A] -oud indien en voor zover [BV Y] gedurende twee weken na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de naleving van de veroordeling medewerking te verlenen aan de levering van [Partij A] -oud;
IV. veroordeelt [BV Y] in de proceskosten, aan de zijde van [Partij A] tot op heden begroot op € 22.679,94;
In reconventie
V. veroordeelt [BV Y] in de proceskosten, aan de zijde van [Partij A] tot op heden begroot op € 6.422;
In conventie en in reconventie
VI. veroordeelt [BV Y] in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
- EUR 205,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
VII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Ch. Verschuur, mr. A. Eerdhuijzen en mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen op 26 juni 2013. [1]

Voetnoten

1.type: 2294