In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de beroepsfout van een advocaat centraal. De eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Nieuwerkerk a/d IJssel, had in 1996 een overeenkomst gesloten met een derde partij, [X], waarbij zij een bedrag van f 63.000,50 betaalde. Deze betaling was bedoeld om een schuld aan de vennootschap DVR in te lossen, met de belofte dat zij door [X] zou worden gevrijwaard voor eventuele aanspraken van DVR. Echter, toen DVR haar aansprakelijk stelde, ondernam de advocaat van eiseres, [gedaagde 1], geen actie om de verjaring van de vorderingen te stuiten. Hierdoor verjaren de vorderingen van eiseres op [X]. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 1] een beroepsfout had gemaakt door deze verjaring niet te voorkomen, maar dat de schadevergoeding die eiseres vorderde niet volledig was verjaard. De rechtbank verwees de zaak naar een schadestaatprocedure om de omvang van de schade te bepalen, aangezien eiseres nog steeds mogelijkheden had om betaling van [X] te verkrijgen via andere vorderingen die niet waren verjaard. De rechtbank concludeerde dat eiseres ten minste enige schade had geleden door de beroepsfout van [gedaagde 1], maar dat de exacte omvang van die schade nog niet kon worden vastgesteld. De rechtbank veroordeelde [gedaagde 1] tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en wees de proceskosten toe aan eiseres.