In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2013, vorderden een moeder en haar twee jonge kinderen schadevergoeding na het verlies van de echtgenoot en vader door doodslag. De rechtbank oordeelde dat de moeder en één van de kinderen recht hadden op shockschade, terwijl beide kinderen recht hadden op immateriële schadevergoeding wegens de gevolgen van het verlies van hun vader. De rechtbank baseerde haar oordeel op deskundigenrapporten die de emotionele en psychische impact van het verlies op de betrokkenen bevestigden. De moeder leed aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de confrontatie met de dood van haar echtgenoot, terwijl het jongste kind, [kind Y], ook een posttraumatische stressstoornis ontwikkelde door de directe confrontatie met het geweld. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 30.000,-- voor de shockschade van de moeder en een vergelijkbaar bedrag voor de kinderen, ondanks dat [kind X] geen geestelijk letsel had opgelopen. De rechtbank oordeelde dat het wegvallen van de vaderfiguur voor beide kinderen nadelige gevolgen had voor hun ontwikkeling en zelfvertrouwen, wat recht gaf op immateriële schadevergoeding. De totale vorderingen van de eisers werden toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de schadedatum. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.