ECLI:NL:RBROT:2012:BZ2462
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen heffing griffierecht in verband met toevoeging aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen de beslissing van de griffier om een griffierecht van € 260,00 te heffen. Het verzet is ingediend door mr. [X], advocaat van mevrouw [A], die in de hoofdzaak verweer voerde. De advocaat stelde dat de griffier ten onrechte het hoge griffierecht had geheven, omdat er een aanvraag voor een toevoeging was gedaan bij de Raad voor Rechtsbijstand. De griffier had echter geen afschrift van deze aanvraag ontvangen op het moment van heffing van het griffierecht, wat leidde tot de beslissing om het hoge bedrag in rekening te brengen.
De rechtbank heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De advocaat voerde aan dat de cliënte recht had op een verlaging van het griffierecht, omdat de aanvraag voor de toevoeging tijdig was ingediend. De griffier daarentegen stelde dat de hoogte van het griffierecht op het moment van indiening van het verweerschrift werd bepaald en dat er geen afschrift van de aanvraag was overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de griffier ten onrechte het hoge griffierecht had geheven, omdat er geen duidelijke communicatie was geweest over de wijziging van het beleid met betrekking tot de heffing van griffierechten voor onvermogenden.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en droeg de griffier op om het griffierecht te verlagen naar € 71,00, het bedrag dat gold voor onvermogenden in de betreffende periode. De griffier werd bovendien opgedragen om het teveel betaalde bedrag van € 189,00 terug te storten aan de advocaat. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en het vertrouwen dat rechtzoekenden mogen hebben in de procedures van de griffie.