ECLI:NL:RBROT:2012:BY9340
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Nietigheid huurovereenkomst tussen werknemer en zorginstelling door belangenverstrengeling
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam geoordeeld over de nietigheid van een huurovereenkomst tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde], een zorginstelling. De werknemer had een pand verhuurd aan de zorginstelling zonder medeweten van het bestuur, wat leidde tot een belangenverstrengeling. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst in strijd met de goede zeden was aangegaan en daarom nietig was. De werknemer had PGB-gelden van cliënten op zijn privé-rekening laten storten, wat ook ter discussie stond. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer, als directeur van de zorginstelling, zowel zakelijk als persoonlijk belang had bij de voortzetting van de activiteiten van de zorginstelling. De huurovereenkomst werd als nietig verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de zorginstelling wel een gebruiksvergoeding moest betalen voor het gebruik van het pand, omdat zij van 1 januari 2008 tot 10 mei 2011 gebruik had gemaakt van het gehuurde. De gebruiksvergoeding werd vastgesteld op € 1.381,25 per maand, wat resulteerde in een totaalbedrag van ongeveer € 56.000,-- exclusief BTW. De kantonrechter besloot dat de verdere beslissingen over de vorderingen in conventie en reconventie werden aangehouden totdat ook in reconventie beslist kon worden. De zaak werd verwezen naar een openbare terechtzitting voor verdere bewijsvoering.