ECLI:NL:RBROT:2012:BY7581
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurprijsverhoging en onvoorziene omstandigheden in huurovereenkomst
In deze zaak vorderde [eiseres], de verhuurder, een verhoging van de huurprijs van de woning die zij in 2009 had verworven. De huurovereenkomst was oorspronkelijk in 1984 aangegaan tussen de Maatschappij voor Volkswoningen N.V. en [gedaagde]. [eiseres] stelde dat de huurprijs van € 182,91 per maand in een ernstige wanverhouding stond tot de exploitatiekosten, waardoor zij structureel verlies leed. De vordering was primair gebaseerd op artikel 6:258 BW, dat wijziging van de overeenkomst mogelijk maakt bij onvoorziene omstandigheden, en subsidiair op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het recht op eigendom beschermt.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomst onder de huurprijsbescherming viel en dat de lage huurprijs bij de aankoop van het pand bekend was voor [eiseres]. Dit betekende dat er geen sprake was van onvoorziene omstandigheden. Bovendien werd opgemerkt dat de Nederlandse wetgeving de verhuurder de mogelijkheid biedt om de huurprijs te reguleren in het algemeen belang, wat de vordering van [eiseres] verder ondermijnde.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de huurprijswetgeving en de noodzaak voor verhuurders om rekening te houden met de bestaande huurprijs bij de aankoop van onroerend goed.