ECLI:NL:RBROT:2012:BY7425

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367593 / HA ZA 10-3461
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen in het kader van afdrachtvermindering belasting

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, terugbetaling van een bedrag van € 62.653,50 dat zij onverschuldigd aan Al Consultancy B.V. had betaald voor advieswerkzaamheden met betrekking tot afdrachtvermindering belasting. De eiseres stelde dat er geen afdrachtvermindering had plaatsgevonden, waardoor zij het bedrag niet verschuldigd was. Al Consultancy vorderde in reconventie betaling van € 182.080,80, onderbouwd met de stelling dat zij werkzaamheden had verricht die recht gaven op een vergoeding van 30% van het bedrag aan afdrachtvermindering dat de eiseres had kunnen verkrijgen.

De rechtbank Rotterdam oordeelde dat Al Consultancy niet had aangetoond dat de eiseres haar verplichtingen uit de overeenkomst niet was nagekomen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres het bedrag van € 62.653,50 onverschuldigd had betaald en dat Al Consultancy geen recht had op vergoeding van haar werkzaamheden, omdat zij tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en Al Consultancy werd veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank wees ook de reconventionele vordering van Al Consultancy af, omdat deze was gebaseerd op een onjuiste uitleg van de overeenkomst. Al Consultancy werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 5.664,05 werden begroot. Dit vonnis werd op 5 december 2012 uitgesproken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 367593 / HA ZA 10-3461
Vonnis van 5 december 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Oud-Amstel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AL CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.J. Thöenes te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Al Consultancy genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 28 september 2011
- de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres]
- de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie van Al Consultancy
- de conclusie van dupliek in reconventie van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 30 november 2009 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst) op grond waarvan Al Consultancy de mogelijkheden van [eiseres] tot het verkrijgen van (onder meer) premierestitutie, kortingsregelingen, pemba, vrijstellingsregelingen en subsidies betreffende door [eiseres] betaalde premies zou onderzoeken, en vervolgens de daartoe benodigde verzoeken bij het UWV en/of de Belastingdienst zou indienen (artikel 1).
2.2. In artikel 6, eerste lid, van de overeenkomst is bepaald dat [eiseres] aan Al Consultancy voor haar werkzaamheden een honorarium verschuldigd is van 30% van de door het UWV en/of de Belastingdienst aan [eiseres] te crediteren en/of uit te keren bedragen ten gevolge van het door Al Consultancy uitgevoerde onderzoek. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat indien Al Consultancy na het uitvoeren van het onderzoek concludeert dat het indienen van de in artikel 1 van de overeenkomst bedoelde verzoeken niet zinvol is, dan wel indien het UWV of de Belastingdienst de ingediende verzoeken/aanvragen geheel afwijst, [eiseres] aan Al Consultancy geen honorarium en/of kosten verschuldigd zal zijn.
2.3. In artikel 9 van de overeenkomst is tenslotte bepaald dat partijen zich jegens elkaar zullen gedragen in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid en een loyale uitvoering zullen geven aan hetgeen zij zijn overeengekomen (eerste lid), en dat [eiseres] bij, of zo spoedig mogelijk na het verlenen van de opdracht aan Al Consultancy al die gegevens en inlichtingen verstrekt die nodig zijn voor een behoorlijke uitvoering van de opdracht (derde lid).
2.4. Op 28 november 2009 heeft Al Consultancy [eiseres] een factuur gestuurd voor een bedrag van € 62.653,50 ter zake afdrachtvermindering onderwijs 2006 en 2007. [eiseres] heeft deze factuur voldaan.
2.5. In een ongedateerd e-mailbericht van [eiseres] aan Al Consultancy wordt het volgende geschreven:
“Om een misverstand uit de wereld te helpen: op 9 april komt de belastingdienst hier weer voor controle, en ik heb tot heden nog geen rapportage binnen over de afdrachtsvermindering Onderwijs. Er is ook geen contact gezocht met de heer [A], die wel iedere keer naar de voortgang van de claim aan mij vraagt. Zoals je kan begrijpen heb ik daar geen fijn gevoel bij (…). Vrijdag as heb ik dus wederom geen verhaal richting de Belastingdienst.
Als ik ook de huidige situatie bekijk:
1. De belastingdienst is door de claim flink wakker geschut en [eiseres] heeft een uitvoerige inspectie lopen;
2. De ingediende claim wankelt aan alle kanten en ik heb geen bijgewerkte rapportage richting Belastingdienst; (…)”
2.6. In een e-mailbericht van 8 april 2010 heeft [B] van Al Consultancy aan [eiseres] het volgende meegedeeld:
“Naar aanleiding van een gesprek met een voormalig medewerker van ALC, dhr. [C] is mij te horen gekomen dat voor vrijdag 9 april een afspraak gepland staat met de belastingdienst inzake de afdrachtvermindering onderwijs. (…)
Door mijn persoonlijke omstandigheden ben ik niet in staat om op deze dag deze afspraak bij te wonen. Aangezien dhr [D] zijn bevindingen in een rapportage zal opmaken en daar nog een bezwaarprocedure mag plaatsvinden. Stel ik voor om zonder mijn aanwezigheid deze afspraak te laten plaatsvinden.
(…) Des al niet te min is ALC verantwoordelijk voor het in dienen van deze claims gebaseerd op het verstrekken van de gegevens van de werkgever. ALC zal dan ook zorg dragen voor een creditnota en de ontvangen vergoeding terugstorten op het wel bekende rekening nummer.
In de week van 24 april zal er een gesprek plaatsvinden met de betrokken partijen die deze gelden hebben ontvangen om deze ook te retourneren. Als onderbouwing dient het rapport van de belastingdienst. Ik zou dan ook graag het rapport van dhr. [D] willen ontvangen.
Wat de uitkomst ook zal zijn, ALC zorgt ervoor dat in deze week het geld op de rekening van [eiseres] staat.”
2.7. In e-mailberichten van 7 mei en (vermoedelijk) 19 mei 2010 heeft [eiseres] bij Al Consultancy aangedrongen op terugstorting van het bedrag van € 62.653,50 en aangekondigd dat een extern bedrijf zal worden ingeschakeld om terugstorting via andere wegen te bewerkstelligen.
2.8. Op 24 november 2011 heeft de Belastingdienst/Holland-Midden/kantoor Haarlem een rapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [eiseres] uitgebracht. In paragraag 3.6.1 wordt met betrekking tot “Afdrachtvermindering onderwijs” het volgende gesteld:
“Middels de brief d.d. 14 december 2009 heeft de (voormalig) adviseur A.L. Consultancy BV van inhoudingsplichtige namens inhoudingsplichtige een verzoek tot teruggave van loonbelasting/premie volksverzekeringen over 2004 en 2005 ingediend. In deze brief werd gesteld dat inhoudingsplichtige over deze jaren meer recht op WVA onderwijs heeft dan eerder in de loonaangiften van deze jaren was aangegeven. De door inhoudingsplichtige geclaimde bedragen zouden betrekking hebben op werknemers die de BBL-opleiding zouden hebben gevolgd. Dit verzoek leidde tot dit onderzoek.
Bij aanvang van het onderzoek werd door deze adviseur tevens gesteld dat inhoudingsplichtige over de jaren 2006 en 2007 ook te weinig WVA onderwijs zou hebben geclaimd. Voor al deze jaren werden specificaties van de te claimen bedragen per werknemer overgelegd. (…)
Bij de eerste beoordeling van bovengenoemde claims bleek geen deugdelijke onderbouwing aanwezig te zijn. Bovendien waren er sterke aanwijzingen dat de claims op WVA onderwijs over 2006 en 2007 niet aan de orde konden zijn. De betreffende BBL-opleidingen zouden in 2005 zijn gestopt.
Na in eerste instantie toegezegd te hebben dat de claims over 2004 en 2005 als nog goed zouden worden gedocumenteerd, heeft adviseur A.L. Consultancy BV kort daarop het contact met inhoudingsplichtige verbroken. Hierop heeft inhoudingsplichtige mondeling aangegeven de verzoeken tot teruggave over 2004 t/m 2007 in te trekken. (…)”
Deze passage is gelijkluidend aan die in een tussenrapport van 14 september 2010.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert - na vermeerdering van eis, samengevat - veroordeling van Al Consultancy tot terugbetaling van het door haar onverschuldigd aan Al Consultancy betaalde bedrag van € 62.653,50, en van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.788,--, vermeerderd met rente en kosten, beslagkosten daaronder begrepen.
Zij stelt daartoe dat zij op grond van de overeenkomst het door haar betaalde bedrag niet aan Al Consultancy verschuldigd was nu geen afdrachtvermindering heeft plaatsgevonden.
3.2. Al Consultancy voert verweer. Zij stelt - samengevat - dat niet onomstotelijk vaststaat dat de Belastingdienst niet is gehouden tot afdrachtvermindering, en dat zij de vordering van [eiseres] kan verrekenen met de haar toekomende vergoeding voor werkzaamheden die zij heeft verricht ten behoeve van afdrachtvermindering over de jaren 2006 en 2007. Ten slotte voert zij aan dat zij op grond van de algemene voorwaarden niet is gehouden tot terugbetaling, dan wel dat haar aansprakelijkheid is beperkt tot € 50.000,--.
in reconventie
3.3. Al Consultancy vordert - samengevat - [eiseres] te veroordelen tot betaling van
€ 182.080,80, vermeerderd met rente, en vordert voorwaardelijk - samengevat - [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 62.653,50, vermeerderd met rente, alles met veroordeling van [eiseres] tot betaling van de kosten van dit geding.
Ter onderbouwing van haar onvoorwaardelijke vordering stelt Al Consultancy dat zij werkzaamheden heeft verricht om afdrachtverminderingen over 2004 en 2005 te realiseren en daarom aanspraak kan maken op 30% van het bedrag aan afdrachtvermindering dat [eiseres] had kunnen verkrijgen indien zij het verzoek aan de Belastingdienst niet had ingetrokken. Zij stelt voorts dat zij haar standpunt omtrent de mogelijkheid tot afdrachtvermindering had gebaseerd op stukken in de administratie van [eiseres] die daar bij het onderzoek door de Belastingdienst kennelijk niet meer in aanwezig waren, en dat het gevolg daarvan voor rekening van [eiseres] dient te komen.
Aan de voorwaardelijke vordering ligt ten grondslag dat Al Consultancy stelt dat zij bij toewijzing van de vordering in conventie gerechtigd is tot vergoeding van haar werkzaamheden ten aanzien van de afdrachtvermindering over de jaren 2006 en 2007 op grond van het bepaalde in artikel 7:405, tweede lid, BW.
3.4. [eiseres] voert verweer. Zij stelt ten aanzien van de onvoorwaardelijke vordering dat de bepalingen in de overeenkomst geen ruimte laten voor toepassing van het bepaalde in artikel 7:405, tweede lid, BW, en dat op grond van de overeenkomst Al Consultancy alleen aanspraak op vergoeding kan maken indien de Belastingdienst daadwerkelijk tot afdrachtvermindering overgaat. Voorts stelt zij dat zij Al Consultancy alle voor de onderbouwing van het verzoek benodigde informatie heeft verstrekt en dat Al Consultancy na de e-mail van 9 april (bedoeld is: 8 april 2010) niets meer van zich heeft laten horen, zodat haar geen andere mogelijkheid restte dan het verzoek intrekken.
Ten aanzien van de voorwaardelijke vordering stelt [eiseres] dat nu over de jaren 2006 en 2007 geen afdrachtvermindering heeft plaatsgevonden, geen vergoeding verschuldigd is.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Toepassing van artikel 6.3 en 9.3 van de overeenkomst
4.1. De vraag of [eiseres] het bedrag van € 62.653,50 onverschuldigd aan Al Consultancy heeft betaald dient in de eerste plaats te worden beantwoord aan de hand van hetgeen partijen overeen zijn gekomen. Het gaat daarbij niet alleen om een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.2. De in dit verband relevante bepalingen van de overeenkomst zijn de artikelen 6, derde lid en 9, derde lid, zoals weergegeven onder 2.2. en 2.3. hiervóór. Deze bepalingen dienen in samenhang begrepen te worden, hetgeen er op neerkomt dat [eiseres] geen honorarium en /of kosten aan Al Consultancy verschuldigd is indien zij concludeert dat het indienen van een verzoek niet zinvol is of de Belastingdienst een ingediend verzoek of aanvraag afwijst, maar dat wel van [eiseres] verlangd mag worden dat zij Al Consultancy al die gegevens en inlichtingen verstrekt die nodig zijn voor behoorlijke uitvoering van de opdracht. Waar het aan [eiseres] is onderbouwd te stellen dat Al Consultancy het indienen van een verzoek niet zinvol achtte of de Belastingdienst het verzoek afdrachtvermindering heeft afgewezen, is het aan Al Consultancy om onderbouwd te stellen dat [eiseres] haar niet de gegevens en inlichtingen heeft verschaft die nodig waren voor het behoorlijk uitvoeren van haar opdracht. Artikel 9, derde lid van de overeenkomst strekt er immers toe Al Consultancy in staat te stellen haar opdracht behoorlijk uit te voeren. In die hoedanigheid, en als de in casu meest deskundige partij ter zake, mag van Al Consultancy verlangd worden dat zij jegens [eiseres] op niet mis te verstane wijze duidelijk maakt welke gegevens en inlichtingen zij daartoe nodig heeft.
4.3. Uit de rapportage van de Belastingdienst van 24 november 2011 blijkt dat het verzoek tot teruggave door [eiseres] is ingetrokken. Al Consultancy heeft er op gewezen dat dit een situatie is die niet specifiek in artikel 6.3 van de overeenkomst is genoemd, en heeft daaraan de conclusie verbonden dat zich niet een situatie voordoet waarin [eiseres] haar geen vergoeding verschuldigd is. Deze conclusie is niet juist. Weliswaar valt de situatie waarin een verzoek wordt ingetrokken naar de letter niet onder de situaties als omschreven in artikel 6.3 van de overeenkomst, maar niet valt in te zien waarom partijen beoogd zouden hebben in deze situatie de verschuldigdheid van een vergoeding niet te laten vervallen, maar wel in de situatie dat [eiseres] zou besluiten een verzoek niet in te dienen. Al Consultancy heeft overigens ook niet gesteld dat dat de bedoeling van partijen op het moment van het sluiten van de overeenkomst is geweest, laat staan dat zij die stelling heeft onderbouwd met een deugdelijke toelichting omtrent de redenen waarom partijen een dergelijk onderscheid wensten te maken.
4.4. Hier komt nog bij dat [eiseres] er op heeft gewezen dat zij pas tot intrekking van het verzoek is overgegaan nadat de Belastingdienst haar er op gewezen had dat er geen deugdelijke onderbouwing van het verzoek tot afdrachtvermindering aanwezig was. Al Consultancy heeft echter hierna niets meer van zich laten horen, zodat er voor [eiseres] niets anders op zat dan het verzoek in te trekken. Deze stelling van [eiseres] wordt onderbouwd door de inhoud van het e-mailverkeer dat hiervóór onder 2.5 en 2.6 is weergegeven. Hieruit blijkt niet alleen dat [eiseres] bij Al Consultancy heeft aangedrongen op het verstrekken van nadere onderbouwing van het verzoek tot afdrachtvermindering, maar ook dat Al Consultancy zich van de noodzaak daarvan bewust was en kennelijk voornemens was dit in een bezwaarprocedure alsnog te verzorgen.
4.5. Al Consultancy heeft niet betwist dat zij na 9 april 2010 geen nadere onderbouwing van het verzoek heeft gegeven of zelfs maar pogingen daartoe heeft ondernomen. De door haar daarvoor gegeven verklaring, namelijk dat [eiseres] een incassobureau heeft ingeschakeld en dat zij, Al Consultancy, daarmee contact heeft gehad, miskent dat het incassobureau, zoals aangekondigd in de e-mailberichten van 7 mei en (vermoedelijk) 19 mei 2010, door [eiseres] is ingeschakeld in verband met de toezegging van Al Consultancy om het bedrag van € 62.653,50 naar het rekeningnummer van [eiseres] over te maken. Dat laat vanzelfsprekend onverlet dat het op de weg van Al Consultancy lag om het door haar ingediende verzoek tot afdrachtvermindering ten genoegen van de Belastingdienst te onderbouwen, zoals zij in het e-mailbericht van 8 april 2010 heeft erkend.
4.6. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen kan Al Consultancy [eiseres] niet in redelijkheid tegenwerpen dat zij het verzoek tot afdrachtvermindering heeft ingetrokken en is er evenmin grond om aan te nemen dat de hierdoor ontstane situatie niet op één lijn gesteld kan worden met de wel expliciet in artikel 6.3 van de overeenkomst omschreven gevallen.
4.7. Vervolgens moet worden bezien of Al Consultancy op goede gronden betoogt dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de op rustende verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen. De stelling van Al Consultancy dat bij de controle door de Belastingdienst in de administratie van [eiseres] stukken ontbraken die essentieel waren voor haar advies om het verzoek tot afdrachtvermindering in te dienen, is onvoldoende onderbouwd en bovenal niet relevant. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt immers dat [eiseres] is overgegaan tot intrekking van het verzoek omdat zij van Al Consultancy onvoldoende steun kreeg bij het onderbouwen van dat verzoek. Alleen indien Al Consultancy op dat moment [eiseres] had gewezen op het onvolledig zijn van haar administratie, had een situatie kunnen ontstaan waarin Al Consultancy door het tekort schieten van [eiseres] in de nakoming van haar verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen, niet aan haar verplichting tot onderbouwing van het verzoek kon voldoen. Alsdan had sprake kunnen zijn van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen die op grond van artikel 9.3 van de overeenkomst op [eiseres] rustten, dat [eiseres] in redelijkheid geen beroep op het bepaalde in artikel 6.3 van de overeenkomst had kunnen doen. Gesteld noch gebleken is echter dat Al Consultancy in de betreffende periode [eiseres] op bedoelde onvolledigheid heeft gewezen.
Verrekening
4.8. Het beroep van Al Consultancy op verrekening is gebaseerd op haar zienswijze dat zij voor [eiseres] werkzaamheden heeft verricht die door toedoen van [eiseres] - namelijk het niet op orde hebben van de administratie en het (daarom) intrekken van het verzoek afdrachtvermindering - niet tot resultaat voor [eiseres] hebben geleid, zodat Al Consultancy recht heeft op een redelijke vergoeding van haar werkzaamheden op grond van het bepaalde in artikel 7:405, tweede lid, BW.
4.9. Gelet op hetgeen hiervóór reeds is overwogen kan [eiseres] geen verwijt worden gemaakt ter zake van het niet op orde hebben van haar administratie, noch van het intrekken van het verzoek afdrachtvermindering. De rechtbank hecht er in dat verband overigens aan op te merken dat het niet onderbouwd zijn van de gestelde gebrekkigheid van de boekhouding van [eiseres] mede voortvloeit uit het volgende. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 28 september 2011 [eiseres] opgedragen Al Consultancy inzage te verstrekken in verzamelloonstaten en individuele loonstaten waar het verzoek om afdrachtvermindering over de jaren 2006 en 2007 op was gebaseerd. Ter uitvoering van dit vonnis heeft Al Consultancy naar haar zeggen “de heer [E] van Carter Research ingeschakeld om het onderzoek uit te voeren”. Hoewel Al Consultancy en het rapport zelf (“Om partijdigheid te voorkomen heeft A.L. Consultancy Carter Research gevraagd om dit onderzoek (…) uit te voeren.”) de indruk lijken te wekken dat dit een onderzoek door een (deskundige) derde, betreft, blijkt daarvan geen sprake. Zo valt in paragraag 2 van het rapport te lezen: “A.L. Consultancy ([E]) heeft het onderzoek uitgevoerd”, en is de eerste pagina van het rapport voorzien van een voettekst met de bedrijfsnaam, KVK- en bankrekeningnummer van Al Consultancy. Voorts heeft [eiseres] een afdruk van een pagina van de website Linkedin overgelegd waarop is vermeld dat [E] van augustus 2009 tot en met september 2011 HR Financieel Adviseur bij Al Consultancy was. Tenslotte heeft [eiseres] afschriften van e-mailverkeer tussen de heer [E] en [eiseres] overgelegd, waaruit blijkt dat [E] zich bediende van het e-mailadres [X], en dat de van [E] afkomstige e-mailberichten voorzien waren van het bedrijfslogo van Al Consultancy. De rechtbank merkt op grond van het voorgaande het rapport aan als afkomstig van Al Consultancy zelf. De conclusie die in paragraaf 2 van het rapport wordt getrokken, namelijk kortweg dat er door Al Consultancy juist is gehandeld, voegt derhalve niets toe aan de stelling van Al Consultancy dat sprake is van een gebrekkige boekhouding bij [eiseres]. In het rapport wordt ook gesteld dat (thans) geen sprake (meer) is van ontbrekende stukken in de administratie van [eiseres]. Zowel voor het geval dat die stukken nimmer hebben ontbroken, als voor het geval dat die stukken op het moment van het onderzoek door de Belastingdienst wel ontbraken, geldt dat het op grond van de overeenkomst aan Al Consultancy was om de behandeling van het verzoek afdrachtvermindering door de Belastingdienst deugdelijk te begeleiden. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat dat niet het geval is geweest.
4.10. Het uitblijven van resultaat van het verzoek afdrachtvermindering kan dus niet aan [eiseres] worden geweten. Onder die omstandigheid komt Al Consultancy geen vergoeding voor haar werkzaamheden op grond van de overeenkomst toe. Niet valt in te zien waarom Al Consultancy, terwijl op grond van hetgeen hiervoor is overwogen sprake is van een situatie waarin zij toerekenbaar tekortschiet in nakoming van de op haar rustende verbintenissen uit de overeenkomst en zij geen beroep kan doen op schuldeisersverzuim aan de kant van [eiseres], op grond van het bepaalde in artikel 7:405 BW aanspraak zou kunnen maken op een redelijk loon. Toepassing van dit artikel veronderstelt echter dat [eiseres] loon is verschuldigd, maar dat de hoogte daarvan tussen partijen niet is overeengekomen. Dit laatste doet zich niet voor.
4.11. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat Al Consultancy geen verrekeningsbevoegdheid jegens [eiseres] heeft.
Beperking aansprakelijkheid op grond van algemene voorwaarden
4.12. Al Consultancy beroept zich op het bepaalde in artikel 9 van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, welke van de overeenkomst deel uitmaken. Hierin is - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
“1. Buiten de in dit artikel genoemde gevallen aanvaardt AL Consultancy B.V. geen enkele aansprakelijkheid voor schade, ongeacht de grond waarop de schade wordt gebaseerd.
2. Aansprakelijkheid van AL Consultancy B.V. voor indirecte schade, waaronder begrepen gevolgschade, gederfde winst, gemiste besparing en schade door bedrijfsstagnatie, is te allen tijde uitgesloten.
3. De aansprakelijkheid van AL Consultancy B.V. is beperkt tot de door Opdrachtgever geleden schade die rechtstreeks en uitsluitend het gevolg is van de schuld van AL Consultancy B.V.
(…)
5. Al Consultancy B.V. is niet aansprakelijk voor schade, van welke aard ook, doordat AL Consultancy B.V. is uitgegaan van door de Opdrachtgever verstrekte onjuiste en/of onvolledige gegeven.”
4.13. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg en toepassing van artikel 9 van de algemene voorwaarden met zich dat onder schade zoals daarin bedoeld, niet valt hetgeen een wederpartij te vorderen meent te hebben op grond van onverschuldigde betaling naar aanleiding van toerekenbare niet nakoming van de overeenkomst door Al Consultancy. Al Consultancy heeft zulks ook niet gesteld. Dat het gevorderde bedrag geen schade betreft die voortvloeit uit tekortschieten door [eiseres] zelf, zoals Al Consultancy wel heeft betoogd, blijkt uit hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen
4.14. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de vordering van [eiseres] voor toewijzing in aanmerking.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.15. [eiseres] vordert buitengerechtelijke incassokosten conform het rapport Voorwerk II. Al Consultancy stelt dat [eiseres] daarop geen recht heeft omdat in de eerste plaats het bepaalde in artikel 5, lid 4 van de algemeen voorwaarden daaraan in de weg staat, en in de tweede plaats [eiseres] de gevorderde kosten heeft gespecificeerd noch toegelicht.
4.16. Artikel 5 van de algemene voorwaarden heeft als titel “Betaling”. In het vierde lid daarvan is bepaald: “Kosten voor invordering, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk, zijn voor rekening van de Opdrachtgever en worden gefixeerd op 10% van het in rekening te brengen honorarium, zulks met een minimum van EUR 1500,-.” Uit de tekst van deze bepaling en de plaats daarvan binnen de algemene voorwaarden blijkt onmiskenbaar dat deze betrekking heeft op kosten voor invordering door Al Consultancy van bedragen die haar opdrachtgevers aan haar voor haar werkzaamheden verschuldigd zijn. [eiseres] stelt zich derhalve terecht op het standpunt dat deze bepaling derhalve niet aan toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten in de weg staat.
4.17. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering verwezen naar een aanzienlijke hoeveelheid daadwerkelijk verrichte incasso-inspanningen. Al Consultancy heeft terecht gesteld dat [eiseres] heeft nagelaten deze kosten te specificeren en toe te lichten, zodat deze vordering - nu nadere onderbouwing nog steeds ontbreekt - niet dient te worden toegewezen
Wettelijke rente
4.18. Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente stelt Al Consultancy zich op het standpunt dat zij niet in verzuim is geweest in verband met het schuldeisersverzuim aan de kant van [eiseres], bestaande uit het ontbreken van onderbouwende stukken in haar administratie. Nu de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat dit standpunt geen hout snijdt, en er ook overigens geen grond is om te oordelen dat Al Consultancy niet in verzuim is geweest, zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag waarop [eiseres] Al Consultancy voor de eerste maal in gebreke heeft gesteld, te weten 7 mei 2010
4.19. Al Consultancy zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres], de beslagkosten daaronder begrepen, worden begroot op:
- exploitkosten € 73,89
- vast recht dagvaarding € 1.165,--
- vast recht beslagrekest € 560,--
- verschotten beslag € 289,16
- salaris advocaat € 3.576,-- (4 punten x tarief € 894,--)
€ 5.664,05
in reconventie
4.20. Al Consultancy heeft aan haar onvoorwaardelijke reconventionele vordering dezelfde redenering ten grondslag gelegd die er volgens haar toe moest leiden dat de vordering van [eiseres] in conventie afgewezen diende te worden. Op dezelfde gronden waarop de vordering van [eiseres] in conventie is toegewezen, dient derhalve de onvoorwaardelijke reconventionele vordering van Al Consultancy te worden afgewezen.
4.21. De voorwaardelijke reconventionele vordering is gebaseerd op een uitleg van artikel 7:405, tweede lid, BW waarvan de rechtbank in het kader van de vordering in conventie reeds heeft geoordeeld dat die niet juist is, zodat ook deze vordering van Al Consultancy dient te worden afgewezen.
4.22. Al Consultancy zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.421,-- aan salaris advocaat (2 x 0,5 punt x tarief 1.421,--).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt Al Consultancy om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 62.653,50 (zesenzestig duizendvierhonderdééndrieënvijftig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang 7 mei 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Al Consultancy in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 5.664,05,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt Al Consultancy in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.421,--,
5.7. verklaart dit vonnis voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2012.
[427/1980]