ECLI:NL:RBROT:2012:BY7416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406890 / HA ZA 12-683
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en litispendentie in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2012, staat de internationale bevoegdheid centraal in het kader van een incident. Eiseres, woonachtig in Eindhoven en vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J.M. Onderdonck, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder gedaagde 1, wonende te Rotterdam en gedaagde 2, de besloten vennootschap TA HOLDING B.V., en gedaagde 3, de besloten vennootschap N.A. HOLLAND HOLDING B.V., beiden gevestigd te Rotterdam. Gedaagden hebben in het incident aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat eiseres dezelfde vordering al eerder voor een gerecht in Turkije zou hebben ingesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagden onvoldoende specifiek hebben gesteld en onderbouwd dat er daadwerkelijk sprake is van dezelfde vordering in Turkije. Dit gebrek aan onderbouwing leidt er niet toe dat de vordering in het incident direct wordt afgewezen, omdat dit zou kunnen resulteren in tegenstrijdige uitspraken van de Nederlandse en Turkse rechter over dezelfde vordering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 406890 / HA ZA 12-683
Vonnis in incident van 28 november 2012
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats gekozen hebbende te Eindhoven,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.G.J.M. Onderdonck,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. A. Kara,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TA HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
N.A. HOLLAND HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden c.s.] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Daarna is vonnis bepaald in het incident.
2. De vordering in de hoofdprocedure
2.1. [eiseres] vordert – verkort weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde 2 veroordeelt, hoofdelijk des dat [gedaagden c.s.] betaalt gedaagde 2 zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 160.000,00,
2. gedaagde 3 veroordeelt, hoofdelijk des dat [gedaagden c.s.] betaalt gedaagde 3 zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 1.400,00,
3. [gedaagden c.s.] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 236.194,00,
vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten.
2.2. [gedaagden c.s.] heeft nog geen verweer gevoerd.
3. De vordering en het verweer in het incident
3.1. [gedaagden c.s.] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering kennis te nemen en [eiseres] te veroordelen in de proceskosten. [gedaagden c.s.] stelt daartoe dat [eiseres] dezelfde vordering als in de hoofdzaak reeds eerder tegen hem voor een gerecht in Turkije aanhangig heeft gemaakt en dat daarom de rechtbank rechtsmacht ontbeert.
3.2. [eiseres] betwist dat zij dezelfde vordering voor het gerecht in Turkije aanhangig heeft gemaakt. Voorts merkt zij op dat [gedaagden c.s.] onvoldoende specificeert dat sprake is van dezelfde vordering.
4. De beoordeling in het incident
Met [eiseres] is de rechtbank van mening dat [gedaagden c.s.] onvoldoende specifiek heeft gesteld en onderbouwd dat [eiseres] voor het gerecht in Turkije dezelfde vordering heeft ingesteld. Dit verzuim leidt in dit geval niet reeds tot afwijzing van de vordering in het incident, omdat een zodanige beslissing ertoe zou kunnen leiden dat, terwijl wel degelijk sprake is van dezelfde vordering, de rechter in Turkije en de Nederlandse rechter tegenovergestelde beslissingen zouden kunnen geven over dezelfde vordering tussen partijen. Daarom zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door [gedaagden c.s.] waarin hij nader en onderbouwd specificeert dat en waarom de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak dezelfde is als die van haar voor het gerecht in Turkije. [eiseres] zal daarop kunnen reageren.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 december 2012 voor een akte aan de zijde van [gedaagden c.s.] zoals bedoeld in de rechtsoverweging onder 4., waarna [eiseres] een antwoordakte kan nemen;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.
1346/1928