Parketnummers: 10/600242-09 en 10/960276-11
Datum uitspraak: 20 december 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedum] 1964,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12, 16, 19, 22, 23 en 26 november 2012. Het onderzoek is gesloten op 7 december 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding onder parketnummer 10/600242-09, zoals deze op de terechtzitting van 14 november 2011 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Aan de verdachte is voorts ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding onder parketnummer 10/960276-11, zoals deze op de terechtzitting van 12 november 2012 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage II aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Patist heeft gerekwireerd tot:
- partiële vrijspraak van het onder parketnummer 10/960276-11 onder 6 ten laste gelegde (zaaksdossier Boeng Day);
- bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/960276-11 onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en het overig onder 6 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/600242-09 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren;
- onttrekking aan het verkeer van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 13, 42 en 62 vermelde voorwerpen;
- verbeurdverklaring van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 2 tot en met 12, 17 tot en met 41, 43 tot en met 61 en 63 tot en met 115 vermelde voorwerpen;
- opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak onder parket¬nummer 10/600242-09;
- gevangenneming van de verdachte in de zaak onder parketnummer 10/960276-11.
GELDIGHEID DAGVAARDING FEIT 5 (zaaksdossier Sipa)
De raadsman heeft de partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit voor zover de dagvaarding onder parketnummer 10/960276-11 ziet op zaaksdossier Sipa nu het voor de verdachte onduidelijk is waartegen hij zich moet verweren. De officier van justitie heeft immers in zijn repliek gesteld dat heel veel gesprekken in de zaak Sipa ook te maken hebben met de zaak Golf en dat hij het ook niet precies weet. Als de officier van justitie het niet weet, kan de verdachte het ook niet weten, aldus de raadsman.
Het zaaksdossier Sipa is een van de verschillende zaaksdossiers die ten grondslag ligt aan feit 5 onder parketnummer 10/960276-11. Dit feit houdt kort gezegd in het dealen van verdovende middelen in de periode vanaf 7 juli 2010 tot en met 23 november 2010. De vraag of de tapgesprekken die in het zaaksdossier Sipa zijn opgenomen mogelijk betrekking hebben op een ander feit, raakt niet de begrijpelijkheid van de tenlastelegging, maar het bewijs. Niet gebleken is dat het de verdachte niet duidelijk was waartegen hij zich moest verweren. Het verweer wordt verworpen.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE FEIT 4 (zaaksdossier Emailberichten)
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit wegens dubbele vervolging, voor zover de vervolging ziet op het zaaksdossier Emailberichten, in de tenlastelegging met parketnummer 10/960276-11 als “ZD Email” vermeld onder feit 4.
De officier van justitie heeft betoogd dat van dubbele vervolging geen sprake is, zo lang dubbel opgevoerde bewijsmiddelen maar niet dubbel worden gebruikt door de rechtbank.
De verdachte is kort gezegd en voor zover hier van belang de voorbereiding van cocaïnetransporten in de periode 2 februari 2010 tot en met 23 november 2010 ten laste gelegd. Het verwijt is door de officier van justitie gesplitst in zes delen: vijf dossiers betrekking hebbend op concreet geduide transporten (zaaks¬dossiers Zuid-Amerika 2, 3 en 5 en Monterey), één zaaksdossier dat ziet op mogelijke transporten per vliegtuig (Bergplaatsen) en één dossier waarin e mail¬berichten zijn opgenomen die in de loop van het onderzoek zijn verzameld en betrekking zouden hebben op de voor¬bereiding van niet-gespecificeerde cocaïnetransporten (zaaksdossier Emailberichten).
De recht¬bank stelt voorop dat de vraag of sprake is van dubbele vervolging moet worden beantwoord naar de tekst van de tenlastelegging, gelezen tegen de achtergrond van het dossier. Daarbij doet zich de bijzonderheid voor dat bij voorbereidingshandelingen zoals deze ten laste zijn gelegd, de enkele voorbereidings¬handeling al strafbaar is. Een verzonden e mailbericht is daarmee niet zo zeer het bewijs van een ander feit (zoals bijvoorbeeld per e mail gemaakte afspraken over een door meer daders gezamenlijk te plegen woning¬inbraak), maar van de handeling zelf (het verzenden van het e mailbericht en daarmee het plegen van een voorbereidingshandeling). Indien een e mailbericht als voorbereidings¬handeling in verschillende dossiers is opgenomen en op die manier meermalen op de tenlastelegging is geplaatst, is daarom sprake van dubbele vervolging voor de betreffende voorbereidingshandeling, bestaande uit het verzenden van dat e mailbericht.
Met de verdediging constateert de recht¬bank dat van overlap in dossiers inderdaad sprake is, terwijl uit de tenlastelegging niet kan worden afgeleid dat de verdachte voor wat betreft het zaaksdossier Emailberichten slechts wordt vervolgd voor e mailberichten die niet reeds in andere hem ten laste gelegde dossiers zijn opgenomen. Er is derhalve sprake van dubbele vervolging, zodat partiële niet-ontvankelijkheid moet volgen.
Nu de officier van justitie ter terechtzitting heeft medegedeeld dat het zaaksdossier Email¬berichten in feite een herschikking is van reeds aanwezig onderzoeksmateriaal dat deels ook in andere zaaksdossiers is opgenomen, zal de recht¬bank de niet ontvankelijkheid uitspreken voor zover de vervolging betrekking heeft op het dossier Emailberichten en de officier van justitie voor het overige ontvankelijk verklaren.
MOTIVERING (PARTIËLE) VRIJSPRAKEN
Parketnummer 10/600242-09 onder 2
Anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, moet de verdachte worden vrij¬gesproken van hetgeen onder parketnummer 10/600242-09 onder 2 ten laste is gelegd, kort gezegd het (schuld)witwassen van de bedragen van in totaal ongeveer € 1.400.000 die zijn ontleend aan het zaaksdossier Lambertus.
Op 23 november 2010 zijn bij een doorzoeking in de woning van de verdachte aan de [straatnaam] te [plaats] geldbedragen aangetroffen als volgt:
- € 1.275.850 ouderslaapkamer kledingkast in AH tas;
- € 6.300 ouderslaapkamer kledingkast;
- € 24.650 ouderslaapkamer kledingkast;
- € 2.500 ouderslaapkamer kledingkast;
- € 69.000 ouderslaapkamer kledingkast;
- € 400 ouderslaapkamer hoofdeinde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en dat hij zich aldus heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De tenlastelegging is toegesneden op het bepaalde in artikel 420bis/quater, lid 1, aanhef en sub b. van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijs is voor andere handelingen met een of meer van die bedragen dan ‘voorhanden hebben’, die kunnen kwalificeren als enige vorm van witwassen.
Alhoewel het een opmerkelijk groot geldbedrag betreft en er aanwijzingen zijn dat de verdachte zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen geldt op basis van de wet en de rechtspraak het volgende.
Het dossier bevat geen rechtstreekse aanwijzingen dat deze concrete geldbedragen een criminele herkomst hebben, en het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat deze bedragen afkomstig zijn van een misdrijf of misdrijven van een of meer anderen dan de verdachte.
Mochten deze gelden geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn van enig misdrijf witwas¬typologieën wettigen dat vermoeden - en bewezen kan worden dat de verdachte wist dat het geld geheel of gedeeltelijk een criminele herkomst heeft, dan nog is in dit geval het enkele voorhanden hebben van die gelden niet voldoende om dat handelen te kunnen kwalificeren als witwassen. Daartoe is in een geval als dit immers ook vereist dat kan worden vastgesteld dat het voorhanden hebben van die geldbedragen heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen. Nu het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte die geldbedragen voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht en moet de verdachte van het onder parketnummer 10/600242-09 onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Parketnummer 10/960276-11 onder 2
Vaststaat dat op 12 september 2010 [medeverdachte 1] in opdracht van de verdachte een geldbedrag heeft overhandigd aan [medeverdachte 2]. Niet kan echter worden vastgesteld dat deze handeling ertoe strekt een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen. De verdachte wordt om die reden dan ook in zoverre van het onder feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 10/960276-11 ten laste gelegde vrijgesproken.
Parketnummer 10/960276-11 onder 4
Onder feit 4 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 23 november 2010 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om cocaïne in te voeren in Nederland en België. Aan dit feit liggen verschillende zaaksdossiers ten grondslag. Ten aanzien van de zaaksdossiers Zuid-Amerika 2 en Zuid-Amerika 5 is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een rol had bij deze voorbereidingshandelingen. Daarvan wordt hij dan ook vrijgesproken.
Parketnummer 10/960276-11 onder 5
Onder parketnummer 10/960276-11 onder 5 is ten laste gelegd dat de verdachte in de periode vanaf 7 juli 2010 tot en met 23 november 2010 meerdere keren cocaïne heeft verhandeld, dan wel voorhanden heeft gehad. Aan dit feit liggen verschillende zaaksdossiers (Gel, Poster, Slinge, Crooswijk, Kleren, Voetbal, Sipa en Krijt) ten grondslag waarin vermoedelijke leveringen van verdovende middelen worden beschreven. De verschillende dossiers bevatten hoofdzakelijk tapgesprekken.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevraagd van feit 5 nu de tapgesprekken ontegenzeggelijk over de handel en verkoop in cocaïne gaan.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu niet is komen vast te staan dat de telefoon¬gesprekken over verdovende middelen gaan dan wel dat er geen bewijs is voor het medeplegen.
In de zaken Gel, Poster, Slinge, Crooswijk, Voetbal, Kleren en Krijt overweegt de rechtbank het volgende.
Vastgesteld kan worden dat de verdachte en zijn medeverdachten deelnemen aan verschillende gesprekken waarin versluierd lijkt te worden gesproken. Er is niet expliciet over cocaïne gesproken en ook is in geen van die aan de verdachte ten laste zaaksdossiers cocaïne aangetroffen. Er is dan slechts een bewezenverklaring mogelijk indien op grond van het samenstel van feiten en omstandigheden geen andere conclusie mogelijk is dan dat er sprake is geweest van handelingen met betrekking tot cocaïne. In de hier genoemde zaaksdossiers komen dergelijke feiten en omstandigheden niet naar voren.
Op 23 november 2010 is weliswaar in het door de verdachte gehuurde appartement aan de [wooncomplex] een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen, maar dit kan niet tot het bewijs dienen dat de verdachte vanaf 7 juli 2010 betrokken was bij de ten laste gelegde handel in cocaïne.
Een van de medeverdachten heeft verklaard dat de gesprekken gingen over andere zaken dan cocaïne, zoals procaïne, meisjes en scheenbeschermers. Gelet op het voorgaande geldt dat niet kan worden aangenomen, mede gelet op de inhoud van de telefoongesprekken, dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat er sprake is geweest van gesprekken over handel in cocaïne.
In het zaaksdossier Sipa geldt dat de rol van de verdachte zich beperkt tot het voeren van twee telefoongesprekken waaruit niet kan blijken dat hij medepleger is van de in de zaak Sipa gerelateerde leveringen van verdovende middelen.
De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder parketnummer 10/960276-11 onder 5 ten laste gelegde.
Parketnummer 10/960276-11 onder 6
Hetgeen onder parketnummer 10/960276-11 onder 6 ten laste is gelegd voor zover dat ziet op een bedrag van € 200.000,-- dat voortkomt uit zaaksdossier Boeng Day is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte in zoverre van dat feit moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft op dit punt tot vrijspraak gerekwireerd. Dit oordeel behoeft daarom geen nadere motivering.
Anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd, moet de verdachte ook worden vrijgesproken van hetgeen onder parketnummer 10/960276-11 onder 6 ten laste is gelegd voor zover de verdachte daarbij het (schuld)witwassen ten laste gelegd wordt van de bedragen van in totaal € 81.430,-- die zijn ontleend aan het zaaksdossier Bulger, om dezelfde redenen als hierboven weergegeven bij de vrijspraakmotivering in de zaak Lambertus.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/600242-09 onder 1 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/960276-11 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/600242-09
1.
hij op 23 november 2010 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt ongeveer 82 kilogram van een materiaa1 bevattende cocaïne;
3.
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 22 november 2010 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt grote hoeveelheden, van een materiaa1 bevattende cocaïne;
Parketnummer 10/960276-11
1 primair
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 6 april 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht op een schip via de Westerschelde naar Antwerpen en/of vervolgens via de weg vanuit Antwerpen naar Nederland) een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij in de periode van 9 september 2010 tot en met 12 september 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een anderen om een feit, bedoeld vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid cocaïne, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden,
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, hebbende, verdachte, en zijn mededaders, tezamen en in vereniging met elkaar toen en daar opzettelijk
telefoongesprekken (al dan niet in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 5 november 2010 in Nederland en Ecuador, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid voor te bereiden,
zich en/of een ander of anderen middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft trachten te verschaffen, en
- gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk
- geld overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of vervoerd ten behoeve van de aankoop en/of het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- ontmoetingen gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- telefoongesprekken (al dan niet in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
4.
hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 28 oktober 2010, te weten in of omstreeks de perioden;
- 2 februari 2010 tot en met 14 september 2010 (ZD Bergplaatsen) en
- 14 juli 2010 tot en met 8 augustus 2010 (ZD Zuid Amerika 3) en
- 24 oktober 2010 tot en met 28 oktober 2010 (ZD Monterey),
in Nederland en/of België, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van grote hoeveelhden, cocaïne, voor te bereiden,
- zich en/of een ander of anderen inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk
- ontmoetingen gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen
het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van cocaïne en/of
- telefoongesprekken (al dan niet in versluierd taalgebruik)
gevoerd en/of e-mailberichten verstuurd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van cocaïne en/of
- codewoorden en/of codeletters gebruikt voor de communicatie met medeverdachten met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van cocaïne;
6.
hij op 2 september 2010 te [plaats] ,tezamen en in vereniging met anderen, geld (te weten 131.250,- ), afkomstig uit enig misdrijf, heeft overgedragen terwijl hij wist, dat bovengenoemd geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte de onder parketnummer 10/600242-09 onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten en de onder parketnummer 10/960276-11 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 bewezen verklaarde feiten heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld op de aangehechte bijlage III, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
Parketnummer 10/960276, feit 1 primair
Vaststaat dat het zeeschip Chiquita Italia op 6 april 2010, rond 23.00u aanmeerde in de Antwerpse haven. De Antwerpse haven kan door zeeschepen niet anders worden bereikt dan via Nederlands grondgebied, te weten de Westerschelde. Bonevacia heeft bij de politie verklaard dat van begin af aan duidelijk was dat de partij cocaïne aan boord van het schip bestemd was voor de verdachte. Deze verklaring wordt ondersteund door de strekking van het telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 3] op 6 april 2010 om 13.02u. Hieruit leidt de recht¬bank af dat de verdachte de partij cocaïne voorhanden had nog voordat de Chiquita Italia de Nederlandse wateren binnenvoer, zodat de invoer van de partij cocaïne werd voltooid zodra de Westerschelde werd bereikt.
Vervolgens is de verdachte de cocaïne gaan ophalen in Antwerpen. Zijn verklaring dat hij alleen de cocaïne heeft bekeken omdat hij geen verstand van kwaliteit zou hebben wordt weerlegd door de andersluidende verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. Zo heeft [medeverdachte 4] verklaard dat de verdachte de man is die de 15kg cocaïne heeft gekregen en zegt de verdachte zelf, later op de dag, dat de prijs goed is voor die kwaliteit. Door de cocaïne op te halen en terug te gaan naar Nederland heeft de verdachte opnieuw cocaïne ingevoerd in Nederland. De recht¬bank gaat echter uit van één wilsbesluit waaruit het traject Westerschelde-Antwerpen-Nederland is voortgekomen en past artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht toe.
Parketnummer 10/960276-11, feiten 2 en 4
De verdediging heeft betoogd dat met betrekking tot het zaaksdossier Golf en hoofdstuk 3 van het zaaksdossier Bergplaatsen de verdachte moet worden vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van een absoluut ondeugdelijke voorbereiding. Immers, uit niets blijkt dat de verdachte, al dan niet in samenwerking met anderen, een reële mogelijkheid had cocaïne die elders ter wereld in vliegtuigen zou zijn of worden verstopt in Nederland daaruit te halen.
De recht¬bank oordeelt als volgt. Artikel 10a van de Opiumwet kent een zelfstandige strafbaarstelling voor bepaalde handelingen ter voorbereiding van overtreding van daarin genoemde andere bepalingen uit de Opiumwet, zoals het verbod tot het vervoeren, het afleveren of zoals in deze zaak het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Het artikel stelt niet de eis dat de verrichte handelingen het daadwerkelijk mogelijk maakten dat cocaïne binnen het grondgebied van Nederland zou worden gebracht. De vraag of door de handelingen die de verdachte samen met zijn mededaders verrichtte de invoer van cocaïne daadwerkelijk mogelijk was geworden, hoeft dan ook niet te worden beantwoord. Het is voldoende dat kan worden vastgesteld dat de verdachte de strafbaar gestelde handelingen verrichte met het doel die invoer voor te bereiden. Zulks blijkt uit de bewijsmiddelen. Het verweer wordt verworpen.
Parketnummer 10/960276-11, feit 6
Het dossier bevat aanwijzingen dat het op 12 september 2010 overgedragen geld een criminele herkomst heeft. Immers, bewezen wordt verklaard dat de verdachte op grote schaal cocaïne heeft geïmporteerd en verhandeld en in dergelijke handel worden forse bedragen omgezet. Daarnaast is het geld overgedragen onder omstandig¬heden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën:
- het gaat om een aanzienlijk bedrag in contanten;
- het geld wordt vervoerd per auto en via geopende ramen van auto naar auto doorgegeven zonder dat de bestuurders uitstappen;
- de brenger van het geld en de ontvanger kennen elkaar niet;
- het geld werd niet vervoerd van of naar een bancaire instelling, waardoor deze transactie aan ieder mogelijk toezicht wordt onttrokken en de werkelijke aard en herkomst van het geld kunnen worden vervuld;
- ondanks het forse bedrag is er geen onderliggend stuk waaruit de betalingsplicht kan worden afgeleid, noch enig stuk waaruit blijkt dat is betaald.
Een verklaring over de herkomst van het geld heeft de verdachte niet gegeven. Bij gebreke van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring omtrent de herkomst van het geld kan het niet anders zijn, dan dat het geld dat werd overgedragen op de hiervoor omschreven wijze, van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist. Daarmee heeft de verdachte zich ten aanzien van dat geldbedrag schuldig gemaakt aan witwassen.
Parketnummer 10/960276-11, feiten 2 en 4
Het betoog dat de verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging met betrekking tot het zaaksdossier Golf en hoofdstuk 3 van het zaaksdossier Bergplaatsen wordt verworpen. De recht¬bank verwijst naar hetgeen hierboven bij de bespreking van de bewijsverweren reeds is overwogen met betrekking tot artikel 10a van de Opiumwet.
De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/600242-09
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Parketnummer 10/960276-11
1 primair.
de voortgezette handeling van meermalen medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van het, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
3.
medeplegen van het, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich of een ander middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
4.
medeplegen van het, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
6.
medeplegen van witwassen.
De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is strafbaar.
De hoofdstraf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen op grote schaal en veelvuldig schuldig gemaakt aan (het plegen van voorbereidingshandelingen voor) de invoer van cocaïne in Nederland. Het betrof cocaïne die vanuit Zuid-Amerika werd verscheept naar de haven van Antwerpen, om van daaruit vervolgens verder verspreid te worden. De verdachte had hierin een belangrijke rol. Hij was degene die werd benaderd wanneer de cocaïne uit de schepen moest worden gehaald en was de man met de contacten daartoe. Hij versneed ook partijen cocaïne voordat zij verder werden verhandeld.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich actief bezig gehouden met de (internationale) handel in verdovende middelen. Verdovende middelen vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en de handel in die middelen bevordert de met de verdere verspreiding van die verdovende middelen gepaard gaande criminaliteit.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan witwassen, door geld over te dragen terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
¬Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij zoals blijkt uit het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 oktober 2012 reeds eerder tot langdurige gevangenisstraf is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte wordt, anders dan de officier van justitie had geëist, vrijgesproken van een aantal hem ten laste gelegde feiten, hetgeen resulteert in een lagere straf dan is geëist.
Gelet op zowel de aard en ernst van de thans bewezen verklaarde feiten als op de op te leggen gevangenisstraf, zoals hiervoor overwogen, zal de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 10/600242-09 worden opgeheven en zal in de zaak onder parketnummer 10/960276-11, voor wat betreft de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 6 de gevangenneming van de verdachte worden bevolen. Het bevel hiertoe is afzonderlijk geminuteerd.
Alles afwegend worden na te noemen straf, bijkomende straf en maatregel passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder parketnummer 10/600242-09, onder 17 tot en met 41, 43 tot en met 61 en 63 tot en met 115 vermelde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voor¬werpen begaan dan wel voorbereid.
De op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder parketnummer 10/600242-09, onder 42 en 62 vermelde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang. De voorwerpen zijn tot het begaan van de bewezen misdrijven bestemd.
Ten aanzien van het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder parketnummer 10/600242-09, onder 2 tot en met 12 vermelde geld zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet vast is komen te staan dat dit geld door middel van de strafbare feiten is verkregen, de bewezen feiten met behulp van dit geld zijn begaan dan wel zijn voorbereid.
Ook ten aanzien van het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder parketnummer 10/600242-09, onder 13 vermelde voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Weliswaar is de recht¬bank van oordeel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, maar het voorwerp valt niet binnen de in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht opgesomde categorieën. De feiten waarvoor de verdachte wordt vervolgd, zijn niet aan te merken als soortgelijke feiten, bedoeld in het slot van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. Er is derhalve geen grondslag voor onttrekking aan het verkeer; de recht¬bank verwijst in dit verband naar het arrest de Hoge Raad van 30 november 2006 (LJN AR1830). Nu voorts artikel 33a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht geen grondslag biedt voor verbeurdverklaring, kan de recht¬bank niet anders dan de teruggave gelasten.
De hierboven bedoelde lijst van in beslag genomen voorwerpen is als bijlage IV aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.
verklaart beide dagvaardingen geldig;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder parketnummer 10/960276-11 onder 4 ten laste gelegde, voor zover dit betreft het zaaksdossier Emailberichten;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/600242-09 onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/960276-11 onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/600242-09 onder 1, 2 en 3 en de onder parketnummer 10/960276-11 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst, onder parketnummer 10/600242-09, van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de hiervoor vermelde strafbare feiten de onder 17 tot en met 41, 43 tot en met 61 en 63 tot en met 115 vermelde voorwerpen;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de onder 42 en 62 vermelde voorwerpen;
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder 2 tot en met 13 vermelde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van Essen, voorzitter,
en mrs. Boer en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van Meulendijk en mr. Welten, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2012.
Bijlage I bij vonnis van 20 december 2012.
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/600242-09 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 november 2010 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 82 kilogram, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)1(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Art. 2B/C OW jo 47 WvSr
ZD Bulger
2.
hij op of omstreeks 23 november 2010 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 1.400.000,- euro, althans enig(e) geldbedrag(en), afkomstig uit enig misdrijf, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovengenoemde geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Art 420bis jo 47 WvSr
ZD Lambertus
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 22 november 2010 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (meermalen) (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans (meermalen) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)1(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Art 2B/C OW jo 47 WvSr
ZD Bulger
Bijlage II bij vonnis van 20 december 2012.
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/960276-11 ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 6 april 2010 op de Westerschelde, althans binnen de territoriale wateren van Nederland (op weg naar de haven van Antwerpen), in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (op een schip via de Westerschelde naar Antwerpen en/of vervolgens via de weg vanuit Antwerpen naar Nederland) een grote hoeveelheid, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Art. 2A OW jo 47 WvSr
ZD Italia
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 23 april 2010 te Rotterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote hoeveelheid,
althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- één of meer geldbedrag(en) overgemaakt en/of geleend en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of vervoerd ten behoeve van de aankoop en/of het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
Art. 10a OW jo 47 WvSr
ZD Italia
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 12 september 2010 te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- één of meer geldbedrag(en) overgemaakt en/of geleend en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen ten behoeve van de aankoop en/of het transport van een hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne;
Art. 10a OW jo 47 WvSr
ZD Golf
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 5 november 2010 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Ecuador, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote hoeveelhe(i)d(en), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een (grote) hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- één of meer geldbedrag(en) overgemaakt en/of geleend en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of vervoerd ten behoeve van de aankoop en/of het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik) gevoerd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
Art. 10a OW jo 47 WvSr
ZD Zuid-Amerika Hfstk 1 Ecuador
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2010 tot en met 23 november 2010, te weten in of omstreeks de periode(n);
- 2 februari 2010 tot en met 14 september 2010 (ZD Bergplaatsen) en/of
- 19 april 2010 tot en met 23 november 2010 (ZD Email) en/of
- 11 mei 2010 tot en met 16 juni 2010 (ZD Zuid Amerika 5) en/of
- 14 juli 2010 tot en met 8 augustus 2010 (ZD Zuid Amerika 3) en/of
- 30 juli 2010 tot en met 13 oktober 2010 (ZD Zuid Amerika 2) en/of
- 18 september 2010 tot en met 3 november 2010 (ZD Monterey),
te Rotterdam en/of [plaats] en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote hoeveelhe(i)d(en), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een (grote) hoeveelheid cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk
- (meermalen) één of meer geldbedrag(en) overgemaakt en/of geleend en/of overhandigd en/of in ontvangst genomen en/of vervoerd ten behoeve van de aankoop en/of het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- (meermalen) één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen
het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- (meermalen) één of meer telefoongesprek(ken) (al dan niet in versluierd taalgebruik)
gevoerd en/of e-mailberichten verstuurd met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- (meemalen) één of meer codewoorden en/of codeletters bedacht en/of gebruikt voor de communicatie met medeverdachten met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne;
Art. 10a OW jo 47 WvSr
ZD Emailberichten
ZD Bergplaatsen
ZD Monterey
ZD Zuid Amerika Hoofdstuk 2, 3 en 5
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2010 tot en met 23 november 2010 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (meerdere keren) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans (meerdere keren) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en),
althans (een) hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Art. 2B/C OW jo 47 WvSr
ZD Gel
ZD Poster
ZD Slinge
ZD Crooswijk
ZD Kleren
ZD Voetbal
ZD SIPA
ZD Krijt
hij in of omstreeks de periode van 19 juni 2008 tot en met 23 november 2010 te [plaats] en/of Rotterdam en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 612.680,- euro (te weten 131.250,- euro en/of 81.430,- euro en/of 200.000,-), althans enig(e) geldbedrag(en), afkomstig uit enig misdrijf, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovengenoemde geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Art. 420bis WvSr
ZD Golf
ZD Boeng Day
ZD Bulger