ECLI:NL:RBROT:2012:BY6097

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/992009-11
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Trotman
  • mrs. Jordaan
  • mrs. Brugman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van Belgische confiscatiesanctie in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2012 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlof voor de tenuitvoerlegging van een Belgische confiscatiesanctie. De veroordeelde, die voortvluchtig is en niet ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie, was eerder veroordeeld door het Hof van Beroep te Antwerpen op 7 oktober 2010 tot een gevangenisstraf en een verbeurdverklaring van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 384.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten die aan deze verbeurdverklaring ten grondslag liggen, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering tijdig is ingediend.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een gewaarmerkt afschrift van de Belgische rechterlijke beslissingen en een verklaring van de Belgische autoriteit dat de beslissing tot verbeurdverklaring vatbaar is voor tenuitvoerlegging. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging in Nederland is voldaan. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de Belgische confiscatiesanctie beperkt tot de waarde van de in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen, waarop conservatoir beslag ligt, te weten een geldbedrag van € 11.287,34 en de opbrengst van een beslagen pand.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de Belgische beslissing, met de beperking dat de tenuitvoerlegging niet meer kan bedragen dan het bedrag dat in Nederland kan worden verhaald op de aanwezige vermogensbestanddelen. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.287,34, vermeerderd met de opbrengst van het beslagen pand, met inachtneming van de totale limiet van € 384.000,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10.992009-11
Lurisnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 20 november 2012
Uitspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken,
op de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement ertoe strekkende dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van na te noemen in België gewezen rechterlijke beslissing tegen:
{aan veroordeelde},
geboren op {geboortedatum en geboorteplaats},
niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans voortvluchtig en laatstelijk gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
verder te noemen: de veroordeelde.
Procedure
De veroordeelde is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het Hof van Beroep te Antwerpen (België) d.d. 7 oktober 2010, waarbij het vonnis van 30 juni 2010 van de Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen is bekrachtigd, voor zover hier van belang veroordeeld tot een gevangenisstraf en tevens is daarbij ten laste van hem de ‘verbeurdverklaring wederrechtelijk vermogensvoordeel’ uitgesproken voor een bedrag van: € 384.000,- .
Bij onherroepelijke beslissing van deze rechtbank d.d. 27 april 2011 is reeds de tenuitvoerlegging toelaatbaar geacht in Nederland van de bij voornoemd arrest van 7 oktober 2010 opgelegde gevangenisstraf van 8 jaar en is deze omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
De feiten, die mede aan de beslissing tot de ‘verbeurdverklaring wederrechtelijk vermogensvoordeel’ ten grondslag liggen, zijn naar Nederlands recht toen gekwalificeerd als:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Poging tot medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en,
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De Belgische autoriteiten hebben bij brief d.d. 20 september 2011 gevraagd om tevens de bij onherroepelijk arrest van 7 oktober 2010 opgelegde verbeurdverklaring in Nederland ten uitvoer te leggen.
In laatstgenoemde brief wordt melding gemaakt van het feit dat het verzoek tot tenuitvoerlegging van de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op het Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme, gesloten te Warschau op 16 mei 2005.
Dit verzoek is met de daarbij overgelegde stukken op 18 januari 2012 door het Ministerie van Veiligheid en Justitie doorgestuurd aan de officier van justitie in dit arrondissement, waarbij is verzocht dit Belgische verzoek in behandeling te nemen.
Naar aanleiding van dat verzoek is op 10 februari 2012 door de rechter-commissaris een machtiging tot conservatoir beslag verleend ten aanzien van de op naam van de veroordeelde staande woning aan de {adres en plaats woning 1}.
In het kader van eerder door Nederland aan België verrichte rechtshulp waren op 28 oktober 2009 tijdens een doorzoeking van een woning van de veroordeelde aan de {adres en plaats woning 2} geldbedragen in beslag genomen van € 10.780 en $ 663 (waarvan de tegenwaarde door het Openbaar Ministerie is bepaald op € 507,34), totaal derhalve een bedrag van
€ 11.287,34. Na een daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris d.d. 5 november 2012 ligt op deze geldbedragen tevens conservatoir beslag ex artikel 94a Sv.
Bij brief van 18 juni 2012 heeft de Belgische bevoegde autoriteit aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie het volgende laten weten:
‘Voor zover de verbeurdverklaring niet voor het geheel van het verbeurdverklaarde bedrag kan gebeuren en deze niet kan bereikt worden door een verbeurdverklaring bij equivalent - bv. door het beslag, de verbeurdverklaring en de gedwongen verkoop van een woning die eigendom is van de veroordeelde persoon - kan deze slechts ten dele uitgevoerd worden. Indien in Nederland slechts ten belope van ongeveer 10.000 Euro uitgevoerd kan worden stemmen wij in met deze gedeeltelijke tenuitvoerlegging.’
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d.19 juni 2012 gevorderd dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van genoemde Belgische rechterlijke beslissing.
Deze zaak heeft eerder op de rol gestaan en wel op 18 juli 2012 en 19 september 2012.
Op 6 november 2012 is het onderzoek opnieuw aangevangen en heeft de rechtbank ter openbare zitting gehoord:
- de officier van justitie, mr. A. Paulus.
De veroordeelde is niet verschenen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging van de voornoemde rechterlijke beslissing van 7 oktober 2010 van het Hof van Beroep te Antwerpen voor zover dit betreft de verbeurdverklaring wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de veroordeelde, voor een bedrag van: € 384.000,-, waarbij de tenuitvoerlegging zal worden beperkt in omvang tot dat bedrag dat het in Nederland op de woning gelegde beslag bij executie zal opleveren, vermeerderd met de in beslag genomen geldbedragen van € 10.780,- en $ 663,- (tegenwaarde:
€ 507,34), totaal derhalve een bedrag van € 11.287,34. Dit alles voor zover het totaal het bedrag van € 384.000,- niet te boven gaat.
Toepasselijk verdrag
De vordering tot tenuitvoerlegging is gegrond op het Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme, gesloten te Warschau op 16 mei 2005 (Trb. 2006, 104), verder te noemen het Verdrag.
Zowel Nederland als België zijn partij bij het Verdrag en voor beide staten is het Verdrag in werking getreden.
Identiteit van de veroordeelde
Uit de akte van betekening van de oproeping kan worden opgemaakt dat deze op 17 oktober 2012 aan de veroordeelde in persoon is betekend, waarbij hij zich ten overstaan van een beambte heeft gelegitimeerd.
De veroordeelde was derhalve op de hoogte van de behandeling van zijn zaak.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering nu deze is ingediend bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied de veroordeelde zich laatstelijk bevond.
Genoegzaamheid van de stukken
De rechtbank heeft kennis genomen van de overgelegde stukken, te weten:
- een gewaarmerkt afschrift van eerdergenoemde rechterlijke beslissingen en de wettelijke bepalingen die daaraan ten grondslag liggen;
- een verklaring van de bevoegde Belgische autoriteit dat de beslissing tot ‘verbeurdverklaring wederrechtelijk vermogensvoordeel’ voor ten uitvoerlegging vatbaar is en dat daartegen geen gewone rechtsmiddelen meer openstaan;
- informatie met betrekking tot de mate waarin de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd;
- informatie met betrekking tot het (conservatoire) beslag dat in Nederland is gelegd op verzoek van de Belgische autoriteiten.
De stukken voldoen aan de eisen van artikel 37 van het Verdrag.
Beoordeling van de toelaatbaarheid
Aan de voorwaarden voor de overname van de tenuitvoerlegging in Nederland van voormelde buitenlandse beslissing wordt voldaan nu op grond van de overgelegde stukken het volgende is komen vast te staan:
- de rechterlijke beslissing van Hof van Beroep te Antwerpen (België) d.d. 7 oktober 2010, waarbij het vonnis van 30 juni 2010 van de Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen is bekrachtigd, is in kracht van gewijsde gegaan en is voor tenuitvoerlegging vatbaar;
- de rechterlijke beslissing tot ‘verbeurdverklaring van wederrechtelijk vermogensvoordeel’, waarvan thans de tenuitvoerlegging wordt verzocht, is gewezen ter zake van feiten die naar Belgisch recht strafbaar zijn. Ook naar Nederlands recht zijn deze feiten strafbaar;
- bovendien doen zich geen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 28 van het Verdrag voor, zodat op grond van het vorenstaande de rechtbank van oordeel is dat de vordering tot verlof tenuitvoerlegging kan worden toegewezen.
De in Nederland op te leggen straf
De veroordeelde heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de import in België van grote partijen cocaïne en een poging daartoe telkens vanuit de Dominicaanse Republiek. Samen met een ander (medeveroordeelde {naam}) is hij de leider geweest van een criminele organisatie.
In het door het Antwerpse Hof bekrachtigde vonnis van de rechtbank Antwerpen is het bedrag aan verbeurdverklaring van wederrechtelijk vermogensvoordeel op de voet van artikel 43 bis Sw (hierna ook: Belgische confiscatiesanctie) ter hoogte van € 384.000,- als volgt gemotiveerd (p. 25):
‘Uit de gegevens van het dossier blijkt dat minstens 4 gelukte transporten van ladingen van cocaïne hebben plaatsgevonden van telkens minstens 6 kg, wat een verkoopwaarde betreft van 6 x € 32.000 = 768.000 euro.
Uit de verklaringen van meerdere koeriers blijkt dat de verdovende middelen telkens aan {naam veroordeelde en naam medeveroordeelde} moesten worden afgeleverd, zodat de rechtbank van oordeel is dat de helft van de totale verkoopwaarde ervan moet worden aangerekend op eerste en op tweede beklaagde.’
Deze Belgische confiscatiesanctie betreft een waardeconfiscatie en strekt derhalve tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 31a van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (hierna:WOTS).
Op grond van het eerste lid van artikel 31a van de WOTS en de bijbehorende relevante passage in de Memorie van Toelichting (TK 1990/91, 22 083, nr. 3, p. 22) kan de Nederlandse rechter de tenuitvoerlegging van de buitenlandse confiscatiesanctie beperken tot het bedrag dat in Nederland kan worden verhaald op de hier aanwezige vermogensbestanddelen.
Uit de stukken blijkt dat er conservatoir beslag ligt op een geldbedrag (met een omgerekende waarde) van € 11.287,34. Daarnaast is conservatoir beslag gelegd op de verhypothekeerde erfpacht van een perceel grond met daarop het pand aan de {adres en plaats woning 1} met een huidige WOZ-waarde van € 162.000,-.
Naar het zich laat aanzien kan de Belgische confiscatiesanctie daarom niet voor het volle bedrag in Nederland worden tenuitvoergelegd wegens gebrek aan hier te lande aanwezige voorwerpen waarop dat bedrag kan worden verhaald.
De rechtbank zal derhalve toepassing geven aan het bepaalde in artikel 31a lid 1 van de WOTS en de tenuitvoerlegging van de Belgische confiscatiesanctie te beperken tot de waarde van de hier aanwezige vermogensbestanddelen waarop thans conservatoir beslag ligt.
Toepasselijke artikelen
Na te melden beslissing is gegrond op:
de artikelen 23, 24, 26 en 37 van het Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme, gesloten te Warschau op 16 mei 2005;
de artikelen 2, 3, 30, 31 en 31a van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen;
artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de gevorderde tenuitvoerlegging toelaatbaar;
verleent verlof tot tenuitvoerlegging van het Belgische arrest van 7 oktober 2010 van het Hof van Beroep te Antwerpen voor zover dit betreft de verbeurdverklaring van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de veroordeelde,
voor een bedrag van: € 384.000,-;
met dien verstande dat wordt bevolen dat het verlof tot tenuitvoerlegging van de in België opgelegde sanctie strekkende tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in omvang wordt beperkt tot de tenuitvoerlegging van dat gedeelte dat de waarde van het in Nederland gelegde beslag vertegenwoordigt, te weten de in beslag genomen geldbedragen van € 10.780 en $ 663 (tegenwaarde: € 507,34), totaal derhalve een bedrag van € 11.287,34 en vermeerderd met de opbrengst van het beslagen pand aan de {adres en plaats woning 1} bij executie uiteraard voor zover het totaal het bedrag van
€ 384.000,= niet te boven gaat.
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 11.287,34 vermeerderd met de opbrengst van het beslagen pand aan de {adres en plaats woning 1} bij executie, uiteraard voor zover het totaal het bedrag van € 384.000,- niet te boven gaat.
Deze beslissing is genomen door:
mr. Trotman, voorzitter,
mrs. Jordaan en Brugman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Wilsing, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2012.