vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 410062 / KG ZA 12-800
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2012
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. G.A.S. Maduro,
de stichting
STICHTING WOONSTAD ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. van Heest.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als [eiser] en [eiseres] en gedaagde als Woonstad.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 3 oktober 2012, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 5 oktober 2012
- de pleitnotities van mr. Maduro
- de producties en pleitnotities van mr. Van Heemst.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiser] en [eiseres] huren van Woonstad de woning aan de [adres]
2.2. Bij vonnis d.d. 13 augustus 2010 heeft de kantonrechter [eiser] en [eiseres] veroordeeld om aan Woonstad te betalen (onder meer) een bedrag van € 6.854,10 aan achterstallige huur, berekend tot en met maart 2010, en rente. Daarnaast heeft de kantonrechter de onder 2.1 genoemde huurovereenkomst ontbonden en heeft zij [eiser] en [eiseres] veroordeeld de woning te ontruimen. Dit vonnis (gewezen onder zaaknummer 1100993 CV EXPL 10-18352) luidt voor zover hier van belang:
“(…)
2. De verdere beoordeling
(…)
2.4 Nu eiseres (Woonstad; opm vzr) kenbaar heeft gemaakt dat zij bereid is om de executie van de ontruiming op te schorten, mits de lopende huurpenningen tijdig en geheel worden voldaan en er op korte termijn een voorstel wordt gedaan door de schuldhulpverlening, waarbij gedaagden zich aan de afspraken met de Kredietbank zullen houden, ligt het op de weg van gedaagden om aan deze voorwaarden te voldoen, zodat de executie van de ontruiming daadwerkelijk zal worden opgeschort door eiseres. De kantonrechter handhaaft dan ook haar eerdere beoordeling, zoals vermeld in genoemd tussenvonnis (d.d. 21 mei 2010; opm vzr), dat de hoogte van de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt en dat gedaagden worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde (…)”
2.3. Een brief namens Woonstad aan [eiser] en [eiseres] d.d. 30 september 2010 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
In bovengenoemd dossier hebben wij uw voorstel van EUR 25.00 per maand m.i.v. 1 oktober 2010 in goede orde ontvangen en besproken met cliënte.
Cliënte gaat akkoord met uw voorstel. Wel is de voorwaarde dat per oktober 2010 de correcte huurprijs wordt voldaan. Te weten EUR 489.75 (…)”.
2.4. [eiser] en [eiseres] hebben hoger beroep ingesteld tegen het onder 2.2 genoemde vonnis van 13 augustus 2010. Bij arrest d.d. 3 mei 2011 heeft het gerechtshof ’s-Gravenhage dit vonnis bekrachtigd.
2.5. Bij exploot van 19 april 2012 heeft Woonstad aan [eiser] en [eiseres] onder meer bevel gedaan de onder 2.1 genoemde woning (op grond van het vonnis van 13 augustus 2010) te ontruimen.
2.6. Een brief van Woonstad aan [eiser] d.d. 18 juli 2012 luidt voor zover thans van belang:
“(…)
Op 4 juli 2012 is met u gesproken over uw huurachterstand en uw betalingsbedrag (…). Hierbij is het voorstel aan u gedaan om vrijwillige bewindvoering aan te vragen.
Dit voorstel is als eis van Woonstad Rotterdam neergelegd omdat de afgelopen periode gebleken is, dat u zelf niet bij machten bent uw financiën te regelen. Zo is na beëindiging schuldsanering van uw zijde uw huurachterstand opnieuw opgelopen, waardoor ontruiming van de woning dreigt.
Woonstad Rotterdam is bereid deze procedure tot ontruiming van de woning op te schorten zolang u instemt met de aanvraag vrijwillige bewindvoering en volledige medewerking verleend om dit tot stand te brengen. Ook dient u vanaf de maand juli 2012 zelfstandig de lopende maand huur te betalen en mag de huurachterstand niet verder oplopen.
Mocht u geen medewerking verlenen om de vrijwillige bewindvoering te bewerkstelligen of niet voldoen aan uw betalingsverplichtingen, dan zullen wij ons deurwaarderskantoor verzoeken het ontruimingsvonnis ten uitvoer laten brengen (…)”.
2.7. Bij brief d.d. 20 september 2012 is de ontruiming van de onder 2.1 genoemde woning aan [eiser] en [eiseres] aangekondigd tegen 9 oktober 2012.
2.8. Een e-mail d.d. 28 september 2012 van het door Woonstad ingeschakelde deurwaarderskantoor aan mr. Maduro, in reactie op een brief van mr. Maduro, luidt voor zover hier van belang:
“(…) Onze cliënte heeft gemeend de ontruiming te laten aanzeggen omdat er de afgelopen 5 maanden slechts 1 maal huur is voldaan. Vanuit cliënte zijn er diverse pogingen gedaan om tot een oplossing te komen (…). Alle pogingen ten spijt, heeft dit alles echter geen resultaat geboekt. Dit in combinatie met het fors oplopen van de huurschuld, laat het cliënte geen andere keus de ontruiming van de woning aan te zeggen (…)”.
2.9. Een e-mail van hulpverleningsinstantie Pit010 aan mr. Maduro d.d. 1 oktober 2012 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Inzake de heer en mevrouw [naam eiser] meld ik u dat meneer en mevrouw goede medewerking verlenen en dat zij sinds eind juli van dit jaar samen hard op weg waren en zijn de administratie op orde te krijgen.
Door omstandigheden en een niet succesvol traject bij de Kredietbank was de administratie sinds 2010 niet up to date en hebben wij prima samen gewerkt op zaken op orde te brengen. Hier zijn wij overigens nog steeds mee bezig.
Onze inschatting is dat meneer en mevrouw het geheel niet goed kunnen bevatten waardoor het gewenste traject trager verloop dan gehoopt (…). Wij vrezen dat bij een ontruiming dit echtpaar op leeftijd maatschappelijk verder afglijdt en alleen maar nog meer een beroep moet doen op sociale ondersteuning (…)”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] en [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) de tenuitvoerlegging van het vonnis d.d. 13 augustus 2010 te schorsen, en/of
b) Woonstad te verbieden [eiser] en [eiseres] uit de woning te ontruimen, en/of
c) kosten rechtens.
3.2. Woonstad voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu de ontruiming van de onder 2.1 genoemde woning is aangezegd tegen 9 oktober 2012, is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gegeven. Woonstad heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Dat het te executeren vonnis berust op een juridisch of feitelijke misslag is niet gesteld of gebleken. Evenmin is gesteld of gebleken dat door de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal ontstaan. De gezondheidstoestand van [eiseres], naar aanleiding waarvan zij op dit moment in een aangepaste woning wonen, dateert immers van (ruim) voor het vonnis van 13 augustus 2010. Ook de moeizame financiële situatie van [eiser] en [eiseres] is een omstandigheid die ten tijde van het vonnis van 13 augustus 2012 al bestond.
4.4. De vraag die nu voorligt, is of [eiser] en [eiseres] in de gegeven omstandigheden door de ontruiming onevenredig in hun belangen wordt geschaad. Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.5. Uit het vonnis van de kantonrechter d.d. 13 augustus 2010 blijkt dat [eiser] en [eiseres] op dat moment een huurachterstand van ongeveer 14 maanden hadden, hetgeen [eiser] en [eiseres] op zich niet hebben betwist. De kantonrechter heeft in dat vonnis overwogen dat de hoogte van die huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, welk vonnis door het gerechtshof ’s-Gravenhage in hoger beroep is bekrachtigd. In dat vonnis heeft de kantonrechter expliciet overwogen dat Woonstad zich bereid verklaard had de ontruiming van de woning op te schorten, indien [eiser] en [eiseres] de lopende huurpenningen tijdig en geheel zouden betalen en er (op korte termijn) een voorstel zou worden gedaan door de schuldhulpverlening, waarbij [eiser] en [eiseres] zich aan de afspraken met de Kredietbank zouden houden.
Blijkens de onweersproken inhoud van het door Woonstad in de onderhavige procedure als productie 1 overgelegde overzicht van de huurbetalingen van [eiser] en [eiseres], kan worden opgemaakt dat [eiser] en [eiseres] nadien lange tijd nagenoeg alle maandelijkse huurpenningen hebben betaald. Vanaf februari 2012 is de huurachterstand echter weer fors opgelopen. Naar de voorzieningenrechter begrijpt uit hetgeen [eiseres] ter zitting heeft verklaard, is dit gebeurd nadat de Kredietbank de huurbetalingen heeft gestaakt en [eiser] en [eiseres] zelf de huurbetalingen weer op zich hebben moeten nemen.
4.6. Blijkens een brief van Woonstad d.d. 18 juli 2012 (zie 2.5) heeft Woonstad vervolgens nogmaals ingestemd met opschorting van de ontruiming, zolang [eiser] en [eiseres] zouden instemmen met de aanvraag voor vrijwillige bewindvoering en volledige medewerking zouden verlenen dit tot stand te brengen. Daarnaast dienden [eiser] en [eiseres] vanaf juli 2012 iedere maand de lopende huur te betalen en mocht de huurachterstand niet verder oplopen.
Blijkens het onder 4.5 genoemde overzicht van Woonstad hebben [eiser] en [eiseres] in ieder geval de huurtermijnen voor de maanden juli en augustus 2012 niet betaald.
4.7. Hoezeer de voorzieningenrechter ook begrijpt dat [eiser] en [eiseres] er, mede gelet op de gezondheid van [eiseres], groot belang bij hebben dat zij in de woning kunnen blijven wonen, kan niet geoordeeld worden dat Woonstad misbruik maakt van haar bevoegdheid om -uiteindelijk- toch over te gaan tot ontruiming van de woning. Met andere woorden, gevoelsmatig bestaat de nodige sympathie voor de nijpende situatie, maar rechtens is het niet langer verantwoord om Woonstad meer coulance en uitstel op te leggen middels een rechterlijke uitspraak.
Zoals reeds overwogen hebben [eiser] en [eiseres] op dit moment een zeer forse huurachterstand. Gelet op het betalingsgedrag van [eiser] en [eiseres], zoals dat uit het door Woonstad als productie 1 overgelegde overzicht blijkt, en nu er, gelet op hetgeen [eiser] en [eiseres] en mr. Maduro daaromtrent ter zitting hebben verklaard, kennelijk sprake is van financiële problemen aan de zijde van [eiser] en [eiseres], lijkt er, mede door het niet verlenen van inzicht in hun financiële mogelijkheden, geen reëel uitzicht te zijn dat die huurachterstand binnen afzienbare termijn (grotendeels) zal worden ingelost.
Uit de onweersproken inhoud van de door [eiser] en [eiseres] overgelegde stukken blijkt weliswaar dat op dit moment een nieuwe hulpinstantie -pit010- zich bezig houdt met de schuldenproblematiek van [eiser] en [eiseres], maar niet is gebleken dat er reeds concrete afspraken zijn gemaakt.
Een uitstel van de ontruiming voor een korte periode zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter leiden tot het verder oplopen van de schuld van [eiser] en [eiseres] aan Woonstad, hetgeen de voorzieningenrechter tegen de achtergrond van al het voorgaande niet verantwoord acht. Woonstad kan immers de kosten die gepaard gaan met het afgelasten van een ontruiming -gemiddeld een bedrag tussen € 2.000,= en € 3.000,=- bij [eiser] en [eiseres] in rekening brengen.
4.8. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eiser] en [eiseres] dienen te worden afgewezen.
4.9. [eiser] en [eiseres] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] en [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad begroot op € 575,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2012, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier. 2083/2009