ECLI:NL:RBROT:2012:BY4330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405238 / KG ZA 12-549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over huurachterstand en ontruiming van woning met betrekking tot medische omstandigheden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2012, hebben eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschappen Queensboro B.V. en Dunavast B.V. naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kantonrechter had op 27 april 2012 geoordeeld dat eiseressen een huurachterstand hadden van € 1.852,75 en hen veroordeeld tot betaling en ontruiming van de woning aan [adres] te Rotterdam. Eiseressen stelden dat zij door ziekte niet in staat waren om ter comparitie te verschijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden. Zij vorderden in het kort geding onder andere een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter en een opheffing van de dwangsom.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen. De rechter oordeelde dat eiseressen voldoende gelegenheid hadden gehad om hun verweer te voeren in de eerdere procedure en dat de kantonrechter de relevante omstandigheden had meegewogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen juridische misslag was en dat de huurachterstand van ongeveer 11 maanden een gerechtvaardigd belang voor de verhuurder met zich meebracht om tot ontruiming over te gaan. De medische omstandigheden van eiseres 1, die nierpatiënt is, werden niet als zodanig relevant geacht dat dit de ontruiming zou kunnen voorkomen. De rechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van eiseressen.

Het vonnis van de voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak van de kantonrechter en wees de vorderingen van eiseressen af, waarbij zij ook in de proceskosten werden veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 405238 / KG ZA 12-549
Vonnis in kort geding van 8 oktober 2012
in de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te Rotterdam,
2. [eiseres 2],
wonende te Rotterdam,
eisers,
advocaat mr. A.K. Ramdas,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QUEENSBORO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUNAVAST B.V.,
gevestigd te Woerden,
gedaagden,
advocaat mr. A.M. Roepel.
Eiseres sub 1 zal worden aangeduid als [eiseres 1] en eiseres sub 2 als [eiseres 2]. Gezamenlijk zullen eiseressen worden aangeduid als [eiseressen] Gedaagden zullen worden aangeduid als Queensboro B.V. c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 30 augustus 2012, met producties
- de mondelinge behandeling d.d. 11 september 2012
- een nadere productie van mr. Ramdas
- een productie en de pleitnotities van mr. Roepel,
- het faxbericht van mr. Roepel d.d. 1 oktober 2012, waarbij mr. Roepel de voorzieningenrechter heeft bericht dat tussen partijen geen minnelijke regeling tot stand is gekomen en hij de voorzieningenrechter heeft gevraagd vonnis te wijzen. Namens [eiseressen] is daarop niet gereageerd.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiseressen] huurt van Queensboro B.V. c.s. de woning aan [adres] te Rotterdam.
2.2. Bij vonnis d.d. 27 april 2012 heeft de kantonrechter te Rotterdam [eiseressen] onder meer veroordeeld om aan Queensboro B.V. c.s. te betalen een bedrag van € 1.852,75 aan achterstallige huur, rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan [adres] te Rotterdam ontbonden en [eiseressen] veroordeeld om die woning te ontruimen. Dit vonnis (met zaaknummer: 1297712 \ CV EXPL 11-67779) luidt voor zover thans van belang:
“(…)
1. Het verloop van de procedure
(…)
1.2 (…) Vervolgens is er een comparitie van partijen bepaald op 21 februari 2012. Wegens een verhindering zijdens de gemachtigde van gedaagden ([eiseressen], opm vzr) is er vervolgens een nieuwe datum bepaald voor de comparitie van partijen op 12 april 2012, met inachtneming van de door mr. Ramdas opgegeven verhinderdata. Noch de gemachtigde van gedaagden, noch gedaagden zelf, zijn ter comparitie van partijen verschenen op de bepaalde zittingsdatum. Mr. Ramdas heeft bericht dat een gedaagde, en vervolgens gedaagden, verhinderd waren in verband met ziekte. Mr. Ramdas heeft desgevraagd enkel een medische verklaring voor gedaagde sub 1 ([eiseres 1]; opm vzr) in het geding gebracht.
Aan gedaagden is een laatste termijn verleend om (alsnog) een medische verklaring voor gedaagde sub 2 ([eiseres 2]; opm) in het geding te brengen, welke verklaring -na verleend uitstel- uiterlijk op 25 april 2012 ingediend had moeten zijn. Er is geen medische verklaring in het geding gebracht.
(…)
5. De beoordeling van het geschil
(…)
5.2 Uit hoofde van de huurovereenkomst tussen partijen zijn gedaagden gehouden om de maandelijkse huurtermijnen tijdig te voldoen (…). Gedaagden hebben betwist dat er een betalingsachterstand is, zonder hun standpunt op enigerlei wijze nader te onderbouwen (…). Het had op de weg van gedaagden gelegen om stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij méér hebben voldaan dan reeds door eiseressen (Queensboro B.V. c.s.; opm vzr) is afgeboekt, bijvoorbeeld middels het overleggen van betalingsbewijzen of bankafschriften. Gedaagden hebben zulks echter nagelaten en zijn vervolgens niet verschenen ter comparitie van partijen (…). De gevorderde huurachterstand wordt dan ook toegewezen tot en met de maand november 2011 ad € 1.441,48.
(…)
5.3 De hoogte van de betalingsachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Gedaagden hebben aangevoerd dat gedaagde sub 2 de zorg over een minderjarig kind heeft, en zij hebben een beroep gedaan op artikel 3 IVRK. In dat kader wordt overwogen dat, mede gelet op de belang van het minderjarige kind, het betreffende recht niet zover strekt dat eiseressen als verhuurder dienen te dulden dat gedaagden als huurders in ernstige mate tekortschieten in hun betalingsverplichtingen jegens eiseressen en geen huur dienen te voldoen (…).
Ook de stelling van gedaagden dat zij financieel in staat zouden zijn om de ‘vermeende’ huurachterstand te voldoen, kan hen niet baten. Nog afgezien van het feit dat deze stelling niet is onderbouwd, is het onwaarschijnlijk dat gedaagden de betalingsachterstand nu wel zouden kunnen voldoen gezien hun betalingsgedrag tot op heden en gezien de storneringen die hebben plaatsgevonden. Er bestaat dan ook geen concrete aanleiding om gedaagden een extra termijn te geven om de huurachterstand aan te zuiveren (…)”.
3. Het geschil
3.1. [eiseressen] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) Queensboro B.V. c.s. te verbieden om het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 27 april 2012 ten uitvoer te leggen, primair totdat [eiseressen] een vervangende woonruimte heeft alsook dat er ten aanzien van echtgenoot van eiseres sub 1 geen ontruiming kan plaatsvinden, subsidiair totdat op het hoger beroep is beslist,
2) de opgelegde dwangsom op te heffen en Queensboro B.V. c.s. een verbod op te leggen om de dwangsom te vorderen,
3) Queensboro B.V. c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiseressen] stelt hiertoe -kort gezegd- dat in de onder 2.2 genoemde procedure het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, nu zij ter terechtzitting niet heeft kunnen vragen om een terme de grâce en voorts niet in de gelegenheid is gesteld alsnog een akte te nemen nadat zij, door ziekte, niet ter comparitie kon verschijnen. [eiseressen] stelt dat, indien zij wel de gelegenheid had gehad te reageren, de kantonrechter haar vermoedelijk een terme de grâce had toegekend.
Daarnaast levert ontruiming van de woning waarin [eiseressen] woont, een noodsituatie op. [eiseres 1] is namelijk nierpatiënt en heeft een woning nodig. Omdat de kantonrechter niet op de hoogte was van de ziekte van [eiseres 1], heeft hij hier geen rekening mee kunnen houden. Bovendien woont [eiseressen] met twee minderjarige kinderen in de woning.
Voorts levert het vonnis van 27 april 2012 geen titel tot ontruiming op met betrekking tot haar echtgenoot, die van rechtswege medehuurder van de woning is.
3.3. Queensboro B.V. c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het spoedeisend belang vloeit reeds voort uit de aard van de gevraagde voorziening. Queensboro B.V. c.s. heeft het spoedeisend belang bovendien niet betwist.
4.2. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien zij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.3. Allereerst is aan de orde de vraag of het onder 2.2 genoemde vonnis d.d. 27 april 2012 berust op een juridische misslag wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
Blijkens het vonnis van 27 april 2012 was in de procedure bij de kantonrechter aanvankelijk een comparitie bepaald op 21 februari 2012. De comparitie is, op verzoek van [eiseressen] en rekening houdend met in ieder geval de verhinderdata van (de advocaat van) [eiseressen] nader bepaald op 12 april 2012. Ter gelegenheid van die zitting is [eiseressen] noch haar advocaat verschenen. De advocaat van [eiseressen] had bericht dat [eiseressen] verhinderd was wegens ziekte. Enkel met betrekking tot [eiseres 1] had de advocaat van [eiseressen] een medische verklaring overgelegd. De kantonrechter heeft daarop [eiseressen] nogmaals in de gelegenheid gesteld om ook ten aanzien van [eiseres 2] een medische verklaring in het geding te brengen. [eiseressen] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het voorgaande in aanmerking genomen is [eiseressen] naar voorlopig oordeel in de procedure bij de kantonrechter voldoende in de gelegenheid gesteld verweer te voeren. Dat [eiseressen] van die gelegenheid niet optimaal gebruik heeft gemaakt (door bijvoorbeeld haar advocaat ter comparitie te laten verschijnen), komt voor haar rekening. Daar komt bij dat de kantonrechter, blijkens het vonnis van 27 april 2012, de bekende verweren van [eiseressen] wel heeft meegenomen in haar beoordeling. Ten aanzien van de in het kader van de in de onderhavige procedure naar voren gebrachte gemiste kans om te vragen om een terme de grâce, heeft de kantonrechter in het vonnis van 27 april 2012 reeds (ambtshalve) overwogen dat voor een extra termijn om de huurachterstand aan te zuiveren geen aanleiding was.
Tegen de achtergrond van het voorgaande is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor in de onder 2.2 genoemde procedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Op voorhand kan ook niet geoordeeld worden dat in die procedure anderszins geen sprake was van een eerlijk proces.
Voor het overige is gesteld noch gebleken dat het vonnis van 27 april 2012 berust op een juridische of feitelijke misslag.
4.4. Voorts is het de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden aan de zijde van Queensboro B.V. c.s. dan wel van een noodsituatie aan de kant van [eiseressen], op grond van na het vonnis van 27 april 2012 aan het licht gekomen omstandigheden.
4.5. Uit het vonnis van de kantonrechter d.d. 27 april 2012 blijkt dat [eiseressen] op dat moment een huurachterstand van ongeveer 6 maanden had, hetgeen [eiseressen] thans op zich niet heeft betwist. De kantonrechter heeft in dat vonnis overwogen dat de hoogte van die huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Volgens Queensboro B.V. c.s. is de huurachterstand inmiddels opgelopen tot ruim elf maanden. [eiseressen] beroept zich weliswaar op enkele betalingen, maar zij heeft -ondanks de daartoe ook in het kader van dit kort geding expliciet geboden mogelijkheid- geen stukken overgelegd waaruit die betalingen blijken, zodat die betalingen in het kader van dit kort geding buiten beschouwing moeten worden gelaten. De voorzieningenrechter gaat derhalve in het kader van dit kort geding uit van de juistheid van de door Queensboro B.V. c.s. berekende hoogte van de huurachterstand.
4.6. Hoewel voldoende aannemelijk dat [eiseressen] er, vanwege haar gezondheidstoestand en vanwege de omstandigheid dat zij in het gehuurde woont met haar dochter en minderjarige kleindochter, groot belang bij heeft om over woonruimte te beschikken, maakt Queensboro B.V. c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen misbruik van recht door tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 april 2012 over te gaan. De kantonrechter heeft deze belangen in algemene zin reeds meegewogen en onder ogen gezien dat niet alleen [eiseressen] op straat komt te staan, maar ook haar dochter/kleindochter. De medische problematiek is weliswaar door de kantonrechter niet (kenbaar) in de afweging betrokken, maar de thans overgelegde stukken geven geen steun aan de stelling dat wat het nierprobleem betreft sprake is van een noodtoestand. De problematiek rond de voet heeft zich in juni/juli afgespeeld en uit niets blijkt dat deze thans nog actueel is.
4.7. Zoals reeds overwogen heeft [eiseressen] op dit moment een huurachterstand van ongeveer 11 maanden. Gelet op de omvang van de huurachterstand en hetgeen [eiseressen] omtrent haar inkomenspositie ter zitting heeft verklaard, is niet aannemelijk dat die huurachterstand binnen afzienbare termijn zal worden ingelost. Dat daarmee al een begin is gemaakt is wel gesteld, maar niet onderbouwd. Queensboro B.V. c.s. heeft aldus een gerechtvaardigd belang bij ontruiming.
Onduidelijk is of de echtgenoot in de woning woont of niet. Dat doet echter niet af aan het vonnis van de kantonrechter. De enkele omstandigheid dat de echtgenoot van eiseres sub 1 mogelijk medehuurder is geworden en dat Queensboro B.V. c.s. jegens hem geen titel tot ontruiming heeft, doet ook niet af aan de toelaatbaarheid van de ontruiming jegens [eiseressen]. De echtgenoot is geen partij in deze procedure.
4.8. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eiseressen] moeten worden afgewezen.
4.9. [eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Queensboro B.V. c.s. begroot op 575,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2012, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Bosch, griffier.
2083/106