ECLI:NL:RBROT:2012:BY3760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
411557 / HA RK 12-857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van getuige niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een getuige, die door de rechter-commissaris moest worden gehoord in een strafzaak. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. S.J. Brunia, heeft de rechter-commissaris gewraakt. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt wie een verzoek tot wraking kan indienen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker, als getuige, niet behoort tot de groep van personen die een dergelijk verzoek kan indienen. Dit betekent dat de verzoeker niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, ook niet op grond van de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aangezien deze bepalingen zijn bedoeld ter bescherming van de verdedigingsbelangen van verdachten, en niet van getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een situatie waarin de getuige ook als verdachte kon worden aangemerkt. De beslissing om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de toepasselijke wetgeving. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 21 november 2012
Zaaknummer: 411557
Rekestnummer: HA RK 12-857
Parketnummers: 10/652454-11 en 10/652453-11
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. drs. S.J. Brunia,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte RC], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
In de strafzaken met de hierboven genoemde parketnummers tegen de verdachten [X] en [Y] verricht de rechter-commissaris onderzoek als bedoeld in artikel 36a, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. In het kader van dat onderzoek heeft de rechter-commissaris op 25 oktober 2012 verzoeker gehoord als getuige.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de dossiers van de hierboven omschreven strafzaken, waarin zich onder meer bevindt het door de rechter-commissaris opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2012.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter-commissaris, officier van justitie mr. H.E. Rebel, alsmede de raadslieden van de genoemde verdachten, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 7 november 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: mr. drs. Brunia, officier van justitie mr. G. Sannes, alsmede mr. R. Tetteroo, advocaat van de verdachte [X]. Mr. drs. Brunia heeft aan de hand van pleitnotities het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- de brief d.d. 26 oktober 2012 van mr. drs. Brunia aan de wrakingskamer, met als bijlage zijn schriftelijke weergave van het wrakingsverzoek en
- het faxbericht d.d. 5 november 2012 van mr. drs. Brunia aan de wrakingskamer.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering beperkt de groep van personen die een verzoek tot wraking van een rechter kunnen indienen tot de verdachte en het openbaar ministerie. Een getuige die door de rechter-commissaris gehoord moet worden, behoort niet tot deze beperkte groep van personen.
2.2
Evenmin kan verzoeker ontvangen worden in zijn verzoek tot wraking op grond van de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de bescherming voor de Rechten van de Mens, nu deze bepalingen, voor zover in dit verband van belang, strekken tot waarborging van de verdedigingsbelangen van een aan vervolging door de staat onderworpen verdachte. Bij een getuige is dat verdedigingsbelang niet aan de orde. Het is mogelijk dat door ontwikkelingen tijdens het getuigenverhoor verandering wordt gebracht in de positie van de getuige, in die zin dat de getuige ook verdachte wordt, doch van een dergelijke situatie was in het onderhavige geval geen sprake.
2.3
Het vorenstaande brengt mee dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
3. De beslissing
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van [naam gewraakte RC].
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.