ECLI:NL:RBROT:2012:BY3753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
411264 / HA RK 12-845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de meervoudige kamer voor wrakingszaken van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2012 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster. Dit verzoek was ingediend tegen een rechter die tevens kinderrechter is in de rechtbank Rotterdam. Verzoekster heeft op 10 oktober 2012 een wrakingsverzoek ingediend, maar de wrakingskamer heeft geoordeeld dat dit verzoek niet-ontvankelijk is. De reden hiervoor is dat het verzoek niet tijdig is ingediend, namelijk niet onmiddellijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden waarop het verzoek is gegrond, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gewraakte gedragingen van de rechter zich hebben voorgedaan tijdens een zitting op 2 oktober 2012, waarbij verzoekster aanwezig was. Ondanks dat verzoekster en haar advocaat op de hoogte waren van de uitlatingen en beslissingen van de rechter, is het wrakingsverzoek pas acht dagen later ingediend. De wrakingskamer heeft overwogen dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ook al heeft verzoekster aangegeven dat zij eerst onderzoek heeft moeten doen naar haar mogelijkheden om te reageren.

De beslissing van de wrakingskamer is dat verzoekster niet ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek tot wraking, omdat zij niet heeft voldaan aan de vereiste termijn voor indiening. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, J.A. Faaij, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 21 november 2012
Zaaknummer: 411264
Rekestnummer: HA RK 12-845
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. B.D.W. Martens,
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], rechter tevens kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, sector civiel recht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting met gesloten deuren van 2 oktober 2012 is door de rechter voortgezet de behandeling van het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam tot verlenging van de ondertoezichtstelling van het minderjarig kind van verzoekster, alsmede tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van die minderjarige. Deze procedure heeft als kenmerk 398776 / JE RK 12-987.
Op diezelfde datum heeft de rechter een beschikking gegeven, houdende (onder meer) verlenging van de machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een vorm van pleegzorg tot 11 februari 2013, met aanhouding van de verdere behandeling van de zaak tot 1 december 2012.
Bij faxbericht van 10 oktober 2012 heeft verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting en
- voormelde beschikking van 2 oktober 2012.
Verzoekster, haar advocaat, de rechter, de bijzondere curator mr. J.A. Smits, alsmede de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 7 november 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoekster, vergezeld van haar vertrouwenspersoon.
Verzoekster heeft aan de hand van een pleitnotitie haar standpunt nader toegelicht.
Behalve van de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- de brief d.d. 6 november 2012, met producties, van verzoekster aan de wrakingskamer en
- de schriftelijke reactie op laatstgenoemde brief van de rechter d.d. 7 november 2012.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoekster bekend waren geworden - zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter bij gelegenheid van de zitting met gesloten deuren op 2 oktober 2012. Verzoekster was, bijgestaan door haar advocaat, op die zitting tegenwoordig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede "zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn" betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 2 oktober 2012, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 10 oktober 2012.
2.3
Verzoekster heeft aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij eerst onderzoek heeft moeten doen naar de mogelijkheden die zij had om te reageren op de gang van zaken ter zitting. Zij heeft hiertoe een gesprek gehad met deskundige personen, en hoorde bij die gelegenheid over de mogelijkheid van wraking van de rechter, waartoe zij vervolgens is overgegaan. Zij had al gesproken met haar advocaat, waarbij de mogelijkheid van hoger beroep aan de orde is gekomen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had echter ook binnen deze context van verzoekster mogen worden verwacht dat zij het verzoek tot wraking uiterlijk binnen enkele dagen na de zitting van 2 oktober 2012 zou doen. Het indienen van het verzoek na acht dagen kan niet worden aangemerkt als "zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden".
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
3. De beslissing
Verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 21 november 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.