vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 399086 / HA ZA 12-314
Vonnis van 24 oktober 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDO CLEAN B.V.,
gevestigd te Koudekerk aan den Rijn,
eiseres,
advocaat mr. P.A.J. Peeters,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIPS GEZONDHEIDSZORG B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Kneppelhout.
Partijen zullen hierna Medo Clean en Lips genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2012, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief met bijlage van mr. Peeters van 27 augustus 2012;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 10 september 2012
- de brief namens Lips van 1 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In 1998 is een overeenkomst tot stand gekomen tussen (de rechtsvoorgangers van) partijen. Op grond van de overeenkomst verzorgde Medo Clean de reiniging van grote hoeveelheden bovenkleding in opdracht van Lips.
2.2. In 2002 hebben partijen de overeenkomst schriftelijk vastgelegd. In deze overeenkomst wordt Medo Clean als aannemer en Lips als opdrachtgever aangeduid. De overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 1
Aannemer zal voor opdrachtgever het professioneel reinigen en afwerken van een aanzienlijke hoeveelheid van de uit te besteden bovenkleding verzorgen.
[…]
Artikel 2
De overeenkomst geldt voor de duur van drie jaar, ingaande 01 maart 2002 en derhalve eindigende per 01 maart 2005. De overeenkomst wordt geacht telkens stilzwijgend voor een termijn van zes maanden te zijn verlengd, tenzij een der partijen twee maanden voor expiratiedatum per aangetekend schrijven te kennen heeft gegeven deze overeenkomst te willen beëindigen.
[…]”
2.3. In de jaren daarna heeft het door Lips aan Medo Clean opgedragen werk steeds ten minste 20% van de omzet van Medo Clean uitgemaakt.
2.4. Bij brief van 9 februari 2011 heeft Lips de overeenkomst met Medo Clean opgezegd, “met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden, per eerst mogelijke datum”.
2.5. Vooruitlopend op de beëindiging van de overeenkomst heeft Lips de hoeveelheid aan Medo Clean opgedragen werk in de periode van maart tot en met juni 2011 met (ten minste) de helft terug gebracht. Per 4 juli 2011 heeft Lips de samenwerking met Medo Clean volledig gestaakt.
3. Het geschil
3.1. Medo Clean vordert samengevat - veroordeling van Lips tot betaling van primair € 384.905,68, subsidiair
€ 179.028,04 en meer subsidiair een door de rechtbank vast te stellen bedrag, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Lips voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met proceskostenveroordeling, waaronder de nakosten.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de overeenkomst, overeenkomstig de schriftelijke vastlegging daarvan zoals geciteerd in 2.2, kon worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden per 1 maart of 1 september van het desbetreffende jaar.
4.2. Medo Clean stelt zich echter op het standpunt dat Lips in de gegeven omstandigheden een opzegtermijn van één jaar in acht had moeten nemen. Bij dagvaarding heeft Medo Clean daartoe aangevoerd dat de overeenkomst al zeer lang bestaat, dat Lips altijd een zeer wezenlijk deel van de omzet van Medo Clean voor haar rekening heeft genomen en dat Medo Clean dus van Lips afhankelijk is. Ter comparitie heeft Medo Clean voorts aangevoerd dat zij haar bedrijfsvoering naar de wensen van Lips heeft ingericht, dat haar huidige eigenaar het bedrijf pas kort tevoren had overgenomen, dat de reden voor de opzegging is gelegen in strategische keuzes van de aandeelhouders van Lips die uitsluitend oog hebben voor winstmaximalisatie waar onderaannemers zoals Medo Clean de dupe van zijn en dat Lips bij de beëindiging op een onzorgvuldige manier heeft gehandeld. De rechtbank overweegt het volgende.
4.3. Het betoog van Medo Clean komt er juridisch gezien op neer dat de gebruikmaking door Lips van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Deze omschrijving maakt duidelijk dat hier een terughoudende toets aangewezen is. Waar professionele partijen uitdrukkelijk hebben voorzien in een regeling om tot beëindiging van hun samenwerking te komen, zal slechts in uitzonderlijke gevallen ruimte kunnen zijn voor het oordeel dat het handelen van de ene partij overeenkomstig die contractuele regeling niet geoorloofd is.
4.4. Van een dergelijke uitzonderlijke situatie is hier niet gebleken. Dat de overeenkomst al lange tijd bestond behoefde voor Lips op zichzelf geen reden te zijn om een langere opzegtermijn in acht te nemen. De samenwerking vond immers nog onverminderd plaats op basis van de hier bedoelde overeenkomst, zodat Medo Clean rekening behoorde te houden met de mogelijkheid dat Lips op enig moment van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik zou maken. Gesteld noch gebleken is dat Lips zich jegens Medo Clean heeft gedragen op een wijze waaraan laatstgenoemde het vertrouwen mocht ontlenen dat Lips in voorkomend geval een langere opzegtermijn in acht zou nemen. Dat een substantieel deel van de omzet van Medo Clean door Lips werd gegenereerd en dat Medo Clean zich heeft gevoegd naar de wensen van Lips maakt dat niet anders. Het aandeel van het Lips-werk is klaarblijkelijk niet zodanig dat het voortbestaan van Medo Clean daarvan afhankelijk is, ook niet als wordt uitgegaan van het door Medo Clean genoemde en door Lips betwiste percentage van 33. Uit de stellingen van Medo Clean kan voorts niet worden afgeleid dat de wijze van bedrijfsvoering zodanig op Lips is afgestemd dat zij (Medo Clean) om die reden niet geschikt is voor samenwerking met andere opdrachtgevers, nog daargelaten of een dergelijke afstemming relevant zou zijn voor de door Lips in acht te nemen opzegtermijn.
4.5. De ter comparitie door Medo Clean aangevoerde omstandigheden leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat wellicht een andere handelwijze van Lips bij de opzegging zorgvuldig was geweest, maakt niet dat Medo Clean daarom aanspraak kan maken op een langere opzegtermijn. Er rust op Lips immers geen rechtsplicht voorafgaande aan een opzegging (serieus) overleg te voeren. Dat Medo Clean nog maar kort tevoren een nieuwe eigenaar heeft gekregen is voorts een omstandigheid die in haar risicosfeer ligt. Gesteld noch gebleken is dat Medo Clean (of haar nieuwe eigenaar) daarbij heeft gehandeld in door Lips gewekt vertrouwen dat het voorbestaan van de overeenkomst verzekerd was. Ten aanzien van de boosheid van Medo Clean over de gestelde achterliggende reden voor de opzegging (strategische keuzes van de aandeelhouders die slechts oog hebben voor winstmaximalisatie) geldt ten slotte dat dit aspect zich niet leent voor een oordeel in het kader van de opzegging door Lips in dit concrete geval, alleen al niet omdat hier niet het handelen van die aandeelhouders ter beoordeling voorligt.
4.6. De primaire vordering is gebaseerd op het standpunt dat Lips een opzegtermijn van een jaar in acht had moeten nemen. Uit het voorgaande volgt dat die vordering niet toewijsbaar is.
4.7. De subsidiaire vordering is gebaseerd op het standpunt dat Medo Clean er op mocht vertrouwen dat Lips de overeenkomst tot de opzegdatum (1 september 2011) gestand mocht doen. Dat heeft zij volgens Medo Clean niet gedaan, door de aanvoer van te reinigen kleding al per 1 maart 2011 drastisch te beperken en vanaf 4 juli 2011 helemaal te staken. De rechtbank overweegt als volgt.
4.8. Een opzegtermijn strekt er in de regel toe de contractuele wederpartij niet met het einde van de overeenkomst, en de daaraan verbonden inkomsten, te overvallen, maar deze enige tijd te gunnen om zich zonder financiële consequenties op de nieuwe situatie voor te bereiden, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar nieuwe opdrachtgevers. Aangenomen moet worden dat die strekking ook in dit geval aan de orde is.
4.9. Gelet op die strekking is de rechtbank met Medo Clean van oordeel dat van Lips in beginsel verwacht mocht worden de samenwerking tot de einddatum van het contract ongewijzigd voort te zetten. Lips heeft niet in deze zin gehandeld. Reeds per 1 maart 2011 heeft Lips het aan Medo Clean uitbestede werk met (ten minste) de helft terug gebracht. Een reden daarvoor heeft Lips niet genoemd, anders dan dat dit “afbouwen” in haar visie gerechtvaardigd is “om alvast te wennen aan de situatie en aan nieuwe partijen” (proces-verbaal). Die motivering schiet tekort. Een opzegtermijn is inderdaad bedoeld als een overgangssituatie naar de nieuwe situatie, maar daarbij past in beginsel nu juist niet dat de opzeggende partij alvast op dat einde van de overeenkomst vooruitloopt. Het is niet aan de opzeggende partij te bepalen dat haar wederpartij aan de nieuwe situatie moet wennen door alvast minder werk uit te besteden. Feiten die dat in dit concrete geval anders maken heeft Lips niet gesteld. Dat geldt te meer voor de periode per 4 juli 2011, toen Lips de samenwerking met Medo Clean volledig heeft gestaakt. Als reden daarvoor heeft Lips aangevoerd dat het partijen “niet lukte om nieuwe afspraken rond de verdere samenwerking overeen te komen” (antwoord, 13). Ook die onderbouwing is ondeugdelijk. Dat partijen het niet eens konden worden over (door Lips gewenste) nieuwe voorwaarden voor een eventuele verdere samenwerking, laat onverlet dat Lips gehouden was het nog bestaande contract tot het einde daarvan na te komen.
4.10. Lips heeft nog als verweer gevoerd dat zij per saldo een veel langere opzegtermijn in acht heeft genomen dan in het contract was overeengekomen. De overeenkomst noemt immers een opzegtermijn van twee maanden, terwijl per saldo een termijn van ruim zes maanden is gehanteerd. De rechtbank acht dit niet overtuigend. De contractuele regeling omtrent de opzegging voorziet nu eenmaal in een beëindiging per 1 maart of 1 september met inachtneming van een termijn van twee maanden. Zodra 1 januari 2011 was verstreken mocht Medo Clean er dus op vertrouwen dat de overeenkomst tot in elk geval 1 september 2011 zou voortduren. Lips heeft geen feiten gesteld die maken dat haar belang boven dit vertrouwen dient te prevaleren.
4.11. Met het voorgaande is op zichzelf nog niet gezegd dat Lips is tekort geschoten. Daarvoor is immers nodig dat komt vast te staan dat Lips gehouden was een grotere hoeveelheid werk aan Medo Clean uit te besteden dan zij gedurende de opzegtermijn heeft gedaan. De rechtbank leest de stellingen van Medo Clean zo dat in haar visie Lips gehouden was de hoeveelheid kleding aan te leveren die overeenkomt met het gemiddelde over de voorgaande periode. De rechtbank deelt dit standpunt. Daarbij komt belang toe aan het gegeven dat partijen weliswaar geen vaste omvang van het uit te besteden werk zijn overeengekomen, maar in artikel 1 van hun overeenkomst wel zijn overeengekomen dat Medo Clean een “aanzienlijke hoeveelheid” kleding voor Lips zou reinigen. Het is, gelet op de lange periode van samenwerking, in beginsel in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid die “aanzienlijke hoeveelheid” in te vullen op basis van het gemiddelde per maand over de voorgaande periode. Wel bestaat aanleiding rekening te houden met ontwikkelingen die, los van de opzegging, al tot een daling van het uit te besteden werk hebben geleid. Dat laatste is terecht door Lips naar voren gebracht.
4.12. Van welke gemiddelde aantallen ter zake de omvang van het werk ook wordt uitgegaan, tussen partijen staat vast dat het per 1 maart 2011 aan Medo Clean uitbestede werk daar (ver) onder is gebleven om redenen die met de opzegging verband hielden. Daaruit volgt dat Lips niet heeft gehandeld zoals van haar op grond van de overeenkomst mocht worden verwacht. Zij is dus tekort geschoten en, nu de toerekenbaarheid van die tekortkoming niet ter discussie staat, schadeplichtig.
4.13. Medo Clean heeft haar schade berekend op basis van de gemiddelde omzet per maand in de periode 2002 tot en met 2009 die zij met werk van Lips behaalde (€ 33.000) minus de bespaarde kosten en de daadwerkelijk in 2011 met werk van Lips gegenereerde omzet (afgerond € 77.951). Het jaar 2010 moet volgens Medo Clean buiten beschouwing blijven, omdat in dat jaar de met werk van Lips gegenereerde omzet al fors was gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Lips heeft deze redenering bestreden. Volgens haar had Medo Clean aanzienlijk meer kosten kunnen besparen door uitzendkrachten weg te sturen. Voorts moet rekening gehouden worden met een dalende trend als gevolg van lagere volumes wasgoed die Lips van haar opdrachtgevers kreeg, onder meer als gevolg van een wijziging van de waskostenregeling in het kader van de Awbz. Hooguit de gemiste marge komt volgens Lips voor vergoeding in aanmerking.
4.14. De schade moet worden begroot door de situatie met tekortkoming te vergelijken met de hypothetische situatie waarin Lips niet zou zijn tekort geschoten. Anders dan Lips meent, betekent dit niet dat slechts de gemiste marge (gederfde winst) voor vergoeding in aanmerking komt. Ook de kosten die Medo Clean heeft moeten maken zonder dat daar omzet tegenover stond moeten worden beschouwd als schade die het gevolg is van de tekortkoming. Daarop strekken de kosten in mindering die Medo Clean heeft bespaard. Daarom zal de rechtbank de schade begroten op basis van het omzetverlies minus de bespaarde kosten.
4.15. Naar het oordeel van de rechtbank moet de schade worden begroot op basis van de dalende trend zoals die vanaf 2010 aan de orde was. Lips heeft uitdrukkelijk gesteld dat de daling van het door haar aan Medo Clean uitbestede werk slechts het gevolg was van lagere volumes wasgoed die zij van haar opdrachtgevers kreeg. Die stelling heeft Medo Clean onvoldoende concreet betwist. Dat de wijziging van de Awbz-waskostenregeling slechts zeer beperkt van invloed is geweest omdat er immers toch gewassen moet worden (brief mr. Peeters van 27 augustus 2012), is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Bij antwoord en ter comparitie heeft Lips immers concreet gesteld dat die wijziging er toe leidde dat bewoners van zorginstellingen voortaan zelf hun waskosten moeten betalen en dat zij hun was als gevolg daarvan veelal binnen hun eigen netwerk lieten doen. Op die stellingen heeft Medo Clean in onvoldoende mate gereageerd. Ook heeft Lips gesteld dat de dalende trend in 2011 is voortgezet, hetgeen onder meer bevestigd wordt door de vermelding op het productieoverzicht (productie 17 bij antwoord), dat in de loop van 2011 twee opdrachtgevers zijn komen te vervallen. Het enkele feit dat Medo Clean in 2011 op twee dagen nog eens de “oude hoeveelheid” werk te doen kreeg omdat de nieuwe partner van Lips een storing had, is onvoldoende om bij de schadebegroting van die hoeveelheden uit te gaan.
4.16. Bij dagvaarding (productie 3) heeft Medo Clean een cijferoverzicht overgelegd. Die cijfers zijn op zichzelf niet door Lips betwist. De rechtbank zal die cijfers dan ook tot uitgangspunt nemen. Wel heeft Lips bij antwoord (onder 18) die cijfers gecorrigeerd voor de BTW. Ter comparitie heeft zij daar nog eens op gewezen, zonder dat Medo Clean daarop heeft gereageerd. Nu het hier gaat om schadevergoeding en in beginsel niet valt in te zien dat tot die schade ook de BTW behoort, zal de rechtbank in navolging van Lips de door Medo Clean gepresenteerde cijfers verminderen met destijds toepasselijke BTW-percentage van 19.
4.17. Blijkens het cijferoverzicht bedroeg de omzet uit Lips-werk in 2010 (afgerond)
€ 273.279. Gecorrigeerd voor BTW komt dat neer op € 221.356. Naar redelijkheid zal de rechtbank dit bedrag in verband met de in 4.15 genoemde dalende trend verminderen tot € 210.000. Dat wil zeggen een bedrag van € 17.500 per maand. Over de periode 1 maart 2011 tot en met 1 september 2011 (zes maanden) behoorde de omzet uit Lips-werk dus € 105.000 te zijn. De werkelijke omzet uit Lips-werk over geheel 2011 is € 77.951 inclusief BTW geweest; gecorrigeerd voor de BTW: € 63.140. Omdat uit de hierboven gegeven beoordeling volgt dat Lips pas per 1 maart 2011 is tekort geschoten en op basis van de stellingen van partijen moet worden aangenomen dat in de maanden januari en februari 2011 nog de (naar de maatstaven van 2010) gebruikelijke hoeveelheden werk aan Medo Clean werden uitbesteed, moet van het laatstgenoemde bedrag nog (2 x 17.500 =) € 35.000 worden afgetrokken, zodat de totale werkelijke omzet uit Lips-werk over de opzegtermijn moet worden vastgesteld op € 28.140. Het omzetverlies als gevolg van de tekortkoming van Lips beloopt dus (105.000 - 28.140 =) € 76.860.
4.18. De schade van Medo Clean als gevolg van de tekortkoming moet worden begroot door op het omzetverlies nog de bespaarde kosten in mindering te brengen. Medo Clean heeft gesteld dat zij energiekosten en reinigingsmiddelen heeft bespaard: een bedrag van (afgerond) € 15.094 op een (gestelde) omzet van € 400.000. Deze cijfers heeft Lips niet betwist. Gelet op die verhouding (3,8%), komt op het in 4.17 genoemde omzetverlies een bedrag van € 2.921 in mindering.
4.19. Medo Clean heeft bij dagvaarding (onder 6) gesteld dat zij geen personeelskosten heeft kunnen besparen, omdat zij gedurende de opzegtermijn geen werknemers heeft kunnen ontslaan. Bij antwoord (sub 32) heeft Lips hier tegenin gebracht dat Medo Clean grotendeels uitzendkrachten in dienst heeft, die dus gemakkelijk hadden kunnen worden weggestuurd. Ter comparitie heeft Medo Clean naar aanleiding hiervan gesteld dat zij een familiebedrijf is en (mede) daarom alleen vaste arbeidskrachten in dienst heeft. Lips heeft hierop gereageerd met de stelling dat het in haar branche gebruikelijk is met uitzendkrachten te werken en dat, voor zover Medo Clean niet op die wijze opereert, dit een eigen keuze van Medo Clean is, die niet ten nadele van Lips behoort uit te werken. De rechtbank oordeelt naar aanleiding hiervan dat Lips de stelling van Medo Clean dat zij slechts vaste arbeidskrachten in dienst heeft onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Dat het in de onderhavige branche gebruikelijk is met uitzendkrachten te werken, laat immers onverlet dat dit in het geval van Medo Clean anders kan zijn. Dat betekent ook dat Medo Clean voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de opzegtermijn die Lips in acht had behoren te nemen geen personeelskosten heeft bespaard. Niet valt in te zien dat bij de schadebegroting uitgegaan zou moeten worden van de fictieve situatie dat Medo Clean wel uitzendkrachten in dienst zou hebben gehad. Die aanleiding zou alleen bestaan als gezegd zou moeten worden dat Medo Clean niet in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen met vaste arbeidskrachten te werken. Die situatie doet zich niet voor. Dit alles betekent dat van bespaarde personeelskosten geen sprake is.
4.20. De door Lips te vergoeden schade moet dus worden begroot op (76.860 – 2.921 =) € 73.939.
4.21. Medo Clean vordert de wettelijke rente met ingang van de dag van dagvaarding. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Lips in verzuim is, hetgeen begrijpelijk is nu de tekortkoming naar haar aard niet kan worden hersteld. De gevorderde rente is daarom toewijsbaar.
4.22. Lips zal worden veroordeeld in de proceskosten van Medo Clean. Weliswaar wordt slechts een beperkt deel van haar vordering toegewezen, maar daar staat tegenover dat Lips in het voortraject slechts bereid was een veel lager bedrag (€ 25.000) aan Medo Clean te voldoen. Mede Clean had de onderhavige procedure dus nodig om te verkrijgen waarop zij aanspraak had.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Lips tot betaling aan Medo Clean van € 73.939, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 19 maart 2012 tot aan de dag der voldoening;
5.2. veroordeelt Lips in de proceskosten van Medo Clean, tot op heden begroot op
€ 3.621 aan vast recht, op € 76,17 aan exploitkosten en op € 1.788 aan advocaatsalaris;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2012.
1980/2048