ECLI:NL:RBROT:2012:BY1446

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410364 / HA RK 12-807
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in huurzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen de kantonrechter in een civielrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig was, omdat hij verzoeker niet toestond om de voorgeschiedenis van de partijen ter zitting te bespreken en omdat de rechter de wederpartij de gelegenheid gaf om een stuk in het geding te brengen dat zou wijzen op een huurachterstand. Verzoeker stelde dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zich te verweren tegen de beschuldigingen van huurachterstand en dat de rechter hem had belemmerd in zijn verdediging.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de rechter voldoende ruimte had geboden aan verzoeker om zijn standpunt te verduidelijken en dat de beslissing van de rechter om de voorgeschiedenis niet te bespreken in lijn was met eerdere mededelingen aan partijen. De rechtbank oordeelde dat de rechter niet onpartijdig was en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter de procedure correct had gevolgd en dat verzoeker de kans had gekregen om zijn verweer te voeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij werd benadrukt dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De beslissing is genomen in het belang van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 26 oktober 2012
Zaaknummer: 410364
Rekestnummer: HA RK 12-807
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 2 oktober 2012 vond ten overstaan van de rechter een comparitie van partijen plaats in de civielrechtelijke procedure tussen de Stichting [naam stichting] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde, welke procedure als kenmerk heeft: 1340315 CV EXPL 12-20689.
Bij brief van 4 oktober 2012 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, de rechter, alsmede mr. K.A.M. Jaspers, advocaat van Stichting [naam stichting], zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 12 oktober 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker en de advocaat van Stichting [naam stichting].
Verzoeker heeft zijn standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ten aanzien van de rechter is naar aanleiding van de gebeurtenissen op de zitting van 2 oktober 2012 sprake van een schijn van vooringenomenheid.
2.1.2
Terwijl de griffier bij brief van 24 augustus 2012 aan partijen heeft meegedeeld dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken uiterlijk drie werkdagen voor de comparitie van 2 oktober 2012 aan de rechtbank en aan de wederpartij hadden moeten worden toegezonden, kwam eiseres eerst ter zitting met een voor verzoeker tot dan toe onbekend en voor verzoeker zeer belastend stuk. De rechter heeft over dit stuk - met daarin de beschuldiging dat er sprake is van vier maanden huurachterstand - verder geen vragen gesteld en heeft het stuk aan het dossier toegevoegd. De rechter is er onmiddellijk vanuit gegaan dat de door eiseres geschetste situatie correct is en dat de zaak kon worden omgezet naar een huisuitzettings-procedure.
2.1.3
Direct bij aanvang van de zitting heeft de rechter verzoeker verboden om de sinds 1999 en tot op heden voortdurende onwettige registratie van contractanten op zijn huisadres en de daarmee gepaard gaande, door eiseres veroorzaakte overlast ter sprake te brengen.
Verzoeker heeft ter zitting onvoldoende gelegenheid gehad de punten, die hij ter sprake wilde brengen, aan de orde te stellen. Verzoeker kreeg van de rechter geen gelegenheid zich tegen de beweerde huurachterstand te verweren.
2.1.4
Ter zitting heeft de rechter meegedeeld dat verzoeker na de zitting van 2 oktober 2012 geen bewijsstukken meer mag indienen, terwijl eiseres dit nog wel werd toegestaan.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij heeft haar standpunt als hierna weergegeven toegelicht.
2.2.1
Op de zitting van 2 oktober 2012 was aan de orde de reeds lang spelende kwestie tussen verzoeker en zijn verhuurder, de eiseres. Op eerdere momenten heeft een ingeschakelde geschillencommissie verzoeker deels in het gelijk gesteld en van zijn verhuurder verlangd adequate maatregelen te nemen om verzoeker te compenseren. Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen over de aard en inhoud van die maatregelen. Verzoeker heeft vervolgens diverse plakkaten op zijn ramen gehangen met hierop teksten waaraan de verhuurder aanstoot neemt. Inzet van de voor de rechter lopende procedure is het gebod dat door laatstgenoemde wordt gevorderd om verzoeker de leuzen te laten verwijderen.
2.2.2
In het comparitievonnis heeft de rechter onder meer als volgt overwogen:
"De kantonrechter wil de zaak met partijen bespreken. Zij bepaalt daarom onder de beslissing een datum waarop [naam stichting] en [naam verzoeker] voor haar moeten verschijnen. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [naam verzoeker] bij die mondelinge behandeling van de zaak uiteen wil zetten wat er in zijn ogen in zijn relatie tot [naam stichting] de afgelopen jaren is fout gegaan, maar die visie van [verzoeker] heeft hij al in zijn brieven naar voren gebracht. Daarenboven ligt thans primair ter beoordeling voor de door [naam stichting] tegen [naam verzoeker] ingestelde vordering. Bij de beoordeling van de toewijsbaarheid hiervan zal de actuele situatie tussen partijen mede in ogenschouw moeten worden genomen. De mondelinge behandeling zal mede worden gebruikt om te inventariseren welke klachten van [naam verzoeker] op dit moment nog actueel zijn en wat hij zou willen dat [naam stichting] daaraan doet.
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, moeten door de partij die deze ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ter sprake wil brengen uiterlijk drie werkdagen voor de zitting aan de kantonrechter en aan de wederpartij worden toegezonden."
2.2.3
Toen verzoeker ter comparitie meermalen inzette om de situatie vanaf 1999 te gaan bespreken, heeft de rechter hem, verwijzend naar de hierboven aangehaalde overwegingen in het comparitievonnis, gevraagd naar de actuele stand van zaken.
2.2.4
De 'belastende verklaring' van Stichting [naam stichting], die verzoeker noemt, betreft feitelijk een mededeling dat er een huurachterstand van vier maanden van verzoeker was geconstateerd. Het 'bewijsstuk' betrof een mutatieoverzicht van huurbetalingen ter onderbouwing van de stelling van Stichting [naam stichting] ten aanzien van de achterstand. De rechter heeft aan verzoeker gevraagd of de bewering van Stichting [naam stichting] over de huurachterstand juist was. Verzoeker erkende dat hij een (kleine) huurachterstand had, maar was het niet eens met het overzicht van zijn verhuurder. De rechter heeft hem te kennen gegeven dat hij te zijner tijd de kans zou krijgen om te reageren op hetgeen Stichting [naam stichting] nog zou gaan laten weten. Nu verzoeker zelf niet wist hoe de financiële stand van zaken precies was, heeft de rechter ter zitting het onderwerp huurachterstand verder laten rusten als op dat moment niet aan de orde. Het huurmutatieoverzicht is inderdaad door de rechter geaccepteerd, zonder er een waardeoordeel aan te verbinden.
2.2.5
Stichting [naam stichting] heeft gevraagd haar eis te mogen vermeerderen. 'Omzetten naar een huisuitzettingsprocedure' is niet aan de orde geweest. De rechter heeft, op de voet van het bepaalde in artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gezegd dat Stichting [naam stichting] haar wens tot eisvermeerdering schriftelijk zou moeten indienen. Nu een en ander nog niet op papier stond heeft de rechter de zaak na afloop van de comparitie voor dat doel naar de rol verwezen.
2.2.6
Vervolgens is ter comparitiezitting verder gegaan met de kwestie waarover het geschil oorspronkelijk ging; de door verzoeker opgehangen leuzen. De rechter heeft inderdaad meermalen dezelfde vraag aan verzoeker gesteld met de strekking 'wat zou er moeten gebeuren om te maken dat u de leuzen zou verwijderen'. De herhaling hing samen met de omstandigheid dat de rechter (telkens) geen antwoord kreeg op de vraag, maar (telkens) een terugblik in de tijd, teruggaand tot 1999. Als de rechter verzoeker heeft onderbroken had dat te maken met het door hem geven van antwoorden op vragen die niet gesteld waren respectievelijk blijven herhalen van hetgeen al besproken - en geparkeerd - was. Verzoeker begon op een gegeven moment te schelden en zelfs te vloeken. De rechter heeft gezegd dat niet te accepteren en de zitting voortijdig gesloten.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren.
3.4
Daarbij dient vooropgesteld te worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.5
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
Ter zitting van 2 oktober 2012 heeft de rechter verzoeker niet toegestaan de gehele voorgeschiedenis van partijen te vertellen. Deze beslissing van de rechter is in lijn met hetgeen bij het vonnis d.d. 24 augustus 2012 hieromtrent tevoren aan partijen was meegedeeld en die beslissing is geenszins onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat de voorgeschiedenis van partijen genoegzaam bleek uit de op dat moment reeds ingebrachte processtukken. Uit de omstandigheid dat de rechter verzoeker niet heeft toegestaan de voorgeschiedenis van partijen ter zitting te vertellen kan derhalve niet worden afgeleid dat er sprake is van (de schijn van) onvoldoende onpartijdigheid dan wel een vooringenomenheid van de rechter.
3.7
De wraking is voorts gegrond op de omstandigheid dat de rechter de wederpartij, Stichting [naam stichting], ter zitting gelegenheid heeft geboden een stuk in het geding te brengen (a) zonder dat drie werkdagen vóór de zitting toe te zenden, en (b) uit welk stuk zou volgen dat sprake is van een huurachterstand van dien aard, dat er naar de mening van Stichting [naam stichting] niet alleen betaling moet volgen, maar tevens ontbinding van de huurovereenkomst (met huisuitzetting als gevolg).
De klacht onder (a).
Kennelijk heeft de rechter het door Stichting [naam stichting] overgelegde stuk over huurachterstand ter zitting aanvaard als een eenvoudig te beoordelen en waar nodig te weerleggen stuk. Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen blijkt dat de rechter aan verzoeker gelegenheid heeft geboden om zijn standpunt met betrekking tot de door Stichting [naam stichting] gestelde huurachterstand kenbaar te maken en heeft verzoeker van die gelegenheid gebruik gemaakt; verzoeker heeft dadelijk ter zitting de huurachterstand inhoudelijk betwist. Het moge zo zijn dat de rechter daarmee niet de hand heeft gehouden aan de door haarzelf in het comparitievonnis bepaalde procesorde, maar nu uit het proces-verbaal van de comparitiezitting blijkt dat de rechter overigens voldoende ruimte heeft gegeven aan verzoeker om zijn zegje over de gestelde huurachterstand te doen, valt uit het gedrag van de rechter geen aanwijzing van enig gebrek aan onpartijdigheid of onafhankelijkheid af te leiden.
De klacht onder (b)
Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen blijkt dat de rechter, nadat verzoeker te kennen had gegeven dat er naar zijn mening geen sprake is van een huurachterstand, de zaak naar de rolzitting heeft verwezen om Stichting [naam stichting] in de gelegenheid te stellen schriftelijk haar vordering te vermeerderen met betrekking tot de door haar gestelde huurachterstand en nader te onderbouwen. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat de rechter daarbij uitdrukkelijk naar voren bracht dat verzoeker daarna gelegenheid krijgt tegen een eventueel vermeerderde eis (mondeling of schriftelijk) verweer te voeren. Uit deze gang van zaken valt evenmin af te leiden dat er ten aanzien van de rechter sprake is van partijdigheid of de schijn ervan.
3.8
Op grond van het voorafgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat bij de rechter sprake is (geweest) van enig gebrek aan onpartijdigheid of van enige vooringenomenheid, evenmin van een, door feiten en omstandigheden niet te rechtvaardigen, afwijzende houding van de rechter jegens verzoeker.
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 26 oktober 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.P. Sprenger en mr. R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.