ECLI:NL:RBROT:2012:BY1442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
407861 / HA RK 12-659
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 oktober 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [naam verzoeker] tegen de rechter die zijn bestuursrechtelijke zaken behandelde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig had geoordeeld door geen aanleiding te zien om de door verzoeker verzochte getuigen te horen. Verzoeker had tijdens een zitting op 24 augustus 2012 verzocht om elf getuigen te horen, waaronder de burgemeester en wethouder van de gemeente Maassluis, omdat hij meende dat deze ambtenaren gefraudeerd hadden in zijn zaak. De rechter had dit verzoek afgewezen, wat volgens verzoeker zijn vertrouwen in de onafhankelijkheid van de rechter had geschaad.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de wrakingsgronden niet gegrond waren. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter om de getuigen niet te horen, goed gemotiveerd was en geen blijk gaf van vooringenomenheid. Bovendien werd opgemerkt dat een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend, zodra de feiten bekend zijn, en dat verzoeker niet tijdig had gereageerd op de beslissing van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij deze beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze alleen verklaard kan worden door vooringenomenheid.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat de rechter in de procedure op een serieuze en niet-partijdige manier had gehandeld. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank heeft de procedure zorgvuldig gevolgd. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter, en dat het verzoek tot wraking ongegrond was.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 26 oktober 2012
Zaaknummer: 407861
Rekestnummer: HA RK 12-659
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
postadres: [postadres],
verzoeker,
advocaat mr. J.J.A. Bosch,
strekkende tot wraking van [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 24 augustus 2012 zijn door de rechter behandeld de door verzoeker als eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis aanhangig gemaakte beroepsprocedures met kenmerk AWB 12/804, AWB 12/1975 en AWB 12/3108.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de griffiedossiers van de hiervoor omschreven procedures, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter, alsmede het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 12 oktober 2012, alwaar de gedane wraking - na uitstel van de behandeling op verzoek van de zijde van verzoeker - is behandeld, zijn verschenen: verzoeker en zijn advocaat. De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota met producties het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- de brief d.d. 18 september 2012 van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank, met bijlage;
- de brief d.d. 21 september 2012 van verzoeker aan de rechtbank;
- de brief d.d. 9 oktober 2012 van de advocaat van verzoeker aan de rechtbank.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Ter zitting van 24 augustus 2012 - en in de daaraan voorafgaande brief van verzoeker zelf aan de rechter, gedateerd 5 augustus 2012, en van diens advocaat van 15 augustus 2012 - heeft verzoeker gemotiveerd verzocht de behandeling van zijn zaken aan te houden teneinde elf, althans drie met name genoemde personen te horen als getuige. Het gaat daarbij om de burgemeester van de gemeente Maassluis, de wethouder van sociale zaken alsmede om diverse ambtenaren en controleambtenaren. Verzoeker wil deze getuigen horen omdat, zo stelt hij, de ambtenaren in zijn zaak hebben gefraudeerd en de door de gemeente in zijn zaken opgestelde rapportages niet consistent en tegenstrijdig zijn, terwijl de burgemeester en de wethouder daarvoor verantwoordelijk zijn.
Ter zitting van 24 augustus 2012 heeft de rechter die verzoeken afgewezen.
Door deze beslissing heeft verzoeker geen vertrouwen meer in de onafhankelijkheid van de rechter. De rechter moet de gevraagde getuigen horen. Het niet horen van de verbalisanten en leidinggevenden is in strijd met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Het niet horen van getuigen leidt tot rechtsongelijkheid tussen een strafrechtelijke afhandeling, waarbij getuigen wel door de rechtbank of de rechter-commissaris worden gehoord, en een behandeling door een bestuursrechter.
2.1.2
De behandeling van de zaken van verzoeker is onnodig vertraagd. Verzoeker wilde door middel van het horen van getuigen nagaan waarom zijn zaken zo zijn vertraagd. Ter zitting van 24 augustus 2012 merkte de rechter op dat de normale termijnen in acht zijn genomen. Deze mededeling brengt het vermoeden van partijdigheid met zich mee en is volstrekt onbegrijpelijk, gezien het tijdsverloop.
In tegenstelling tot hetgeen de rechter ter zitting feitelijk heeft meegedeeld, vermeldt het proces-verbaal dat de rechter heeft opgemerkt dat de termijnen duidelijk genoeg uit het dossier blijken. Dat is wat anders.
2.1.3
Het beroep op de artikelen 6 en 13 EVRM en op de rechtsongelijkheid tussen een strafrechtelijke behandeling en een behandeling door de bestuursrechter is ter zitting van 24 augustus 2012 uitdrukkelijk uitgesproken en met de rechter besproken. Echter, die beroepen vanwege verzoeker zijn niet in het proces-verbaal opgenomen.
Ook het door verzoeker ter zitting gemaakte punt dat er mogelijk een verband is tussen het schuldsaneringsonderzoek en het intrekken van zijn Wwb-uitkering komt nauwelijks terug in het proces-verbaal van de zitting.
Verzoeker heeft ter zitting tegen de rechter gezegd dat er al voor het opstarten van het onderzoek door twee verbalisanten en het opstarten van de schuldsanering een controle is geweest door de Sociale Dienst en dat bij het eerste onderzoek alles in orde was bevonden.
Dit alles is niet opgenomen in het proces-verbaal van die zitting. Dit levert op zichzelf grond voor wraking op.
2.1.4
Het afwijzen van de onderzoekswensen van verzoeker moet - gelet op de motivering zoals gegeven in het proces-verbaal van de zitting - als onbegrijpelijk worden aangemerkt en wel zodanig onbegrijpelijk, dat de onpartijdigheid van de rechter is aangetast. De houding van de rechter ter zitting en het weglaten van stukken uit het proces-verbaal en het verdraaien van ter zitting uitgesproken teksten maken dat haar onpartijdigheid is geschaad.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Zij voert daartoe het volgende aan:
2.2.1
"De heer [naam verzoeker] meent dat ik partijdig heb geoordeeld door in zijn verzoek om elf getuigen te horen, geen aanleiding te zien de behandeling ter zitting aan te houden en deze elf getuigen op te roepen. Ter zitting heeft de heer [naam verzoeker] - en ook zijn gemachtigde - het verzoek om getuigen te horen uitgebreid kunnen toelichten. Op zijn verzoek en de toelichting daarop ben ik ter zitting serieus en niet partijdig ingegaan. Dat de beslissing op zijn verzoek niet is zoals de heer [naam verzoeker] wenst, is mijns inziens geen gegronde reden om mij te wraken."
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De eerst ter zitting van 12 oktober 2012 aangevoerde omstandigheid dat door de rechter is verzuimd in het proces-verbaal van de zitting van 24 augustus 2012 op te nemen dat de raadsman een beroep deed op de artikelen 6 en 13 EVRM, vormt een zelfstandige wrakingsgrond. Deze grond wordt buiten beschouwing gelaten nu - anders dan de raadsman stelt - uit het dossier niet kan volgen dat dit punt al eerder als zelfstandige wrakingsgrond is aangevoerd. Ingevolge artikel 8:16 AWB dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden (lid 1) en dienen alle feiten of omstandigheden tegelijk te worden voorgedragen (lid 3). Nu het verzoek tot wraking is gedaan ter zitting van 24 augustus 2012 en het proces-verbaal van die zitting op 27 augustus 2012 aan zowel verzoeker als zijn advocaat is toegezonden, voldoet een op de inhoud van dat proces-verbaal gegrond wrakingsverzoek dat pas op 12 oktober 2012 wordt aangevoerd niet aan de genoemde wettelijke vereisten.
Om gelijke redenen worden de overige door verzoeker eerst op 12 oktober 2012 aangevoerde grieven ten aanzien van het proces-verbaal van de zitting van 24 augustus 2012 buiten beschouwing gelaten.
3.3
Aan de overige door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
3.4
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing als vorenbedoeld opleveren. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
3.5
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.6
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.7
De omstandigheid dat de rechter bij brief van 14 augustus 2012 en daarna ter zitting van 24 augustus 2012 ter kennis van verzoeker heeft gebracht respectievelijk heeft beslist dat zij geen aanleiding ziet de verzochte getuigen op de voet van artikel 8:60 Algemene wet bestuursrecht op te roepen voor verhoor, vormt geen grond voor wraking, ook niet indien daarbij in aanmerking wordt genomen dat daarbij een beroep is gedaan op genoemde artikelen van het EVRM. De hier aan de orde zijnde beslissing van de rechter is ter zitting ten aanzien van iedere getuige gemotiveerd en die motiveringen geven geen blijk van vooringenomenheid en roepen evenmin enige objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op.
De wrakingskamer tekent aan dat de kwestie van het wel of niet horen van getuigen ter zitting van 24 augustus 2012 als eerste onderwerp is behandeld en beslist, nog voordat is overgegaan tot de verdere inhoudelijke behandeling van de beroepsschriften. Die in dat stadium van de procedure genomen beslissing impliceert niet noodzakelijkerwijs dat de rechter niet in een later stadium, al dan niet na heropening van het onderzoek, alsnog kan en zal besluiten tot het horen van getuigen omtrent gemotiveerd bestreden en van belang zijnde feiten.
3.8
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 26 oktober 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.P. Sprenger en mr. R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de oudste rechter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door de oudste rechter en de griffier ondertekend.