ECLI:NL:RBROT:2012:BY0792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409651 / HA RK 12-766
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de stichting [naam stichting]. Het verzoek tot wraking was ingediend door de gemachtigde van verzoekster op 24 september 2012, terwijl de gewraakte gedragingen van de rechter zich hadden voorgedaan tijdens een zitting op 5 september 2012. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer overwoog dat verzoekster op de zitting van 5 september 2012 aanwezig was en kennis had genomen van de uitlatingen en gedragingen van de rechter. De termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek is ruimschoots overschreden, wat betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek. Verzoekster had aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat het verzoek moest worden opgesteld door een kantoorgenoot in afwezigheid van de gemachtigde. De wrakingskamer oordeelde echter dat, ondanks deze omstandigheden, van verzoekster verwacht mocht worden dat zij het verzoek binnen enkele dagen na de zitting zou indienen. De beslissing van de rechtbank werd genomen in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij en de gemachtigde van de gerekwestreerden, mr. P.H.A. de Boer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 12 oktober 2012
Zaaknummer: 409651
Rekestnummer: HA RK 12-766
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
de stichting [naam stichting],
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde mr. K.A.M. Jaspers,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Verzoekster heeft bij verzoekschrift van 3 juli 2012 - gericht tegen [A], [B] en [C] als gerekwestreerden - verzocht om een voorlopig getuigenverhoor en om een datum te bepalen voor dat getuigenverhoor. Bij beschikking van 13 augustus 2012 heeft de rechter dat verzoek toegewezen. Deze procedure heeft als kenmerk 1360877 VZ VERZ 12-5880.
Ter zitting van 5 september 2012 heeft ten overstaan van de rechter het voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden en is aansluitend als datum voor de voortzetting van dat getuigenverhoor bepaald: 11 oktober 2012.
Bij brief van 21 september 2012, ter griffie ingekomen op 24 september 2012, heeft de gemachtigde van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure.
Verzoekster, haar gemachtigde, de rechter, alsmede de hiervoor genoemde gerekwestreerden zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 12 oktober 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen:
mevrouw [naam], woonconsulente bij verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de rechter, alsmede mr. P.H.A. de Boer, gemachtigde van de gerekwestreerden [B] en [C].
2. De beoordeling
2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoekster bekend waren geworden - zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter bij gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor op 5 september 2012. Verzoekster was op die zitting vertegenwoordigd door mevrouw [naam] voornoemd en haar gemachtigde en heeft, zoals deze gemachtigde ter zitting van de wrakingskamer ook heeft erkend, bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede "zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn" betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 5 september 2012 terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 24 september 2012.
2.3
Verzoekster heeft nog aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de tekst van het wrakingsverzoek - bij afwezigheid van de gemachtigde van verzoekster vanwege vakantie - moest worden opgesteld door een kantoorgenoot en vervolgens moest worden goedgekeurd door functionarissen in dienst van verzoekster, hetgeen enige tijd heeft gevergd.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen voornoemde omstandigheden weliswaar rechtvaardigen dat verzoekster de rechter niet ter zitting heeft gewraakt, maar zoals reeds overwogen is, had - ook binnen deze context - van verzoekster mogen worden verwacht dat zij het verzoek tot wraking binnen enkele dagen na de zitting van 5 september 2012 zou doen. Het indienen van het verzoek na 19 dagen kan niet worden aangemerkt als "zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden".
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
3. De beslissing
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 12 oktober 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. W.P. Sprenger en mr. R.F. de Knoop, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.