Parketnummer: 10/810319-12
Datum uitspraak: 16 oktober 2012
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedatum],
volgens zijn eigen opgave genaamd:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedatum],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Noordsingel,
raadsman mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Kardol heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
- oplegging aan de verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 partieel nietig is, omdat het bestanddeel braak niet feitelijk is omschreven.
Dit verweer wordt verworpen om de volgende redenen.
Het woord “braak” heeft voldoende feitelijke betekenis en tegen de achtergrond van het dossier moet het voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest welke concrete feitelijke handelingen daarmee worden bedoeld, zodat dit niet met handelingen nader omschreven hoefde te worden.
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Dit oordeel zal niet nader worden gemotiveerd, nu de officier van justitie tot vrijspraak heeft gerekwireerd en dit eveneens is bepleit door de verdediging.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen een fotocamera en een videocamera en meerdere sieraden en paspoorten en tassen en (voetbal)schoenen en vouchers en een navigatiesysteem en een divender en autopapieren en acculaders, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte is strafbaar.
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met een breekijzer ingebroken in een woning. Hij heeft vanuit die woning verschillende goederen meegenomen. Dit is een naar feit. Onder de gestolen goederen bevonden zich sieraden die voor de slachtoffers een emotionele waarde kunnen hebben. Bovendien leidt een woninginbraak bij de slachtoffers vaak tot gevoelens van angst en onrust. Zij voelen zich vaak niet meer veilig in hun eigen huis.
Door zijn handelwijze heeft de verdachte tevens gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeggebracht.
Door de officier van justitie is de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd als laatste alternatief om de maatschappij te beschermen tegen recidive van de verdachte en om uitzetting van de verdachte naar zijn land van herkomst te bevorderen.
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de door de officier van justitie gevorderde maatregel. Nu de verdachte voor het eerst in twintig jaar zijn echte naam heeft opgegeven, waardoor terugkeer naar zijn land van herkomst tot de mogelijkheden behoort, is een ISD-maatregel als ultimum remedium niet aan de orde. Verder past de ISD-maatregel voor vreemdelingen niet binnen het strafrechtelijk kader en staat de maatregel op gespannen voet met de Terugkeerrichtlijn. De waarborgen uit het vreemdelingenrecht ontbreken en daardoor is er een mogelijkheid dat de verdachte de ISD-maatregel zal moeten uitzitten zonder dat er een rechter aan te pas komt. De Raad van State en de Raad voor de Strafrechtstoepassing hebben zich ook kritisch uitgelaten over de ISD-maatregel voor vreemdelingen. Daarnaast is in het onderhavige geval niet voldaan aan de voorwaarden die in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers worden genoemd. De verdachte is feitelijk niet uitzetbaar en het is niet duidelijk of er in de inrichting plaats is voor de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel aan de verdachte dient te worden opgelegd om de volgende redenen.
De verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 20 september 2012 zeer regelmatig met justitie in aanraking gekomen. In de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten is hij tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De betreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte was ten tijde van het onderhavige feit pas een week op vrije voeten na een gevangenisstraf van 13 maanden te hebben uitgezeten. Er moet derhalve ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte bij vrijlating wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een door psychiater in opleiding D. van Dam en forensisch psychiater L.J.M. Van Seggelen, werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, omtrent verdachte opgemaakt advies d.d. 2 augustus 2012. Hieruit blijkt dat er bij de verdachte sprake is van afhankelijkheid van meerdere middelen, in gedeeltelijk gedwongen remissie. Daarnaast is er gezien zijn presentatie, gevoeligheid voor drugsgebruik, crimineel gedrag en impulsiviteit meest waarschijnlijk sprake van cluster B persoonlijkheidsproblemen. Er is op basis van dit onderzoek geen aanwijzing voor het bestaan van psychotische problematiek of zwakbegaafdheid. Er zijn geen contra-indicaties voor een ISD-maatregel. Een aanvullend persoonlijkheidsonderzoek is te overwegen. De verdachte heeft aangegeven mee te zullen werken aan een ISD-traject en graag hulp te willen bij zijn financiële problemen, huisvestingsproblemen en zijn illegale status. Hij heeft tevens aangegeven in de nabije toekomst terug te willen keren naar Algerije.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een door N. Sint-Nieklaas, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, omtrent de verdachte opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 24 augustus 2012. Dit advies houdt het volgende in. Op 17-jarige leeftijd is de verdachte naar Nederland gekomen en hij heeft zijn bestaan altijd gefinancierd met criminele activiteiten. Hij heeft geen werk, geen opleiding en geen verblijfsstatus. Verdachte gebruikt op onregelmatige basis wisselende hoeveelheden cocaïne, cannabis en alcohol. De verdachte geeft aan voornamelijk verslaafd te zijn aan cocaïne en delicten ook te plegen om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. De verdachte wil graag hulp, maar kan gelet op zijn illegale status geen aanspraak maken op hulpverlening en andere voorzieningen. De verdachte lijkt niet in staat om het patroon van recidiveren te doorbreken. Zijn situatie wordt ingeschat als zeer uitzichtloos. Het recidiverisico wordt geschat als hoog. Tevens wordt geschat dat er een hoog risico is op het onttrekken aan voorwaarden. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is verslaafd. Binnen een ISD-traject zal de verdachte mogelijk deel kunnen nemen aan interventies en kunnen enkele probleemgebieden worden aangepakt. Er zal een programma worden aangeboden gericht op terugkeer naar het land van herkomst, waarbij gekeken zal worden naar de mogelijkheden voor opvang aldaar in de vorm van klinische opname of een woonvorm. Naar aanleiding van het gesprek met verdachte, het voorgeleidingsconsult van het NIFP en overleg met de vreemdelingenpolitie ziet de rapporteur geen bezwaren in het opleggen van de ISD-maatregel. Geadviseerd wordt de verdachte te plaatsen in vreemdelingen-ISD Hoogeveen.
Een ISD maatregel heeft te gelden als een uiterst middel. De vele tot nu toe aan de verdachte opgelegde straffen hebben er niet toe geleid dat de verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade, dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de maximale duur van twee jaren.
De ISD-maatregel zal tevens de terugkeer van de verdachte naar het land van herkomst kunnen bevorderen. De rechtbank volgt de verdediging niet in haar stelling dat deze doelstelling niet past binnen het strafrechtelijk kader. Gebleken is dat de door de verdachte gepleegde delicten verband houden met zijn illegale status en de daarmee samenhangende onmogelijkheid aanspraak te kunnen maken op hulpverlening en andere voorzieningen. Het recidivegevaar lijkt dan ook enkel beperkt te kunnen worden door uitzetting van de verdachte. Gelet op zijn ongewenstverklaring en het feit dat de tot op heden opgelegde straffen en ondergane vreemdelingenbewaring niet hebben geleid tot het beëindigen van het recidiveren door de verdachte, moet er ook vanuit gegaan worden dat de verdachte slechts een (delictvrije) toekomst heeft buiten Nederland. De verdachte heeft bovendien zelf aangegeven in de nabije toekomst terug te willen keren naar Algerije. Tot op heden is het niet gelukt om dat op eigen kracht of tijdens de vreemdelingenbewaring te bewerkstelligen.
Dat de verdachte wegens zijn illegale status niet zal kunnen deelnemen aan een extramuraal traject en er geen sprake kan zijn van resocialisatie in de Nederlandse samenleving maakt niet dat van oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgezien. De rechtbank gaat er ook niet vanuit dat er sprake zal zijn van een kale opsluiting voor de duur van twee jaar. Gebleken is dat de verdachte nog contacten heeft in Algerije en dat via die weg mogelijk de voor terugkeer benodigde geboorteakte en andere bescheiden kunnen worden verkregen. Nu het de verdachte tot op heden nog niet is gelukt om dat zelf te bewerkstelligen, kan hier tijdens de ISD-maatregel hulp bij geboden worden. Zodra de verdachte kan terugkeren naar Algerije, kan de ISD-maatregel beëindigd worden. Uit het reclasseringsadvies blijkt bovendien dat er binnen de ISD-maatregel voor verdachte mogelijkheden zijn om deel te nemen aan trainingen, dat enkele probleemgebieden kunnen worden aangepakt en dat gekeken kan worden naar opvang in Algerije in de vorm van klinische opname of een woonvorm. Mocht terugkeer naar het land van herkomst onverhoopt niet gerealiseerd worden, dan heeft de verdachte in ieder geval enige vorm van hulpverlening kunnen ontvangen. De maatregel kan derhalve tevens een bijdrage leveren aan het oplossen van (een deel van) de problematiek van de verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aangewezen om een vinger aan de pols te houden ten aanzien van de concrete invulling van de maatregel en de vorderingen ten aanzien van de terugkeer naar het land van herkomst. Een tussentijdse beoordeling van de noodzaak en wenselijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel na een termijn van zes maanden wordt daarom geboden geacht.
Nu deze tussentijdse toets zal worden uitgevoerd na zes maanden is er geen sprake van een gefixeerde termijn van twee jaar en kan het verweer van de verdediging ten aanzien van het ontbreken van de waarborgen uit het vreemdelingenrecht en ten aanzien van spanning met de Terugkeerrichtlijn niet slagen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38s en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat de rechtbank over 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak door het Openbaar Ministerie wordt bericht over de wenselijkheid of nood¬zakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. Wijnholt en Cnossen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2012.
Bijlage bij vonnis van 16 oktober 2012:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 05 juli 2012 te Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam]) heeft weggenomen een fotocamera en/of een videocamera en/of één of meerdere siera(a)d(en) en/of (een) paspoort(en) en/of één of meerdere tas(sen) en/of drank en/of (voetbal)schoenen en/of (een) voucher(s) en/of een navigatiesysteem en/of een divender en/of autopapieren en/of (een) acculader(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht) (parketnummer 10/810319-12)
2.
hij op of omstreeks 05 juli 2012 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning (gelegen aan de [straatnaam II) weg te nemen één of meedere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer II], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een (voor)deur van voornoemde woning (met een breekijzer, althans een hard en/of scherp voorwerp), heeft opengebroken, althans heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 311 Wetboek van Strafrecht) (parketnummer 10/810319-12)