ECLI:NL:RBROT:2012:BX7839

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
407468 / HA RK 12-644
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A. van 't Laar, voorzieningenrechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 16 augustus 2012, nadat de rechter op 9 augustus 2012 een uitspraak had gedaan in een voorlopige voorzieningprocedure. De verzoeker was van mening dat de rechter niet onpartijdig had gehandeld, omdat hij zonder zitting uitspraak had gedaan op een verzoek tot voorlopige voorziening, terwijl verzoeker nieuwe feiten had aangevoerd. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de procedure waarin de wraking werd verzocht, op 9 augustus 2012 was geëindigd en dat er geen openstaand verzoek tot heropening was. Hierdoor was de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, aangezien de zaak niet meer bij de rechter in behandeling was. De wrakingskamer heeft wel opgemerkt dat de gang van zaken in de eerdere procedure de schijn van partijdigheid had kunnen wekken, maar dit was niet voldoende om het wrakingsverzoek ontvankelijk te verklaren. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 19 september 2012
Zaaknummer: 407468
Rekestnummer: HA RK 12-644
Zaaknummer bodemprocedure: AWB 12/3303
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter], voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Op 9 augustus 2012 heeft de rechter uitspraak gedaan inzake het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen verzoeker en de korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten (hierna het KLPD) met zaaknummer AWB 12/3303.
Bij brief van 16 augustus 2012 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft naast voornoemd wrakingsverzoek kennis genomen van alle relevante stukken uit het dossier met zaaksnummer AWB 12/3303 AW.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 13 september 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen verzoeker en diens echtgenote [naam echtgenote], die zich als de gemachtigde van verzoeker heeft gesteld. De gemachtigde heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.
Voorts was als belanghebbende aanwezig [naam] van het KLPD.
De rechter is met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
In voorlopige voorzieningprocedure met procedurenummer 12/2332 heeft de rechter op 5 juli 2012 het verzoek van verzoeker afgewezen omdat er geen spoedeisend belang zou zijn. De rechter achtte daarbij van belang dat verzoeker met ingang van 1 juni 2012 in aanmerking zou komen voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en een bovenwettelijke uitkering, hij over de maand juli 2012 nog salaris heeft ontvangen en het KLPD verzoeker de garantie heeft gegeven dat hij de WW en buitenwettelijke uitkering zal ontvangen, mits hij daartoe een aanvraag indient. Volgens verzoeker is deze uitspraak onbegrijpelijk omdat de rechter in dezelfde uitspraak vaststelt dat tegen het besluit van 17 februari 2012 waarbij het UWV aan het KLPD een loonsanctie heeft opgelegd tot 9 april 2013 door geen van de partijen bezwaar is gemaakt, zodat de loonsanctie in rechte vast staat. Het is een feit van algemene bekendheid dat geen WW-uitkering wordt toegekend zolang er nog een dienstverband en recht op loon bestaat, aldus verzoeker.
Kort na de uitspraak van 5 juli 2012 heeft het KLPD de loonbetaling gestopt en de betaling over de maand juni 2012 teruggevorderd. Dit gegeven, samen met het feit dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een WW-uitkering, was aanleiding om op 30 juli 2012 opnieuw een aanvraag tot voorlopige voorziening in te dienen. Verzoeker heeft verschillende malen met de griffie gebeld en kreeg op 8 augustus 2012 te horen dat er nog geen zittingsdatum is gepland en dat de rechter de zaak gaat behandelen. De rechter heeft vervolgens op 9 augustus 2012 op het verzoek tot voorlopige voorziening met procedurenummer 12/3303 AW uitspraak gedaan zonder zitting en zonder verzoeker in de gelegenheid te stellen te reageren op een door het KLPD ingestuurd verweerschrift dat de rechter in bezit had voor hij uitspraak deed maar dat verzoeker pas ontving tegelijkertijd met de uitspraak. Op 10 augustus 2012 heeft verzoeker daarop een verzoek gedaan om de zaak te heropenen, welk verzoek op 14 augustus 2012 door de griffier is afgewezen.
Deze gang van zaken vormt voor verzoeker aanleiding om de rechter te wraken, omdat hij er in zijn uitspraak blijk van heeft gegeven niet onpartijdig te zijn. Het heeft er alle schijn van, dat de rechter ervoor gekozen heeft geen zitting te houden om wraking te voorkomen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter stelt dat, omdat de zaak is afgedaan, een wrakingsverzoek geen gevolg meer kan hebben voor het geschil onder nummer AWB 12/3303.
Voor zover wel wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek, stelt de rechter dat slechts inhoudelijke overwegingen een rol hebben gespeeld om geen zitting te houden.
3. Beoordeling
3.1
De wrakingskamer dient allereerst de vraag te beantwoorden of verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
3.2
Op grond van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een wrakingsverzoek tijdig te worden gedaan, te weten zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. De feiten en omstandigheden die aanleiding vormen voor het verzoek tot wraking waren eerst op 14 augustus 2012, door de brief van de griffier aan verzoeker bekend. Bij brief van 16 augustus 2012 heeft verzoeker de rechter gewraakt. Het verzoek is daarom tijdig gedaan.
3.3
Wraking van een rechter kan op grond van artikel 8:15 van de Awb alleen worden verzocht zolang bij die rechter de zaak nog in behandeling is.
Wraking is aldus een rechtsmiddel dat ertoe dient te voorkomen dat een rechter, door wiens handelen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, bij de behandeling van de zaak betrokken blijft. De procedure AWB 12/3303 is met de uitspraak van 9 augustus 2012 geëindigd. Verder heeft de wrakingskamer in vervolg op een door verzoeker geopperde mogelijkheid nader onderzoek gedaan en geconstateerd dat er ook geen openstaand verzoek tot heropening van die procedure meer is.
Nu uit een en ander volgt dat de zaak niet meer bij de rechter in behandeling is, kan verzoeker ingevolge artikel 8:15 van de Awb niet meer worden ontvangen in zijn wrakingsverzoek.
3.4
Ten overvloede merkt de wrakingskamer nog op dat zij het wel voorstelbaar vindt, dat de gang van zaken in de procedure AW 12/3303 bij verzoeker de schijn van partijdigheid heeft gewekt, nu:
- na de uitspraak op het eerste verzoek om voorlopige voorziening ook, zònder zitting, uitspraak op het tweede verzoek is gedaan, hoewel verzoeker nieuwe feiten en omstandigheden had gesteld; en
- verzoeker op 8 augustus 2012 nog bij de griffie heeft geïnformeerd naar een zittingsdatum en toen te horen heeft gekregen dat hij daarover zo spoedig mogelijk zou worden geïnformeerd, waarna op 9 augustus 2012, na ontvangst van een verweerschrift van het KLPD, zonder zitting het tweede verzoek ook werd afgewezen; en
- verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op het verweerschrift van de KLPD; en
- het verzoek tot heropening door de griffier met een standaard griffiersbrief werd afgewezen.
4. De beslissing
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. A. van 't Laar.
Deze beslissing is gegeven op 19 september 2012 door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. H.J.M. van der Kaaij en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. Jallal, griffier.