1. [eiseres sub 1],
2. [eiseres sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander,
[gedaa[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.M. Uithol.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres sub 1]”, “[eiseres sub 2]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• het exploot van dagvaarding van 20 oktober 2011, met producties;
• de conclusie van antwoord, met producties;
• het tussenvonnis van 27 december 2011 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
• het proces-verbaal van de op 27 januari 2012 gehouden comparitie van partijen;
• de ten behoeve van de comparitie van partijen door [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] overgelegde producties.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet weersproken, staat tussen partijen het volgende vast:
2.1 Op 12 juli 2008 is tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] een ‘overeenkomst tot ingebruikgeving tuinen’ tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is aan [gedaagde] een perceel grond (tuinnummer [x]) deel uitmakende van het complex van [eiseres sub 2] (hierna: de tuin) tegen een vergoeding voor gebruik ter beschikking gesteld. Op 12 juli 2008 heeft [gedaagde] het tuinhuisje dat zich op de tuin bevond, gekocht.
2.2 [gedaagde] is lid van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1]. Op grond van artikel 22 van de statuten van [eiseres sub 2] is de vereniging aangesloten bij de [eiseres sub 1], is [gedaagde] lid van [eiseres sub 1] en zijn het lidmaatschap van [eiseres sub 1] en van [eiseres sub 2] onverbrekelijk met elkaar verbonden.
2.3 Op grond van artikel 3 van de overeenkomst tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde], heeft [gedaagde] zich verbonden de statuten, het huishoudelijk reglement en overige reglementen van [eiseres sub 1] en van [eiseres sub 2] ten aanzien van volkstuinen na te leven.
2.4 Artikel 5 en 6 van de overeenkomst tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] luiden - voor zover thans van belang - als volgt:
Artikel 5
De gebruiker verplicht zich bij beëindiging van het lidmaatschap van de [eiseres sub 1] en/of de aangesloten vereniging en/of bij beëindiging van deze overeenkomst zowel de tuin als het tuinhuisje ter beschikking te stellen aan het verenigingsbestuur ten behoeve van een kandidaat-lid tegen een financiële vergoeding, vast te stellen door het bestuur van de vereniging volgens de binnen de betreffende vereniging geldende taxatienormen.
Gebruiker zal zich bij het beëindigen van deze overeenkomst voor wat betreft de taxatie van zijn tuinhuis en overige opstallen conformeren aan de door het bestuur van de aangesloten vereniging uitgevoerde taxatie, dan wel aan de taxatie van de technische commissie van de [eiseres sub 1].
Artikel 6
Het gebruik zal eindigen door:
(…)
c. schriftelijke opzegging door één van de partijen van deze overeenkomst en wel vóór 1 oktober van het lopende boekjaar tegen het einde van dat boekjaar.
2.5 De statuten van [eiseres sub 2] luiden - voor zover thans van belang - als volgt:
(…)
Beëindiging lidmaatschap
Artikel 9
(…)
2. Het lidmaatschap eindigt voorts:
a. door opzegging namens de vereniging
(…)
4. Opzegging van het lidmaatschap namens de vereniging kan tegen eind september van het lopende boekjaar of tegen het einde van het lopende boekjaar geschieden door het bestuur van de vereniging met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste vier (4) weken in geval het lid, na daartoe bij herhaling schriftelijk te zijn aangemaand, (…) wanneer het lid heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten welke door of krachtens de statuten van de vereniging aan het lidmaatschap te eniger tijd gesteld mochten worden.
(…)
11. Einde van het lidmaatschap heeft tot gevolg dat het gebruiksrecht van de betreffende tuin niet meer door of namens een lid, van wie het lidmaatschap is geëindigd, kan worden uitgeoefend.
(…)
Verplichting van de leden
(…)
Artikel 20
1. Ieder lid is gehouden bij beëindiging van het lidmaatschap van de vereniging en/of van de [eiseres sub 1] zowel tuin als het tuinhuis en de overige opstallen ter beschikking te stellen aan het bestuur van de vereniging ten behoeve van een kandidaat-lid tegen een financiële vergoeding, vast te stellen door het bestuur van de vereniging volgens de richtlijnen als vastgelegd in het Handboek taxaties van de [eiseres sub 1].
2. Ieder lid zal zich bij het beëindigen van het lidmaatschap van de vereniging en/of van de [eiseres sub 1] voor wat betreft taxatie van zijn tuinhuis en overige opstallen conformeren aan de door het bestuur uitgevoerde taxatie, dan wel aan de taxatie van de Technische Commissie van de [eiseres sub 1].
(…)
2.6 Op grond van het Huishoudelijk Reglement van [eiseres sub 2] is ieder lid verplicht de tuin in zijn geheel van de aanvang af in goede staat te brengen, geregeld te onderhouden en ordelijk te bewerken en te gebruiken. Tevens heeft ieder lid op grond van het Huishoudelijke Reglement van [eiseres sub 2] de verplichting te voorkomen dat door hem en/of zijn gezinsgenoten overlast wordt aangedaan aan andere leden van de vereniging.
2.7 De statuten van [eiseres sub 1] luiden - voor zover thans van belang - als volgt:
(…)
Beëindiging lidmaatschap
Artikel 9
2. Het lidmaatschap eindigt voorts:
a. door opzegging namens de [eiseres sub 1].
(…)
4. Opzegging van het lidmaatschap namens de [eiseres sub 1] kan tegen 30 september van het lopende boekjaar of tegen het einde van het lopende boekjaar geschieden door het bestuur met inachtneming van een opzeggingstermijn van tenminste vier weken, (…) alsmede wanneer het lid heeft opgehouden te voldoen aan de vereisten welke te eniger tijd door of krachtens de statuten voor het lidmaatschap van de [eiseres sub 1] gesteld mochten worden.
(….)
5. (…) De opzegging geschiedt steeds schriftelijk met opgave van reden(en).
(…)
11. Einde van het lidmaatschap heeft tot gevolg dat het gebruiksrecht van de betreffende tuin niet meer door of namens het lid, van wie het lidmaatschap is geëindigd, kan worden uitgeoefend.
(…)
2.8 In artikel 7 van het Huishoudelijk Reglement van [eiseres sub 1] is - voor zover thans van
belang - het volgende opgenomen:
a. Bij beëindiging van het lidmaatschap wordt de waarde van de opstallen vastgesteld door de taxatiecommissie van de aangesloten vereniging of door de taxatiecommissie van een andere bij de [eiseres sub 1] aangesloten vereniging.
(…)
c. Het lid dat het niet eens is met de waarden van de opstallen zoals vastgesteld door de taxatiecommissie van de aangesloten vereniging of door de taxatiecommissie van een andere bij de [eiseres sub 1] aangesloten vereniging heeft recht van beroep bij het bestuur van de [eiseres sub 1].
(…)
2.9 Bij brieven van 21 februari 2009, 9 juni 2009 en 24 juli 2009 heeft [eiseres sub 2] [gedaagde] gesommeerd zijn volkstuin op te ruimen en zorg te dragen voor het onderhoud van zijn volkstuin.
2.10 Bij brief van 24 augustus 2009 heeft [eiseres sub 2] [gedaagde] voor de duur van een maand geschorst als lid van [eiseres sub 2]. Bij brief van 24 september 2009 heeft [eiseres sub 2] [gedaagde] nogmaals voor de duur van een maand geschorst.
2.11 In september 2009 heeft [eiseres sub 2] het lidmaatschap van [gedaagde] opgezegd. Bij brief van 30 september 2009 heeft [eiseres sub 1] in navolging van de opzegging van [eiseres sub 2] het lidmaatschap van [gedaagde] en de huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd. Bij vonnis van 24 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam geoordeeld dat deze opzegging van [eiseres sub 1] niet geldig is geweest nu deze gebaseerd is op de ongeldige opzegging van [eiseres sub 2].
2.12 Bij brief van 7 augustus 2010 (gedateerd 7 juli 2010) heeft [eiseres sub 2] het lidmaatschap van [gedaagde] tegen 30 september 2010 opgezegd. Deze brief heeft - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
(…)
Omdat de gronden voor de opzegging zoals die in de aan u gerichte brieven van ons bestuur van 21 februari 2009, 9 juni 2009, 24 juli 2009 en 24 augustus nog onverkort aanwezig zijn, ziet het bestuur van [eiseres sub 2] aanleiding uw lidmaatschap opnieuw op te zeggen, thans per aangetekende brief.
Ondanks de aan duidelijkheid weinig te wensen overlatende inhoud van de aan gehaald brieven, is uw volkstuin nog altijd een grote rommel. Nog altijd gaat u over elk wissewasje met bestuursleden in discussie, waarbij u regelmatig grove verwensingen aan hun adres uit en hen niet zelden ook bedreigt. Verschillende leden van [eiseres sub 2] hebben bij het bestuur geklaagd over uw intimiderende optreden tegenover hen, waardoor hun plezier van het tuinieren wordt ontnomen.
(…)
2.13 Bij brief van 6 augustus 2010 heeft [eiseres sub 1] het lidmaatschap van [gedaagde] en de overeenkomst tot ingebruikgeving met [gedaagde] tegen 30 september 2010 opgezegd. In deze brief is - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
(…)
Tijdens een gezamenlijke bespreking met het bestuur van [eiseres sub 2] op 4 augustus 2010, vernam ik, dat de redenen die indertijd aanleiding zijn geweest voor de opzegging van uw lidmaatschap van [eiseres sub 1] en voor het beëindigen van de gebruiksovereenkomst van tuin [x], nog onverminderd aanwezig zijn. Bij inspectie van Uw tuin op de bovengenoemde dag, maakte deze nog steeds een heel rommelige en slecht onderhouden indruk.
Ook in contacten met het bestuur geeft u zich nog altijd over aan verwensingen en scheldpartijen. Bij het bestuur van [eiseres sub 2] wordt bovendien regelmatig geklaagd door andere volkstuinders dat u hen belaagt en intimideert.
Omdat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zich inspannen het leefklimaat op de tuinparken op een behoorlijk niveau te houden, zijn zij genoodzaakt maatregelen te nemen tegen overtredingen van de voorschriften uit de statuten en reglementen en tegen aantastingen van de in acht te nemen redelijke omgangsvormen tussen de volkstuinders.
(…)
2.14 Bij brief van 30 september 2010 heeft [gedaagde] aan [eiseres sub 2] medegedeeld dat hij de opzegging van zijn lidmaatschap van [eiseres sub 2] niet accepteert.
3. De stellingen van partijen
3.1 [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben na eiswijziging gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair, te verklaren voor recht dat het lidmaatschap van [gedaagde] bij [eiseres sub 2] rechtsgeldig is opgezegd, en daarmee ook het lidmaatschap bij [eiseres sub 1], alsook de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, en [gedaagde] te veroordelen om de volkstuin binnen 10 dagen na dit vonnis te ontruimen en in ontruimde en goede staat ter beschikking te stellen aan [eiseres sub 2];
subsidiair, de overeenkomst tot ingebruikgeving te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de volkstuin binnen 10 dagen na dit vonnis te ontruimen en in ontruimde en goede staat ter beschikking te stellen van [eiseres sub 2];
II. indien het onder I. gevorderde niet binnen de gestelde termijn wordt nagekomen, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] nalaat gehoor te geven aan de inhoud van het vonnis, te verbeuren aan [eiseres sub 1];
III. [gedaagde] te veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan de taxatie van het zich op de tuin bevindende tuinhuis conform het bepaalde in artikel 7 van het Huishoudelijk Reglement van de [eiseres sub 1], zulks op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] uiterlijk vijf dagen na de betekening van dit vonnis, in gebreke blijft daaraan zijn medewerking te verlenen;
IV. [gedaagde] te veroordelen het op zijn tuin geplaatste tuinhuisje ter beschikking te stellen aan het bestuur van [eiseres sub 2] ten behoeve van een nieuw aan te wijzen kandidaat-lid van die vereniging, tegen een aan [gedaagde] te betalen passende financiële vergoeding, vast te stellen door de Taxatiecommissie van [eiseres sub 2], zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, te verbeuren aan [eiseres sub 1], indien en zolang [gedaagde] in gebreke blijft zijn medewerking te verlenen;
V. onder bepaling dat het maximum der te verbeuren dwangsommen € 20.000,00 zal bedragen;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 Aan de eis is naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] komt zijn verplichtingen uit hoofde van zijn lidmaatschap van [eiseres sub 2] en uit de huurovereenkomst met [eiseres sub 1] tot het deugdelijk onderhoud van zijn tuin niet na. Daarnaast bezorgt [gedaagde] overlast aan andere leden van [eiseres sub 2]. [eiseres sub 2] heeft [gedaagde] voldoende mogelijkheden geboden om zijn tuin in goede staat te brengen en zich te houden aan de geldende statuten en reglementen. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven. Het is aan [gedaagde] te wijten dat zijn lidmaatschap van [eiseres sub 2] is opgezegd.
Opzegging van het lidmaatschap van [eiseres sub 2] brengt op grond van artikel 16 van de statuten van [eiseres sub 1] met zich dat de volkstuinder niet meer voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van [eiseres sub 1]. Nu de lidmaatschappen en de huurovereenkomst zijn opgezegd per 30 september 2010 verblijft [gedaagde] sindsdien zonder recht of titel op de volkstuin.
3.3 [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing ervan, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] in de kosten van de procedure. [gedaagde] heeft tegen de vordering - eveneens samengevat - het volgende aangevoerd.
[gedaagde] betwist dat sprake is van ondeugdelijk gebruik, althans verwaarlozing van zijn tuin. Tevens betwist [gedaagde] dat hij overlast aan de andere leden veroorzaakt. Dit heeft tot gevolg dat de grondslag voor de opzegging van [eiseres sub 2] ontbreekt en het lidmaatschap om die reden niet rechtsgeldig is beëindigd. Omdat de opzegging van [eiseres sub 2] heeft geleid tot de opzegging van het lidmaatschap en de huurovereenkomst met [gedaagde] door [eiseres sub 1], deelt de opzegging van [eiseres sub 1] dit lot. [gedaagde] voldoet wel aan de vereisten van het lidmaatschap van [eiseres sub 1]. Derhalve is ook het lidmaatschap en de overeenkomst met [eiseres sub 1] niet rechtsgeldig beëindigd. [gedaagde] betwist dat sprake is van ontbinding rechtvaardigende tekortkomingen. Als gevolg hiervan ontbreekt voor de vordering tot ontruiming een grondslag.
3.4 Op de overige stellingen van partijen, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, komt de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil terug.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Beoordeeld dient te worden of de lidmaatschappen van [gedaagde] van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1] en de overeenkomst tot ingebruikgeving rechtsgeldig opgezegd zijn.
4.2 Het bestuur van [eiseres sub 2] heeft op 7 augustus 2010 het lidmaatschap van [gedaagde] tegen 30 september 2010 opgezegd. Het bestuur van [eiseres sub 1] heeft op 6 augustus 2010 het lidmaatschap en de overeenkomst van ingebruikgeving tegen 30 september 2010 opgezegd.
4.3 De wet voorziet, anders dan bij de regeling tot ontzetting, niet in een recht van beroep bij de algemene ledenvergadering tegen het besluit van het bestuur tot opzegging. De statuten kunnen aan het door het bestuur opzegde lid een recht van beroep op de algemene vergadering geven. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake.
4.4 Indien er statutair geen beroepsmogelijkheid is, dan kan het lid de rechtsgeldigheid van het besluit bij de rechter betwisten, een en ander overeenkomstig artikel 2:15 BW. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen (onder a), wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist (onder b) of wegens strijd met een reglement (onder c). Indien het opgezegde lid van een vereniging het besluit van het bestuur tot opzegging wil doen vernietigen, dient hij daartoe bij de rechtbank een vordering aanhangig te maken binnen een jaar na het einde van de dag waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij de belanghebbende van het besluit heeft kennisgenomen of hiervan is verwittigd (artikel 2:15 lid 5 BW). Deze termijn betreft een vervaltermijn.
4.5 Als reactie op de opzeggingen van het bestuur van [eiseres sub 2] en het bestuur van [eiseres sub 1] heeft [gedaagde] op 30 september 2010 enkel een brief aan [eiseres sub 2] gezonden waarin hij heeft medegedeeld dat hij de opzegging van zijn lidmaatschap niet accepteert. Verder heeft [gedaagde] geen actie ondernomen tegen de opzeggingen. Zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, had het op de weg van [gedaagde] gelegen, indien hij zich daadwerkelijk niet neer wilde leggen bij de opzeggingen, bij de rechtbank vernietiging van de besluiten van het bestuur tot opzegging te vorderen. Uit de brief van [gedaagde] van 30 september 2010 valt af te leiden dat hij in elk geval op dat moment kennis had genomen van de besluiten en is de vervaltermijn uiterlijk op die datum gaan lopen en had [gedaagde] uiterlijk op 30 september 2011 een vordering tot vernietiging van de besluiten in kunnen stellen. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan kan de vraag of de opzeggingen rechtsgeldig hebben plaatsgevonden niet meer beoordeeld worden aan de hand van de in artikel 2:15 lid 1 BW genoemde gronden. De besluiten van het bestuur van de verenigingen tot opzegging zijn niet langer vernietigbaar.
4.6 Het voorgaande betekent dat de besluiten tot opzegging van de lidmaatschappen van [gedaagde] en de overeenkomst met [gedaagde] in beginsel als rechtsgeldig aan te merken zijn. De betwisting van [gedaagde] en het overige dat partijen over en weer hebben aangevoerd kan enkel nog beoordeeld worden in het kader van artikel 2:8 lid 2 BW. Op grond van deze bepaling kan een op grond van de wet, gewoonte, statuten, reglement of besluit tussen de vereniging en een lid (of leden) geldende regel niet van toepassing worden verklaard indien die regel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Ook ten aanzien van besluiten waarvan op grond van artikel 2:15 BW vernietiging gevorderd had kunnen worden gevorderd en welke besluiten door het verstrijken van de vervaltermijn van artikel 2:15 lid 5, BW niet meer voor een dergelijke vernietiging vatbaar zijn, is blijkens de wetsgeschiedenis een beroep op artikel 2:8 lid 2 BW mogelijk.
4.7 Het voorgaande neemt niet weg dat de rechtszekerheid, die eveneens blijkens de wetsgeschiedenis is gediend met de vervaltermijn van artikel 2:15 lid 5 BW, beperkingen stelt aan de toepassing van artikel 2:8 lid 2 BW. Zo zal niet tot de conclusie gekomen worden dat een besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is enkel op grond van argumenten die tot eventuele vernietigbaarheid van het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 BW hadden kunnen leiden. Dat besluit zal immers als zodanig
- vanwege het onbenut laten van de vernietigingsmogelijkheid - wat de in artikel 2:15 lid 1 BW vermelde regels betreft, in beginsel voor rechtsgeldig moeten worden gehouden. Er zijn derhalve bijkomende feiten en/of omstandigheden vereist die maken dat toepassing van het voor rechtsgeldig te houden besluit, bijvoorbeeld in een bepaalde zin of jegens een of meer bepaalde personen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid rechtens niet aanvaardbaar is.
4.8 [gedaagde] heeft de vordering betwist en daartoe aangevoerd dat, nu er geen sprake is van verwaarlozing van zijn tuin en dat hij geen overlast aan andere leden van de vereniging veroorzaakt, de grondslag voor de opzeggingen ontbreekt. Dit zijn argumenten die in het kader van de vernietigbaarheid van de besluiten op grond van artikel 2:15 lid BW beoordeeld hadden kunnen worden. Meer in het bijzonder had in het kader daarvan beoordeeld kunnen worden of de besluiten in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 lid 1 BW geëist worden. In dat geval had de vraag beantwoord moeten worden of [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1], gezien de statuten en het reglement, bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen, waaronder die van [gedaagde], maar ook die van de overige leden, in redelijkheid en billijkheid tot de besluiten hadden kunnen komen.
4.9 Met betrekking tot eventuele onaanvaardbaarheid van het besluit is slechts ruimte voor een marginale toetsing waarbij in ogenschouw genomen dient te worden dat een van de gevolgen van de grondwettelijke vrijheid van vereniging is dat de leden zelf kunnen bepalen wie van de vereniging deel uitmaken en dat de opzegging van het lidmaatschap van een lid van de vereniging door het bestuur een beleidsmaatregel is waarbij aan het bestuur beleidsvrijheid toekomt. In het licht hiervan en gezien het feit dat [gedaagde] uitsluitend argumenten heeft aangevoerd die beoordeeld hadden kunnen worden in het kader van de eventuele vernietigbaarheid van de besluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 BW en daarnaast niet tevens bijkomende omstandigheden als hiervoor onder r.o. 4.7 vermeld, heeft aangevoerd, kan niet geconcludeerd worden dat de door het bestuur van [eiseres sub 2] en het bestuur van [eiseres sub 1] genomen besluiten tot opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
4.10 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de besluiten tot opzegging van de lidmaatschappen en overeenkomst rechtsgeldig zijn en de gevorderde verklaring voor recht toegewezen zal worden. Een en ander betekent voorts dat [gedaagde] thans zonder recht of titel gebruik maakt van de tuin. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
4.11 Op grond van artikel 5 van de tussen [gedaagde] en [eiseres sub 1] gesloten overeenkomst is [gedaagde] bij beëindiging van het lidmaatschap en de overeenkomst gehouden zijn medewerking te verlenen aan taxatie van het zich op de tuin bevindende tuinhuis en dit tuinhuis ter beschikking te stellen aan het bestuur van [eiseres sub 2] ten behoeve van een nieuwe aan te wijzen kandidaat-lid van de vereniging, tegen een aan [gedaagde] te betalende passende financiële vergoeding. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd en toegezegd dat hij medewerking zal verlenen aan de uit te voeren taxatie van zijn tuinhuis. De vordering met betrekking tot het verlenen van medewerking aan de taxatie van het tuinhuis en het ter beschikking stellen van het tuinhuis aan het bestuur van [eiseres sub 2] zal dan ook worden toegewezen.
4.12 De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd tot € 250,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
4.13 Nu uit de wet noch uit de aard van de zaak anders voortvloeit, leent de veroordeling zich in beginsel tot uitvoerbaarverklaring ervan bij voorraad. [gedaagde] heeft op dit punt echter verweer gevoerd zodat het bij de beoordeling van een vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad aan komt op een afweging van de belangen van partijen in het licht van de omstandigheden van het geval. Nu in rechte vast is komen te staan dat de opzeggingen rechtsgeldig zijn en [gedaagde] zonder recht of titel gebruik maakt van de tuin, hebben [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1] er belang bij dat [gedaagde] de tuin ontruimt opdat zij de tuin ter beschikking kunnen stellen aan een nieuw lid. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de gevolgen van de ontruiming ingrijpend zullen zijn. [gedaagde] wenst de mogelijkheid te hebben om in hoger beroep te gaan zonder dat hij aan de veroordeling behoeft te voldoen. Het belang van [gedaagde] is naar het oordeel van de kantonrechter gelet op het feit dat hij eigenaar is van het zich op de tuin bevindende tuinhuisje zwaarwegender dan dat van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1].
Dit vonnis zal, indien deze nog niet in kracht van gewijsde is gegaan maar wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard wordt, een vergaande inbreuk maken op het eigendomsrecht van [gedaagde]. [gedaagde] is in dat geval immers gehouden mee te werken aan de verkoop van zijn tuinhuisje waarbij de vergoeding vastgesteld wordt door een taxatie door het bestuur van de vereniging dan wel de technische commissie van de vereniging. Een en ander leidt tot de conclusie dat het belang van [gedaagde] dient te prevaleren boven het belang van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1]. De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal dan ook worden afgewezen.
4.14 [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
verklaart voor recht dat de lidmaatschappen van [gedaagde] van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1] en de overeenkomst tot ingebruikgeving rechtsgeldig opgezegd en beëindigd zijn;
veroordeelt [gedaagde] de door hem gehuurde volkstuin op het complex van [eiseres sub 2] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en in ontruimde en goede staat ter beschikking te stellen van [eiseres sub 2], op straffe van een dwangsom van
€ 250,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, te verbeuren aan [eiseres sub 1];
veroordeelt [gedaagde] tot het verlenen van zijn medewerking aan de taxatie van het zich op de tuin bevindende tuinhuis conform artikel 7 van het Huishoudelijk Reglement van de [eiseres sub 1], op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft;
veroordeelt [gedaagde] het op zijn tuin geplaatste tuinhuisje ter beschikking te stellen aan het bestuur van [eiseres sub 2] ten behoeve van een nieuw aan te wijzen kandidaat-lid van die vereniging, tegen een aan [gedaagde] te betalen passende financiële vergoeding, vast te stellen door de Taxatiecommissie van [eiseres sub 2], of, in beroep door de Technische Commissie van de [eiseres sub 1], met inachtneming van de daarbij binnen [eiseres sub 1] gehanteerde taxatienormen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, te verbeuren aan [eiseres sub 1];
bepaalt dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen € 10.000,00 zal bedragen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres sub 2] en [eiseres sub 1] vastgesteld op € 505,81 aan verschotten en € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.