in de zaak va[eiseres]seres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Lichtenveldt,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.P. Kloppenburg.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “[gedaagde]”.
1. Het verdere verloop van de procedure
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• het tussenvonnis van 2 september 2011 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
• de akte uitlaten aan de zijde van [eiseres];
• het proces-verbaal van het op 25 november 2011 gehouden getuigenverhoor;
• de conclusie na enquête aan de zijde van [eiseres];
• de conclusie na enquête aan de zijde van [gedaagde].
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1 Aangesloten wordt bij hetgeen in voornoemd tussenvonnis werd overwogen en beslist.
2.2 [eiseres] heeft ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] gevorderd. In voornoemd tussenvonnis is overwogen dat bij de beoordeling van die vordering de volgende twee vragen beantwoord dienen te worden:
- Heeft [A] (de zoon van [gedaagde]) vanuit het gehuurde in verdovende middelen gehandeld?
- Was [gedaagde] van de gedragingen van [A] op de hoogte dan wel had zij daarmee ernstig rekening te houden?
2.3 Indien deze twee vragen bevestigend beantwoord worden, heeft [gedaagde], nu vast staat dat zij geen maatregelen jegens [A] heeft getroffen, zich niet als goed huurder gedragen, hetgeen een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] oplevert die in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
2.4 In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat voorshands bewezen wordt geacht dat [A] in het gehuurde in verdovende middelen heeft gehandeld. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld op dit punt tegenbewijs te leveren. [gedaagde] heeft verklaard geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren.
2.5 Voorts is [eiseres] toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [gedaagde] op de hoogte was van de gedragingen van [A] of dat [gedaagde] daarmee ernstig rekening had te houden.
2.6 Ter voldoening aan haar bewijsopdracht heeft [eiseres] de[B], inspecteur van Politie (verder: [B]) en de heer [C], hoofdagent van Politie (verder: [C]) als getuigen doen horen. Van hun verklaringen is proces-verbaal opgemaakt.
2.7 [B] heeft - voor zover relevant - verklaard:
(…)
Ik kan niets verklaren over de betrokkenheid van de huurder van het pand bij de drugshandel. Het is mij onbekend of de moeder van verdachte aanwezig was, toen ik het pand heb geobserveerd. Vanaf de positie waar ik stond, kon ik niemand waarnemen in de woning, waarvan ik denk dat dat de moeder zou kunnen zijn van verdachte. Ik had geen zicht in de woning en ik heb buiten ook niemand gezien die de moeder zou kunnen zijn. Tijdens mijn observatie, die ik in het proces-verbaal beschrijf, heb ik drie mensen gezien die in de woning zijn geweest, daarnaast heb ik de verdachte de woning uit en in zien gaan. De bezoeken zijn heel kort geweest. De eerste persoon die ik beschrijf, zou ik als ‘junk’ omschrijven. Ik kan dat op grond van mijn ervaring als politieman met drugs-gebruikers. Ik kan niet beoordelen of een gewone burger een dergelijk persoon als drugs-gebruiker zou herkennen, maar ik heb een sterk vermoeden dat de doorsnee burger een dergelijk iemand zou ontwijken. Mensen die in de stad wonen, herkennen een junk wel. Deze ‘junk’ is herkenbaar door zijn armoedige kleding, bleke gelaatskleur, grote ogen, ingevallen wangen en de manier van voortbewegen. Dat is een gehaaste en schichtige manier van voortbewegen.
Wat ook opvallend is, is dat het bezoek op een speciale manier aankomt. Deze mensen wachten enige tijd voor de woning. Er wordt dan mobiel gebeld en op een gegeven moment is er dan ineens een reden om naar binnen te gaan. (…)
De twee mensen die ik als koper heb beschreven, zijn ten hoogste vijf minuten in de woning geweest. Wanneer iemand in de woning op bezoek gaat, zal hij zijn vervoermiddel aan de kant zetten en goed op slot. In beide gevallen die ik beschreven heb van kopers was dat anders. De fiets werd op het smalle voetpad voor de woning neergelegd en niet op slot gezet. De scooter werd op de zijstandaard geplaatst en niet met een kettingslot vastgezet. Op deze wijze parkeer je een vervoermiddel niet wanneer je van plan bent langere tijd bij iemand op bezoek te gaan.
Ik kan aan een ‘junk’ niet zien op welke wijze hij de drugs gebruikt. Het is mij bekend dat cocaïne snuiven niet altijd uiterlijk zichtbaar is. Ik denk dan aan filmsterren die kennelijk ook vaak snuiven.
2.8 [C] heeft - voor zover relevant - verklaard:
(…)
In de woning aan de [locatie] hebben zij uiteindelijk niet heel veel drugsgerelateerde zaken aangetroffen. Het pijpje en de drugs lagen in een doosje in een kast in de slaapkamer. Het weegschaaltje was niet als zodanig herkenbaar, het zag eruit als een cd-doosje. Pas als je het open zou maken, zou je zien dat het een weegschaal was.
Verder was er een stapel drugsverpakkingen. Dit zijn blaasjes, vetvrij papier met daarop een paar vouwlijnen en een logo. Als je er niet mee bekend bent en je ziet die papieren, dan kun je niet meteen zien dat dat voor drugshandel wordt gebruikt.
Als er veel mensen aan de deur komen voor een zeer kort durend bezoek zou dat wel moeten opvallen. Ik weet dat tijdens de observatie ongeveer negen mensen de woning hebben bezocht. (…) De observatie heeft enkele uren geduurd, maar ik weet niet precies hoe lang.
(…)
Ik kan me niet voorstellen dat de bezoekers niet opgemerkt worden, omdat elke ruimte zich binnen gehoorafstand van de voordeur bevindt. Ik heb de huurder van de woning ontmoet, maar haar nauwelijks gesproken.
(…)
Het busje pepperspray was als zodanig herkenbaar en bevond zich in een wandkast op de scheiding van woonkamer en keuken.
De huurder was heel erg gelaten tijdens de zoeking. Ze was niet boos, teleurgesteld of verdrietig. Dat was opvallend. Ze verleende medewerking, maar ze bleef een beetje televisie kijken.
De kamer, waar de drugsverpakkingen zijn aangetroffen, stond vol met allerlei spullen. Er was bijna niet te lopen. Er moesten spullen verplaatst worden om in de kamer te bewegen. De pony-pacs zijn aangetroffen op of in de inbouwkast, links naast de deur aan de korte wand. Ik weet niet goed meer of je van alles opzij moest zetten om bij die kast te komen. Ik merk nog op dat de scooter van de verdachte ook pakjes drugs bevatte.
(…)
Ik heb niet opgemerkt dat de huurster een beperkt gezichts- of gehoorvermogen had.
2.9 [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquête.
2.10 Het door [eiseres] bijgebrachte bewijs heeft de kantonrechter er niet van kunnen overtuigen dat [gedaagde] op de hoogte was van de gedragingen van [A] of dat [gedaagde] daarmee ernstig rekening had te houden.
2.11 Uit de verklaring van [B] valt af te leiden dat tijdens een observatie van enkele uren door de politie geconstateerd is dat er drie mensen voor een korte tijd in het gehuurde zijn geweest en dat een van deze personen door de politie omschreven wordt als een junk. In het tussenvonnis van 2 september 2011 is reeds geoordeeld dat dat onvoldoende is om aan te nemen dat [gedaagde] op de hoogte was van de gedragingen van [A] of dat [gedaagde] daarmee ernstig rekening had te houden. Het feit dat de personen die op bezoek kwamen in het gehuurde hun vervoermiddel, zoals fiets en scooter niet op slot zetten maakt het voorgaande niet anders. Voor zover van [gedaagde] al verwacht kan worden dat zij in de gaten houdt hoe de bezoekers bij haar woning aan komen en wat zij vervolgens met hun vervoermiddel doen, kan het niet op slot zetten van vervoermiddelen niet tot de conclusie leiden dat zij er ernstig rekening mee had te houden dat er in het gehuurde in verdovende middelen werd gehandeld.
2.12 Voorts blijkt uit de verklaring van [C], die het gehuurde na de aanhouding van [A] doorzocht heeft, dat er in het gehuurde niet heel veel drugsgerelateerde zaken aangetroffen zijn. Tevens is gebleken dat voor zover dergelijke zaken wel aangetroffen zijn, deze zich bevonden in de slaapkamer (van [A], zo begrijpt de kantonrechter uit de eerder in de procedure overgelegde processen-verbaal van de politie), dan wel dat deze drugsgerelateerde zaken niet als zodanig herkenbaar waren.
2.13 Met betrekking tot het door de politie in het gehuurde aangetroffen busje pepperspray heeft [eiseres] betoogd dat dit voor [gedaagde] een aanwijzing moest zijn dat er in het gehuurde dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. De kantonrechter volgt [eiseres] niet in dit betoog nu er verscheidene redenen te bedenken zijn om de beschikking te hebben over een busje pepperspray, waarbij handel in verdovende middelen overigens niet de meest voor de handliggende reden is.
2.14 [C] heeft tot slot verklaard dat [gedaagde] tijdens de doorzoeking van het gehuurde niet boos, teleurgesteld of verdrietig, maar erg gelaten was. Volgens [eiseres] kan uit deze reactie worden afgeleid dat [gedaagde] wetenschap had van het laakbaar handelen van haar zoon vanuit het gehuurde, althans dat zij daarmee ernstig rekening hield. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze conclusie niet zonder meer getrokken worden. Ieder mens is immers anders en kan dientengevolge ook anders reageren in een bepaalde situatie.
2.15 Nu [eiseres] niet in het bewijs is geslaagd van haar stelling dat [gedaagde] op de hoogte was van de gedragingen van [A] of dat [gedaagde] daarmee ernstig rekening had te houden, is niet vast komen te staan dat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen heeft. Er is derhalve niet vast komen te staan dat sprake was van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering van [eiseres] zal dan ook als ongegrond afgewezen worden.
2.16 [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.