vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 403911 / KG ZA 12-482
Vonnis in kort geding van 5 juli 2012
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 3],
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. Ph. Ekering,
1. [gedaagde 1],
wonende te Roosendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
'V' BEHEER ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagden,
advocaat mr. M.R.E. Gelok.
Eisers worden hierna gezamenlijk en in enkelvoud aangeduid als “[eisers]”. Gedaagden worden hierna aangeduid als “[gedaagde 1]” respectievelijk “’V’ Beheer”, alsmede gezamenlijk en in enkelvoud als “'V' Beheer c.s.”.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- akte overlegging producties;
- faxbrief d.d. 27 juni 2012 met aanvullende producties;
- de pleitnota van mr. Ekering;
- brief d.d. 26 juni 2012 met producties van mr. Gelok;
- de pleitnota van mr. Gelok.
- de mondelinge behandeling d.d. 28 juni 2012.
2. De feiten
2.1. Tussen ‘V’ Beheer als verkoopster en [eiser 1] als koopster is een koopovereenkomst d.d. 20 november 2008 (hierna: “de koopovereenkomst”) gesloten. [eiser 1] heeft bij die koopovereenkomst van ‘V’ Beheer aandelen in het kapitaal van [eiser 2] gekocht voor een bedrag van
€ 13.133.000,00.
2.2. Artikel 4.6 van de koopovereenkomst luidt, voor zover van belang:
“Tot zekerheid van de terugbetaling zal er door Koopster voor worden zorggedragen, dat op de datum van levering van de Aandelen aan Verkoopster een tweede pandrecht wordt gegeven op de assurantieportefeuille van [eiser 3] en van de met Koopster gelieerde in de considerans omschreven vennootschappen (…)”
2.3. [eiser 1] en ‘V’ Beheer hebben in navolging van artikel 4.6 van de koopovereenkomst (zie 2.2.) een akte van verpanding d.d. 11 december 2008 getekend.
2.4. De aangehechte akte van verpanding tussen eiseres sub 2 als pandgever en Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. (ANS) als pandhouder (welke in de onder 2.3. bedoelde akte van verpanding als letterlijk herhaald en ingelast moet worden beschouwd) luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
1.2
Adressenbestand de door de Pandgever bijgehouden administratie, waarin onder andere de naam, adres en woonplaatsgegevens van alle Verzekeringnemers zijn bijgehouden
Verzekeringsportefeuille (i) de door de Pandgever in zijn administratie geregistreerde verzameling van verzekeringsovereenkomsten, die via de Pandgever zijn gesloten met Verzekeringsnemer; en
(ii) het Adressenbestand; en
(iii) alle aan het hiervoor onder (i) en (ii) genoemde ontleende rechten van of daardoor te verkrijgen inkomsten door de Pandgever als gevolg van zijn bemiddeling of anderszins; inclusief, maar niet beperkt tot de provisie; en
(iv) alle rechten, waaronder afhankelijke en nevenrechten, voorrechten en acties, die aan het hiervoor onder (i), (ii) en (iii) genoemde zijn verbonden
Huidige Portefeuillerechten alle vorderingen van de Pandgever op en rechten van de Pandgever uit
hoofde van of in verband met de Verzekeringsportefeuille (waaronder begrepen maar niet beperkt tot de provisie en andere bedragen), welke bestaan op de datum van deze Akte of rechtstreeks zullen worden verkregen uit een nu reeds bestaande rechtsverhouding en alle rechten, waaronder afhankelijke en nevenrechten, voorrechten en acties, die aan het hiervoorgenoemde zijn verbonden
2.3 Tot zekerheid voor de nakoming van de Verplichtingen komt de Pandgever hierbij met ANS overeen om te verpanden, en verpandt de Pandgever hierbij alle rechten en vorderingen van de Pandgever uit hoofde van of in verband met de Verzekeringsportefeuille voor zover nog niet in een ander artikel verpand (…)
3.1 De Pandgever komt hierbij overeen met ANS om op eerste verzoek van ANS en in ieder geval binnen dertig dagen na het einde van elke kalenderjaar, ten gunste van ANS een pandrecht te vestigen op haar Goederen door ondertekening van een aanvullende pandakte goeddeels in de vorm van Bijlage 3 (…)
4.1 De pandgever zal op Bijlage 2 hiervan en op elke bijlage bij een aanvullende pandakte specificeren:
a. de naam van elke Verzekeringnemer;
b. de naam en het telefoonnummer van een contactpersoon voor elke Verzekeringnemer;
c. het adres van elke Verzekeringnemer;
d. de verschuldigde premie onder elke verzekeringsovereenkomst, alsmede eventuele andere bedragen die de Verzekeringnemer aan de Pandgever verschuldigd is, en de grondslag daarvoor,
en
e. het polisnummer van elke verzekeringsovereenkomst.
2.5. In een procedure tussen “V’ Beheer c.s. als appellanten en [eisers] als geïntimeerden heeft het Gerechtshof ‘s-Gravenhage op 6 maart 2012 arrest (met zaaknummer: 200.066.832/01) gewezen.
2.6. Rechtsoverweging 2.2 van voorbedoeld arrest luidt:
“Het gaat in deze zaak om het volgende:
- V-Beheer heeft op 28 november 2008 92% van de aandelen in PCPC aan [eiser 1] verkocht.
- PCPC houdt onder meer de aandelen in [eiser 3].
- Een gedeelte van de koopsom is [eiser 1] aan V-Beheer schuldig gebleven en dient in overeengekomen termijnen verhoogd met rente te worden betaald.
- In verband met deze schuld hebben PCPC en [eiser 3] – ter uitvoering van een verplichting van [eiser 1] om dat te doen – aan V-Beheer een tweede stil pandrecht verleend op hun bestaande en toekomstige assurantieportefeuille.”
2.7. Rechtsoverweging 2.7 van voorbedoeld arrest luidt, voor zover van belang:
“Het hof overweegt hierover dat degene aan wie een zekerheidsrecht is verstrekt (in dit geval V-Beheer) jegens degenen die dat hebben gedaan (in dit geval [eisers]) recht heeft op nakoming van de desbetreffende afspraken, en dat ingeval de waarde van het zekerheidsrecht in het geding is, degenen aan wie het zekerheidsrecht is verstrekt in beginsel een spoedeisend belang heeft bij het vorderen van nakoming van die afspraken. De waarde van het zekerheidsrecht is hier in het geding, aangezien door het ontbreken van de door V-Beheer genoemde nadere gegevens van de betrokken verzekeringen (verzekerden en verzekeraars), V-Beheer bemoeilijkt wordt bij de eventuele effectuering van haar zekerheidsrechten. (…) Ook hetgeen [eisers] overigens hebben aangevoerd vormt onvoldoende reden om V-Beheer de aanspraak op nakoming van de gemaakte afspraken, of toewijzing van haar desbetreffende vordering in kort geding, te ontzeggen.”
2.8. Het Gerechtshof heeft [eisers] (onder meer) veroordeeld om a) binnen 21 dagen na betekening van het arrest “aan V-Beheer een pandlijst/borderel (geprint of digitaal) te verstrekken waarop vermeld a. de naam van elke verzekeringsnemer b. de naam en het telefoonnummer van een contactpersoon voor elke verzekeringsnemer c. het adres en zo mogelijk het e-mailadres van elke verzekeringsnemer d. de verschuldigde premie onder elke verzekeringsovereenkomst, alsmede eventuele andere bedragen die de verzekeringsnemer aan de pandgever verschuldigd is, en de grondslag daarvoor e. het polisnummer van elke verzekeringsovereenkomst, f. de naam en het adres van de desbetreffende verzekeraar, zo mogelijk met e-mailadres, telefoonnummer en opgave van de contactpersoon, en in voorkomend geval de volmachtgever” en b) [eisers] veroordeeld “om ingaande 1 juli 2012, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente niet is voldaan, ieder kwartaal uiterlijk de veertiende werkdag van dat kwartaal aan V-Beheer een pandlijst/borderel (geprint of digitaal) te verstrekken, welke lijst de hiervoor genoemde gegevens – naar de toestand van de eerste dag van dat kwartaal – bevat”, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 met een maximum van € 2.000.000,00 indien [eisers] met voldoening van de veroordelingen in gebreke blijft.
2.9. [eisers] heeft naar aanleiding van het arrest d.d. 6 maart 2012 twee executiegeschillen bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt. Bij vonnissen van 29 mei 2012 en 6 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam de vorderingen van [eisers], die (hoofdzakelijk) gericht waren op staking van executie van het arrest van 6 maart 2012, afgewezen. [eisers] is daarvan in hoger beroep gegaan. De appelprocedure bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage is op dit moment nog aanhangig.
2.10. [eisers] heeft op 6 juni 2012 om 21.20 uur per e-mail gegevens (een pandlijst) aan ‘V’ Beheer toegezonden. Daarnaast is bij brief d.d. 8 juni 2012 een hardcopy van deze pandlijst per koerier bij ‘V’ Beheer afgeleverd.
3.1. [eisers] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ‘V’ Beheer c.s. te verbieden om het door het gerechtshof ’s-Gravenhage tussen partijen gewezen arrest d.d. 6 maart 2012 met kenmerk 200.006.832 ten uitvoer te leggen totdat in de door [eisers]
– binnen een door de voorzieningenrechter vast te stellen termijn – te starten bodemprocedure in kracht van gewijsde beslist zal zijn op de vordering van [eisers] dat een verklaring voor recht wordt gegeven dat [eisers] (na de betaling op 7 april 2012) geen dwangsommen verbeurd is, op straffe van verbeurte door ‘V’ Beheer c.s. van een dwangsom van € 2.000.000,00 aan [eisers] voor iedere executiehandeling die ‘V’ Beheer c.s. in strijd met dit verbod (laat) verrichten;
subsidiair te bepalen dat eventueel na 6 juni 2012 verbeurde dwangsommen gematigd worden tot nihil;
met hoofdelijke veroordeling van ‘V’ Beheer c.s. in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de betreffende veroordeling is voldaan.
3.2. 'V' Beheer c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eisers] stelt zich op het standpunt dat ‘V’ Beheer c.s. misbruik maakt van recht omdat zij geen in rechte te respecteren belang heeft bij voortzetting van de executie van het arrest van 6 maart 2012, omdat [eisers] naar haar oordeel inmiddels volledig aan dat arrest heeft voldaan. Volgens [eisers] heeft ‘V’ Beheer c.s. inmiddels zekerheid voor de betaling van de vermeend verbeurde dwangsommen en heeft zij de beschikking over de litigieuze pandlijst.
Daarnaast meent [eisers] dat ter zake van het arrest van 6 maart 2012 sprake is van een juridische of feitelijke misslag.
4.2. In de lijn van vaste jurisprudentie, in het bijzonder het arrest van de Hoge Raad d.d. 15 november 2002 (LJN: AE9400), wordt binnen dit kort geding aangenomen dat in een executiegeschil als het onderhavige, waarbij het er feitelijk om gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of niet voldoende is nageleefd, de rechter niet tot taak heeft de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding opnieuw zelfstandig te beoordelen, maar dat hij zich ertoe dient te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis/arrest verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot uitgangspunt te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.3. [eisers] heeft als pandgever al haar rechten en vorderingen uit hoofde van of in verband met haar verzekeringsportefeuille aan ‘V’ Beheer verpand (zie artikel 2.3 van de pandakte). Partijen hebben in artikel 4.1 van de betreffende pandakte (zie 2.4.) opgenomen welke gegevens [eisers] in verband met het door haar verstrekte zekerheidsrecht (pandrecht) aan ‘V’ Beheer moet verstrekken. Het Hof heeft bij arrest van 6 maart 2012 beslist dat [eisers] deze afspraak dient na te komen en heeft de specificaties als bedoeld in artikel 4.1 van bedoelde pandakte in het dictum van het arrest letterlijk overgenomen.
4.4. Op grond van het arrest van 6 maart 2012 is [eisers] in beginsel gehouden een geprinte of digitale pandlijst aan ‘V’ Beheer c.s. te verstrekken waarop staat vermeld:
a. de naam van elke verzekeringnemer;
b. de naam en het telefoonnummer van een contactpersoon voor elke verzekeringnemer;
c. het adres en zo mogelijk het e-mailadres van elke verzekeringnemer;
d. de verschuldigde premie onder elke verzekeringsovereenkomst, alsmede eventuele andere bedragen die de verzekeringnemer aan de pandgever verschuldigd is, en de grondslag daarvoor;
e. het polisnummer van elke verzekeringsovereenkomst;
f. de naam en het adres van de desbetreffende verzekeraar, zo mogelijk met e-mailadres, telefoonnummer en opgave van de contactpersoon, en in voorkomend geval de volmachtgever.
4.5. Uit rechtsoverweging 2.7 van het arrest d.d. 6 maart 2012 (zie 2.7.) blijkt het doel en de strekking van de veroordeling, namelijk dat [eisers] die informatie aan ‘V’ Beheer dient te verstrekken die noodzakelijk is om ‘V’ Beheer in staat te stellen haar zekerheidsrechten (pandrechten) te effectueren.
Binnen dit kort geding ligt derhalve de vraag voor of [eisers] de door ‘V’ Beheer benodigde informatie voor het effectueren van haar zekerheidrechten aan ‘V’ Beheer heeft verstrekt.
4.6. [eisers] is van oordeel dat zij aan haar verplichting als bedoeld in het dictum van het arrest d.d. 6 maart 2012 heeft voldaan, hetgeen door ‘V’ Beheer c.s. gemotiveerd is weersproken. Naar het oordeel van ‘V’ Beheer is de door [eisers] aangeleverde pandlijst onleesbaar, onvolledig (de tussenpersonen en contactpersonen staan niet vermeld en de grondslag van de verzekeringen ontbreekt), onjuist (er komen onwaarschijnlijke bedragen in de lijst voor en de rangschikking op polisnummer is onaanvaardbaar) en bovendien niet ondertekend.
4.7. Ervan uitgaande dat indien ‘V’ Beheer haar pandrecht wil effectueren, zij zich tot de betrokken verzekeraars zal dienen te wenden en dus niet rechtstreeks tot de in de verzekeringsportefeuille vermelde verzekerden, is van belang dat “V’ Beheer de beschikking heeft over een lijst van de betrokken verzekeraars en een overzicht van de polisnummers en de verzekerden aan de hand waarvan de verzekeraars kunnen vaststellen welke polissen onder de verpanding vallen. Om de waarde van de verpanding te kunnen bepalen zijn daarnaast ook de verschuldigde premies onder elke verzekeringsovereenkomst benodigd.
4.8. Naar voorlopig oordeel voldoet de door [eisers] verstrekte pandlijst aan de eisen die daaraan in het kader van de mogelijke effectuering van de pandrechten en de waardebepaling mogen worden gesteld. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.9. [eisers] heeft een pandlijst digitaal – per e-mail – aan ‘V’ Beheer toegezonden. Gebleken is dat bij die digitale versie van de pandlijst de lettergrootte, indien gewenst, kon worden aangepast. ‘V’ Beheer c.s. heeft aangevoerd dat de door [eisers] per e-mail verstuurde gegevens vanwege een virusmelding niet konden worden geopend, zodat het op de weg van [eiser 1] had gelegen om deze gegevens via een andere digitale gegevensdrager (USB-stick of CD-rom) aan te leveren. Niet gebleken is dat de door [eiser 1] verstrekte digitale versie daadwerkelijk een virus met zich droeg en daardoor niet door ‘V’ Beheer geopend had kunnen worden. Bovendien is niet gebleken dat ‘V’ Beheer [eisers] uitdrukkelijk heeft verzocht de pandlijst op een USB-stick of CD-rom aan te leveren, terwijl ook in het geval van een USB-stick of CD-rom niet kan worden uitgesloten dat bij het openen van de zich daarop bevindende bestanden een virusmelding wordt gegeven.
4.10. Zekerheidshalve heeft [eisers] op verzoek van ‘V’ Beheer ook een geprinte versie van de pandlijst aan ‘V’ Beheer toegezonden. Naar het oordeel van ‘V’ Beheer c.s. zou deze geprinte pandlijst onleesbaar zijn. Zij verwijst daarvoor naar de als productie 3 overgelegde pandlijst. [eisers] betwist dat deze pandlijst van haar afkomstig is en stelt dat de door haar verstrekte pandlijst goed leesbaar was. Dit wordt door ‘V’ Beheer betwist, zodat binnen dit kort geding niet is vast te stellen of de door ‘V’ Beheer overgelegde pandlijst het origineel betreft. Wat daar ook van zij, de door ‘V’ Beheer als productie 3 overgelegde pandlijst is weliswaar (mede) vanwege de kleine lettergrootte moeilijk leesbaar, maar de gegevens zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter toch
– met enige moeite – in voldoende mate uit de pandlijst af te leiden.
4.11. ‘V’ Beheer c.s. voert aan dat in de door [eisers] aangeleverde pandlijst de tussenpersonen en contactpersonen niet (overal) staan vermeld en dat de grondslag van de verzekeringen ontbreekt.
In het dictum van het vonnis van 6 maart 2012 wordt aan de pandlijst niet de voorwaarde gesteld dat daarin de tussenpersonen staan opgenomen, zodat het ontbreken daarvan niet aan [eisers] kan worden tegengeworpen.
Weliswaar is juist dat de pandlijst evenmin overal melding maakt van een bij een polis betrokken contactpersoon, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de verplichting van het opnemen van een contactpersoon niet zo strikt worden opgevat dat het ontbreken ervan moet leiden tot het oordeel dat de pandlijst niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarbij is van belang dat ‘V’ Beheer c.s. zich naar het zich laat aanzien voor het effectueren van haar pandrechten zal moeten wenden tot de betrokken verzekeraars en het ontbreken van een contactpersoon daaraan niet in de weg hoeft te staan.
Voorts geldt dat uit de definities van “adressenbestand” en “verzekeringsportefeuille” in artikel 1.2 van de pandakte (zie 2.4.) kan worden afgeleid dat partijen kennelijk de bedoeling hebben gehad dat [eisers] de door haar bijgehouden administratie aan “V’ Beheer c.s. zou verstrekken en dat op haar niet ook de verplichting rustte om haar administratie aan te vullen met nadien door “V’ Beheer c.s. gewenste gegevens.
4.12. De in het dictum bedoelde “grondslag” (onder d) lijkt vooralsnog alleen te slaan op “eventuele andere bedragen die de verzekeringnemer aan de pandgever verschuldigd is” en niet ook op de verzekeringen zelf. Gesteld, noch gebleken is dat van “eventuele andere bedragen” sprake is.
4.13. Naar het oordeel van ‘V’ Beheer is de pandlijst onjuist nu er onwaarschijnlijke bedragen in voor zouden komen en de rangschikking op polisnummer onaanvaardbaar zou zijn. ‘V’ Beheer heeft haar stelling ter zake van de onwaarschijnlijke bedragen niet onderbouwd, terwijl [eisers] betwist dat de pandlijst onjuistheden bevat. Evenmin heeft ‘V’ Beheer onderbouwd waarom de rangschikking op polisnummer onaanvaardbaar zou zijn. Dat een andere rangschikking mogelijk handiger zou zijn geweest, maakt de gekozen rangschikking nog niet onacceptabel.
4.14. Onduidelijk is wat ‘V’ Beheer c.s. bedoeld met haar stelling dat er niet is ondertekend. Ter zitting heeft ‘V’ Beheer c.s. verwezen naar artikel 3.1 van de pandakte (zie 2.4.), maar daaruit blijkt alleen van een verplichting tot ondertekening van aanvullende pandakten. De door [eisers] te verstrekken pandlijst valt daar niet onder.
Bovendien blijkt uit het dictum van het arrest van 6 maart 2012 niet van een verplichting tot ondertekening van de te verstrekken pandlijst.
4.15. Voor zover – anders dan onder 4.7. aangenomen – ‘V’ Beheer zich ter effectuering van haar pandrecht rechtstreeks tot de verzekerden zou dienen te wenden, beschikt zij middels de pandlijsten over voldoende informatie om dit met betrekking tot het allergrootste gedeelte van de verzekerden te bewerkstelligen. Ook aldus wordt aan het doel en de strekking van de veroordeling voldaan.
4.16. Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat [eisers] met betrekking tot het verstrekken van de pandlijst per 6 juni 2012 heeft voldaan aan het doel en de strekking van de veroordeling, zodat aangenomen wordt dat [eisers] aan dit deel van het arrest d.d. 6 maart 2012 heeft voldaan. Naar voorlopig oordeel heeft ‘V’ Beheer c.s. ten aanzien van dit deel van het arrest dan ook geen belang (meer) bij voortzetting van de executie.
De overige stellingen en verweren – die overigens in feite ook zien op inhoudelijke bezwaren tegen het arrest d.d. 29 mei 2012 en de vonnissen van 29 mei 2012 en 6 juni 2012, waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent – kunnen daarom buiten beschouwing worden gelaten.
4.17. [eisers] is bij arrest van 6 maart 2012 ook veroordeeld om, zolang de hoofdvordering verhoogd met rente niet is voldaan, met ingang van 1 juli 2012 ieder kwartaal uiterlijk de veertiende werkdag van dat kwartaal aan ‘V’ Beheer c.s. een pandlijst (geprint of digitaal) te verstrekken met gegevens naar de toestand van de eerste dag van dat kwartaal. In rechtsoverweging 4.13. van het vonnis van 29 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter beslist dat binnen dat kort geding niet kon worden aangenomen dat de door [eisers] verschuldigde koopsom na overmaking van het bedrag van € 1.123.722, 18 begin april volledig is voldaan. De onderhavige procedure leent zich er niet voor om van dit oordeel af te wijken, terwijl [eisers] in de onderhavige procedure ook geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Dit betekent dat op [eisers] (vooralsnog) de verplichting rust om ieder kwartaal een (herziene) pandlijst aan ‘V’ Beheer te verstrekken.
4.18. Ter zitting heeft [eisers] een pakket papieren en een USB-stick aan ‘V’ Beheer overhandigd. Volgens [eisers] betrof het de pandlijst over het eerste kwartaal met ingang van 1 juli 2012 als bedoeld in het dictum van het arrest van 6 maart 2012. Hoewel de voorzieningenrechter het pakket papieren en de inhoud van de USB-stick niet heeft gecontroleerd, wordt er voorshands van uitgegaan dat [eisers] de pandlijst over het eerste kwartaal met ingang van 1 juli 2012 aan ‘V’ Beheer c.s. heeft overhandigd.
‘V’ Beheer heeft zich op het standpunt gesteld dat de pandlijst prematuur – immers op 28 juni 2012 in plaats van op 1 juli 2012 – is ingediend. Hoewel de pandlijst naar de letter van het arrest d.d. 6 maart 2012 drie dagen te vroeg is verstrekt, rechtvaardigt zulks naar voorlopig oordeel niet dat daarmee dwangsommen zijn verbeurd, nu onaannemelijk is dat de inhoud van de thans overgelegde pandlijst substantieel afwijkt van de pandlijst die op 1 juli 2012 zou zijn verstrekt. ‘V’ Beheer is dan ook naar het zich laat aanzien vanwege de vroegtijdige verstrekking van de pandlijst niet in haar belangen geschaad.
4.19. Aangezien op voorhand niet kan worden vastgesteld of [eisers] aan haar toekomstige verplichting tot het verstrekken van pandlijsten zal voldoen, kan het gevorderde verbod tot tenuitvoerlegging van het arrest van 6 maart 2012 niet worden toegewezen. Het verbod tot tenuitvoerlegging zal derhalve worden beperkt tot 14 dagen na 1 oktober 2012 (dat wil zeggen 15 oktober 2012) op hierna te melden wijze. Het verbod geldt zowel voor Van de Vijfeiken als voor ‘V’ Beheer Rotterdam B.V., nu beide partijen betrokken waren bij de procedure bij het gerechtshof ’s-Gravenhage en gebleken is dat het arrest mede namens [gedaagde 1] aan [eiser 1] is betekend.
4.20. De voorzieningenrechter wijst erop dat indien [eisers] met de in deze procedure overgelegde pandlijst vergelijkbare pandlijsten tijdig aan ‘V’ Beheer zal verstrekken, zij ook ten aanzien van die pandlijsten na 15 oktober 2012 in beginsel geen dwangsommen zal verbeuren.
4.21. Nu het – primair – gevorderde grotendeels wordt toegewezen, wordt aan het subsidiair gevorderde niet meer toegekomen.
4.22. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
4.23. 'V' Beheer c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij – hoofdelijk – in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.467,17
5. De beslissing
De voorzieningenrechter,
5.1. verbiedt ‘V’ Beheer c.s. het door het Gerechtshof ’s-Gravenhage tussen partijen gewezen arrest d.d. 6 maart 2012 (met zaaknummer 200.006.832) tot 15 oktober 2012 verder ten uitvoer te leggen, door dwangsommen te incasseren die na 6 juni 2012 beweerdelijk verbeurd zouden zijn;
5.2. veroordeelt 'V' Beheer c.s. om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
5.3. veroordeelt 'V' Beheer c.s. – hoofdelijk – in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.467,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. van Gulick, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
2021/676